Dmitri Sjostakovitsj

Dmitri Sjostakovitsj

Composer

De Sovjetcomponist

Dmitri Sjostakovitsj was een van de grootste componisten van de 20ste eeuw. Hij was de enige Sovjet-componist die zijn hele leven in de Sovjet-Unie is blijven wonen. Hoewel hij vooral bekend werd door zijn symfonieën en strijkkwartetten heeft Sjostakovitsj ook balletten en opera’s geschreven. Lady Macbeth van Mtsensk behoort tot de meest uitdagende werken uit de muziekgeschiedenis. Het Nationale Ballet voerde in 2017 een eerbetoon aan de componist uit in de voorstelling Shostakovich Trilogy.

  • Dmitri Sjostakovitsj: 25 september 1906 (St. Petersburg) – 9 augustus 1975 (Moskou)
  • Belangrijkste werken: 15 symfonieën, 15 strijkkwartetten, Lady Macbeth van Mtsensk, diverse soloconcerten, Pianotrio nr. 2, Pianokwintet, muziek voor 35 films
  • Stroming: romantiek, modernisme, socialistisch realisme
  • Gezin: drie keer getrouwd, twee kinderen uit eerste huwelijk

“Chaos in plaats van muziek”
Lady Macbeth van Mtsensk werd al een paar jaar met veel succes uitgevoerd toen Stalin en een paar prominente partijleden op 26 januari 1936 besloten om een uitvoering bij te wonen. Twee dagen later verscheen er een artikel in de partijkrant Pravda onder de titel Chaos in plaats van muziek waarin Sjostakovitsj volledig werd afgebrand. Zijn opera zou ‘vulgair’, ‘formalistisch’ en ‘grof’ zijn en het zou slecht met hem aflopen als hij zijn artistieke talenten niet beter zou gebruiken. Ook zijn eerdere opera De Neus (1928) werd met de grond gelijk gemaakt. Daarna heeft Sjostakovitsj geen grote opera’s meer voltooid, hoewel hij een aantal pogingen ertoe deed. Wel voltooide hij nog een operette, Moskou, Tsjeremoesjki (1958).

Sjostakovitsj en het ballet
Sjostakovitsj’ ballettalent onderging hetzelfde lot als zijn operatalent: na het artikel in de Pravda schreef hij geen balletten meer. Tegen die tijd had hij er al drie voltooid: De Gouden Eeuw (1930), De Bout (1931) en De Heldere Beek (1935). De muziek van deze laatste werd ‘banaal en simpel’ gevonden. Hoewel De Bout niet vaak meer opgevoerd wordt, hebben De Gouden Eeuw en De Heldere Beek na Sjostakovitsj’ dood nog enkele revivals gekend en worden ze met enige regelmaat uitgevoerd.

Jeugd en studie
Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj werd op 25 september 1906 in St. Petersburg geboren. Hij was een muzikaal wonderkind dat al op 9-jarige leeftijd pianoles kreeg en al vroeg probeerde te componeren. Toen hij 13 jaar was ging hij naar het conservatorium van St. Petersburg. In 1925 studeerde hij af met het schrijven van zijn Eerste Symfonie, die meteen heel succesvol was.

In 1927 kreeg hij opdracht van de propaganda-afdeling van de staatsmuziekuitgeverij om een werk te schrijven ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de revolutie. Daarop schreef Sjostakovitsj zijn Tweede Symfonie, voor koor en orkest. In hetzelfde jaar begon hij aan zijn opera De Neus. Deze bracht hem voor het eerst in de problemen. Hoewel het publiek matig positief was werd Sjostakovitsj in de media uitgebreid bekritiseerd en door de Russische Associatie van Proletarische Musici beschuldigd van formalisme.

Commissies voor muziektheater
In de periode na De Neus schreef Sjostakovitsj vooral voor muziektheater. Hij schreef muziek voor vele toneelstukken, een aantal films en voor zijn balletten. Nadat De Gouden Eeuw door de pers werd neergesabeld wilde Sjostakovitsj alleen nog maar commissies doen waar hij zelf ook enthousiast over was. Niettemin schreef hij nog twee balletten zonder succes en vele toneelwerken waar hijzelf niet tevreden over was. Er moest tenslotte brood op de plank komen.

Huwelijk en veroordeling
In 1932 voltooide hij zijn tweede opera, Lady Macbeth van Mtsensk. Het werd een enorm succes. Met de opbrengsten kon hij een appartement kopen voor hemzelf en zijn kersverse vrouw, Nina Varzar. Ze hadden een open huwelijk, maar toch verkeerde het in 1934 in crisis toen Sjostakovitsj verliefd werd op een jonge studente. Er volgde zelfs een korte scheiding, maar al gauw kwamen ze weer bij elkaar toen Nina zwanger werd van hun eerste kind, dochter Galina.

Toen in 1936 het artikel in de Pravda verscheen werd Sjostakovitsj in de ban gedaan. Geen enkel orkest en geen enkel theater wilde zijn muziek nog uitvoeren uit angst daarmee zelf verdacht te worden. Het artikel was overigens niet alleen tegen Sjostakovitsj gericht; het was een waarschuwing aan alle componisten die niet genoeg in socialistisch realistische stijl schreven.

Vijfde Symfonie
Met het schrijven van zijn Vijfde Symfonie (1937) wist Sjostakovitsj zich weer te rehabiliteren. De Sovjetleiders zagen een werk met een gemakkelijk idioom en een finale die de kracht en overwinning van het communisme vierde. Het volk had echter het Largo begrepen, met schrijnende melodieën die reminiscent zijn aan Mahlers Das Lied von der Erde. Sjostakovitsj was jaren eerder in contact met Mahlers muziek gekomen via zijn nieuwe vriend Ivan Sollertinski, een joodse hoogleraar en overtuigd Mahlerdevoot aan wiens nagedachtenis Sjostakovitsj zijn beroemde Tweede Pianotrio (1944) zou opdragen. Alle kritieken, ook de officiële, waren bijzonder positief, en Sjostakovitsj’ reputatie werd weer in ere hersteld.

Tweede Wereldoorlog
Na zijn rehabilitatie werd Sjostakovitsj benoemd tot docent compositie aan het conservatorium van Leningrad. Twee jaar later werd het docentschap een hoogleraarschap. In deze periode voltooide hij zijn Eerste Strijkkwartet (1937), Zesde Symfonie (1939), en Pianokwintet (1940). Voor het kwintet ontving hij de Stalinprijs 1e klas. Verder schreef hij vooral filmmuziek. In 1941 vielen de nazi’s ook Rusland binnen. Sjostakovitsj wilde in Leningrad blijven en werd lid van de vrijwillige brandweer.

Tijdens de oorlog schreef Sjostakovitsj zijn tweeluik, de Zevende en Achtste Symfonie, die als grote oorlogssymfonieën de boeken ingingen. Waar de Zevende (1942) een groots optimistisch werk is met een energieke mars en een triomferende finale, is de Achtste (1944) een somber en pessimistisch werk dat de slachtoffers en de vernietiging door de oorlog centraal stelt. In eerste instantie weigerde Sjostakovitsj Leningrad te verlaten. Hij schreef de eerste drie delen van de Zevende tijdens de belegering. Daarna kon hij vluchten naar Kuybïshev, waar vele kunstenaars en intellectuelen heen geëvacueerd waren. Daar voltooide hij het vierde deel. Vlak voor de première werden overal luidsprekers neergezet die aangesloten waren op de radiozender die het concert uitzond, zodat zowel de inwoners van Leningrad als de Duitse troepen het konden horen. Het werd een van de grootste morele overwinningen uit de geschiedenis.

Tweede veroordeling
In 1948 hield Andrej Zjdanov, de cultureel partijideoloog, een toespraak voor de unie voor Sovjet-componisten waarin hij Sjostakovitsj, Prokofiev, Katchaturian en vele anderen veroordeelde vanwege hun vermeende formalisme. Opnieuw werd Sjostakovitsj in de ban gedaan. Deze keer schreef hij geen grote symfonie. In plaats daarvan publiceerde hij een artikel waarin hij door het stof ging. Zijn emotionele Eerste Vioolconcert uit 1948 -opgedragen aan topviolist David Oistrakh- trok hij terug. In de daarop volgende jaren schreef hij een aantal massaliederen, twee strijkkwartetten, filmmuziek voor procommunistische films en het oratorium Lied van de Wouden, een lofzang op Stalins herbebossingsbeleid. Ook hiervoor kreeg hij een Stalinprijs en hoewel hij goed in de gaten werd gehouden, was de druk weer van de ketel. In 1949 werd Sjostakovitsj naar een vredesconferentie in New York gestuurd, waar hij het cultuurbeleid van de Sovjet-Unie moest toelichten en verdedigen.

Jaren vijftig
Na de dood van Stalin kreeg Sjostakovitsj veel meer ruimte. Een aantal werken die hij voorheen niet had durven publiceren kregen een première en Sjostakovitsj schreef een nieuwe symfonie, zijn Tiende (1953). In 1954 overleed zijn vrouw Nina. In deze jaren schreef hij vooral liederen en filmmuziek. Het Tweede Pianoconcert (1957) is een luchtig werk dat Sjostakovitsj schreef voor het eindexamen van zijn zoon Maxim. In hetzelfde jaar begon hij aan zijn Elfde Symfonie over de gebeurtenissen op ‘bloedige zondag’ 22 januari 1905, die leidden tot de revolutie van 1905. Het werd een angstaanjagend realistisch stuk, waarin de gebeurtenissen als een muzikaal verhaal verbeeld worden. Sjostakovitsj verwerkte er verscheidene revolutionaire liederen in. Hij kreeg er een Stalinprijs voor en de symfonie werd ook in het Westen beroemd. Toch is het werk niet zomaar een herdenking van de revolutie. Sjostakovitsj zou de muziek ook geïnspireerd hebben op de Hongaarse revolutie van 1956, een jaar voordat hij het stuk schreef. Zijn schoonzoon heeft verklaard dat de titel eigenlijk niet ‘1905’, maar ‘1906’ moet zijn. Daarmee zou de symfonie opgevat moeten worden als een requiem voor Sjostakovitsj’generatie. Het feit dat Sjostakovitsj thema’s uit dit stuk heeft hergebruikt in zijn beroemde Achtste Strijkkwartet (1960), geschreven als een obituarium voor hemzelf, is in dit licht veelzeggend.

Babi Yar
In 1961 schreef Sjostakovitsj opnieuw een symfonie over een revolutie. De Twaalfde Symfonie gaat over de revolutie van 1917. De symfonie is qua structuur en idioom erg vergelijkbaar met de Elfde Symfonie, maar het mist de diepgang en directheid van dat stuk. Het werd dan ook kritisch ontvangen, zowel in de Sovjet-Unie als in het Westen. In het Westen vond men Sjostakovitsj erg oppervlakkig en opportunistisch, terwijl hij in de Sovjet-Unie juist gehekeld werd omdat de Twaalfde Symfonie niet zo episch als de Elfde was.

In hetzelfde jaar kreeg zijn Vierde Symfonie na 25 jaar eindelijk haar première. Een paar maanden later begon Sjostakovitsj aan het stuk dat het zwartste van zijn hele oeuvre zou worden: zijn Dertiende Symfonie, met de bijnaam Babi Yar. De vijf delen van de symfonie verklanken elk een gedicht van Jevtoesjenko. Deze gedichten gaan respectievelijk over antisemitisme, de kracht van humor, de ontberingen van vrouwen, angst en bureaucratie. In het eerste deel wordt het beeld opgeroepen van het ravijn bij Babi Yar, in Oekraïne, waar de nazi’s ruim 100.000 joden executeerden.

Laatste jaren
De Dertiende Symfonie is het laatste werk waarin Sjostakovitsj nog onverholen kritiek uitte. Zijn gezondheid ging sterk achteruit. In 1960 was hij -waarschijnlijk onder druk- lid geworden van de communistische partij en er verschenen artikelen onder zijn naam die niet door hemzelf waren geschreven  in de Pravda. Daarin werden allerlei muziekpraktijken van andere componisten gehekeld. In 1962 trouwde hij voor de derde keer. Zijn nieuwe vrouw, Irina Supinskaja, was 27 jaar jonger dan hij, maar het huwelijk was heel gelukkig. Vanaf 1958 begon hij steeds meer last te krijgen van zijn rechterhand, waar in 1966 een vorm van polio werd geconstateerd. Daardoor kon hij steeds minder goed piano spelen en in 1966 gaf hij dan ook zijn laatste publieke concert.

De muziek die hij in deze periode schreef werd steeds introverter. In 1973 werd er longkanker bij hem geconstateerd, met uitzaaiingen naar andere organen. Zijn lichaam verzwakte en hij had veel moeite met bewegen. Zijn laatste werken zijn voornamelijk kamermuziekwerken en vocale werken die zich bezig houden met de thema’s leven en dood. Zijn laatste strijkkwartetten zijn erg desolaat van sfeer. Als allerlaatste werk schreef Sjostakovitsj zijn Altvioolsonate, die hij een maand voor zijn dood voltooide. Op 9 augustus 1975, aan het begin van de avond, raakte hij in ademnood. Hij raakte bewusteloos en stierf ruim een half uur later.