boheme_0.j

Waarom iedereen van La bohème houdt

16 november 2017

Door de meesterlijke balans tussen komedie en tragedie, en de schitterende melodieën behoort Giacomo Puccini’s La bohème (1896) tot een van de meest geliefde opera’s. Bovendien biedt het stuk een aangrijpend verhaal over kameraadschap, liefde en de vergankelijkheid van het leven.

Met zijn hedendaagse enscenering wist regisseur Benedict Andrews in 2014 het Amsterdamse publiek te raken. Kasper van Kooten licht Andrews' interpretatie en de ontstaansgeschiedenis van de opera toe.

“Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we.” Deze beroemde openingszin van Nescio’s Titaantjes (1915) drukt een oergevoel uit, een verlangen naar een tijd waarin je niet veel had, maar wel elkaar. Een tijd waarin alles intenser was: liefde, vriendschap, idealen. Voor de een is het daadwerkelijk een herinnering aan vroeger, voor velen slechts een verlangen naar een minder burgerlijk bestaan. Elke generatie heeft zijn eigen bohème-verhaal. Voor babyboomers is het The Summer of Love, voor dertigers van nu de sitcom Friends. Puccini’s Bohème weet het operapubliek al meer dan honderd jaar met dezelfde thematiek te fascineren en te ontroeren.

BOHÈME-OORLOG

Het heeft wel enige tijd geduurd voordat Puccini’s opera tot het ultieme bohème-verhaal uitgroeide. Bovendien was het aanvankelijk niet de enige Bohème-opera. Puccini’s concurrent Leoncavallo werkte gelijktijdig ook aan een opera over dit thema, en het zou best kunnen dat Puccini en zijn uitgever Ricordi bewust hetzelfde onderwerp kozen om Leoncavallo en zijn uitgever Sonzogno een hak te kunnen zetten: de twee uitgevers verkeerden rond de eeuwwisseling namelijk in een permanente staat van oorlog.Puccini sloeg de eerste slag door zijn opera eerder in première te brengen. En na enkele jaren waarin de twee versies in populariteit gelijk opgingen, drukte Puccini’s succes de versie van zijn collega uiteindelijk in de vergetelheid.

HENRI MURGER

De handeling van La bohème is ontleend aan een verzameling tussen 1845 en 1849 gepubliceerde feuilletonbijdragen van de Franse schrijver Henri Murger. Deze verhalen zijn gebaseerd op Murgers eigen leven en gaan over een Parijse groep bohemiens: kunstenaars en studenten die in zelfverkozen armoede samenleven, met een duidelijke afkeer voor de bourgeoisie. De toon van deze stukken is eerder humoristisch dan sentimenteel. In 1849 werkte de auteur de losse episodes om tot een toneelstuk voor het Théâtre des Variétés. De dramatische focus kwam in deze versie op het karakter van Mimì te liggen, Rodolphes geliefde die uiteindelijk aan tuberculose sterft. Waar Mimì in het feuilleton nog een wispelturig en overspelig karakter had, versmelt ze in het toneelstuk met de engelachtige Francine, die ook jong sterft.

De al aanwezige parallellen met de handeling van de beroemde roman La dame aux camélias van Alexandre Dumas (de bron van Verdi’s Traviata), werden in het toneelstuk nog eens versterkt. De rijke oom van Rodolphe krijgt (net als Germont senior in Verdi’s opera) een prominente rol: hij probeert zijn neef ervan te overtuigen dat hij Mimì moet verlaten. Voor Puccini en zijn librettisten Illica en Giacosa vormde de meer lyrisch-sentimentele plot van het toneelstuk een betere basis voor een opera dan Murgers oorspronkelijke wijdlopige episodes. De al te openlijke overeenkomsten met La traviata vermeden ze echter door het prominente aandeel van de rijke oom te schrappen.

PUCCINI ALS BOHEMIEN

Hoewel Puccini Parijs nog nooit bezocht had toen hij aan de opera begon, was het leven van de bohemien hem wel vertrouwd. Tijdens zijn studiejaren in Milaan (1881-1883) leefde hij in soortgelijke omstandigheden, en deelde hij een kamer met collega-componist Mascagni. In december 1882 schrijft de jonge Puccini een brief aan zijn eigen ‘rijke oom’, met het verzoek om een hogere toelage, omdat hij geen geld meer heeft om brandhout te kopen en nauwelijks kan werken in de vrieskou. Hetzelfde probleem komt ook in de eerste akte van La bohème voor.

‘In december 1882 schrijft de jonge Puccini een brief aan zijn eigen ‘rijke oom’, met het verzoek om een hogere toelage, omdat hij geen geld meer heeft om brandhout te kopen en nauwelijks kan werken in de vrieskou’

Het citaat uit zijn Capriccio sinfonico waarmee de opera begint, vormt ook een verwijzing naar Puccini’s eigen bohemienschap. Hij schreef het immers tijdens zijn studentenjaren. Daarnaast zocht Puccini tijdens het componeren regelmatig het gezelschap op van een groep kunstenaars in de buurt van Torre del Lago, waarmee hij zelfs een ‘Club La Bohème’ oprichtte. Enkele karakters uit de opera modelleerde hij naar leden van dit gezelschap; zijn eigen karakter komt in Rodolfo tot uiting.

trailer van La bohème

Still la boheme website_2.

Ensembleopera

Hoewel de tragische liefdesgeschiedenis van Mimì en Rodolfo in La bohème een centrale rol speelt, vormen de kameraadschap en de levendige conversaties van de bohemiens een prominente omlijsting. Dit maakt het werk bij uitstek tot een ensembleopera. Bij de première in Turijn in 1896 gaf Puccini dan ook de voorkeur aan een organisch samenwerkende groep zangers boven een sterrencast. In vergelijking met bijvoorbeeld het vier jaar later geschreven Tosca zijn de rollen in La bohème eerder lyrisch dan dramatisch; ze kunnen prima door jonge zangers gezongen worden. Dit draagt uiteraard bij aan de dramatische geloofwaardigheid.

Compact

Wanneer Rodolfo tijdens de eerste akte zijn pas geschreven drama in het haardvuur gooit en het in een flits ziet wegfikken, prijst hij gekscherend de bondigheid van zijn eigen gedicht als een groot verdienste. Die beknoptheid zien we ook in La bohème terug en zij verklaart deels het succes van deze opera. De vier ‘quadri’ (scènes of tableaus) duren elk niet langer dan zo’n vijfentwintig minuten, en afgezien van de tweede scène wordt telkens toegewerkt naar een lyrische liefdesscène van Mimì en Rodolfo.

‘De compactheid en de focus op lyrische, emotionele scènes is vooral de verdienste van Puccini, die zijn librettisten telkens opnieuw de opdracht gaf om overbodigheden te schrappen’

De compactheid en de focus op lyrische, emotionele scènes is vooral de verdienste van Puccini, die zijn librettisten telkens opnieuw de opdracht gaf om overbodigheden te schrappen. Uiteindelijk leverde dit een opera op die zowel qua tekst als qua muziek buitengewoon samenhangend en vormbewust is. Zo vormen de gebeurtenissen tijdens de vierde scène een sombere herhaling van de eerste scène, en keren tekstuele en muzikale motieven voortdurend terug.

Muziek

De terugkeer van melodieën heeft raakvlakken met Wagners leidmotieftechniek, maar wijkt er tegelijkertijd van af. De betekenis van prominente melodieën is bij Puccini meestal losser en gevoelsmatiger. De veelvuldige herhaling van motieven zorgt er wel voor dat ze steeds indringender worden ervaren. Al bij Mimì’s opkomst in de eerste akte horen we in de muziek bijvoorbeeld zowel verwijzingen naar haar schoonheid als naar haar ziekte, en deze schaduwzijde grijpt het publiek langzaam bij de keel. Wanneer Mimì in de vierde scène doodziek terugkeert, klinken haar melodieën in een zeer chromatische, Tristan-achtige variant, waarmee haar spoedige dood in de armen van haar geliefde al aangekondigd wordt. Minstens zo belangrijk als Wagners invloed zijn de lessen die Puccini uit Verdi’s Falstaff (1893) trok. De stromende conversatietoon en de ogenschijnlijke losheid van een buitengewoon gecoördineerd en serieus geschreven werk doen aan de laatste opera van deze grootmeester denken.

Hoewel La bohème een lyrisch werk zonder verheven pretenties is, zitten er genoeg vooruitstrevende, moderne aspecten in. Een voorbeeld daarvan is Puccini’s verklanking van de stad, bijvoorbeeld van de reuring in het Quartier Latin in de tweede scène. Even trefzeker is de schildering van sneeuwvlokken in de derde scène, die Debussy – bepaald geen Puccini-adept – toch als de meest geslaagde karakterisering van het Parijs van het fin-de-siècle beschouwde. Het is niet ondenkbaar dat de Fransman zich in de slotscène van zijn Pelléas et Mélisande liet inspireren door de ‘moderne’ manier waarop Mimì, zonder groots gebaar en omgeven door de andere karakters, geruisloos het leven laat. Door het slot – met Rodolfo’s melodramatische uitroepen en de orkestrale fortissimo-herhaling van Mimì’s tearjerker ‘Sono andati?’ – blijft Puccini uiteindelijk echter met één been in de Italiaanse, laatnegentiende-eeuwse traditie staan.

Ensceneringen

Doordat Bohème-ensceneringen tot een paar decennia terug vaak vasthielden aan negentiende-eeuwse decors en kostuums, is de moderniteit van het stuk een beetje ondergesneeuwd geraakt. De eerste regisseur die hier rigoureus een einde aan maakte, was de Australiër Baz Luhrmann, bekend van films als Romeo + Juliet (1996) en Moulin Rouge (2001). In zijn enscenering uit 1993 (Sydney) verplaatste Luhrmann de handeling naar het Parijs van de jaren vijftig, en werkte hij met zangers die even jong waren als de vroege twintigers uit het verhaal.

Sindsdien wordt steeds vaker afgeweken van een historische en realistische aankleding. De vertaalslag naar het heden heeft bijzondere vondsten opgeleverd. Zo ontmoeten Mimì en Rodolfo elkaar in de enscenering van Damiano Michieletto (Salzburg, 2012) tijdens de derde scène bijvoorbeeld in een desolate snackbar langs de snelweg.

‘De loft van Rodolfo en Marcello met IKEA-spullen komt dicht in de buurt van een hedendaags interieur van kunstacademiestudenten’

Benedict Andrews realiseert in zijn Amsterdamse enscenering een redelijk directe vertaling naar het heden. De loft van Rodolfo en Marcello met IKEA-spullen komt dicht in de buurt van een hedendaags interieur van kunstacademiestudenten. In de slotscène toont Andrews op het achtertoneel spelende kinderen in de lentezon en een gelukkig oud echtpaar. Die idylle vormt een wrang contrast met Mimì’s tragische lot, maar toont ook hoe nauw geluk en ongeluk, leven en dood met elkaar verweven zijn in de onvermijdelijke cyclus van het leven. Juist door het gebrek aan pathos wordt Mimì’s tragiek in Andrews’ enscenering levensechter, en het verdriet van Rodolfo en de anderen des te beter invoelbaar. De productie onderstreept dat het verhaal van La bohème, maar vooral ook Puccini’s meesterlijke muziek, nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.

 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Odeon 108.