Barbora Horáková: operaregisseur met een sterke basis als zangeres
Barbora Horáková maakt met het bijzondere project Missa in tempore belli haar debuut bij De Nationale Opera. In een nauwe samenwerking met artiesten vanuit verschillende disciplines, waaronder componist Janiv Oron, choreograaf Juanjo Arqués en video-artiesten Hervé Thiot en Simon Hänggi, maakt ze een voorstelling die vertrekt vanuit Haydns ‘Paukenmesse’. Een kennismaking met een veelzijdige regisseur die ooit haar carrière begon als operazangeres.
De Tsjechische Barbora Horáková begon al op vroege leeftijd met zingen. “Ik was een druk kind. Ik speelde piano, danste, deed aan tennis en ik zong in een koor. Vooral dat laatste was een grote passie.” Ze kreeg solo’s in het koor, en werd als kind regelmatig gecast voor operarollen op het grote podium. “Ik wilde graag verder met zingen en begon naast school al vroeg met mijn opleiding aan het conservatorium. Tijdens mijn studie kon ik optreden in de operahuizen waar ik als kind al had gezongen. Ze kenden me daar nog.”
Toen ze voor een zangwedstrijd naar Zwitserland afreisde, raadde een zangdocent haar aan om haar studie daar te vervolgen. “Ik verhuisde naar Zwitserland, en alles verliep volgens het boekje: na mijn afstuderen kwam ik in een operastudio terecht om me verder te ontwikkelen, en vervolgens kreeg ik een vast contract in Basel. In zo’n relatief klein theater met een vast ensemble krijg je ontzettend veel rollen te zingen. Ik stond zo’n 80 avonden in het jaar op het toneel.”
‘Op een dag, in de bus naar een voorstelling, realiseerde ik me dat ik wilde stoppen met zingen.’
Carrièreswitch
Toch voelde ze zich niet helemaal op haar plek. “Op een dag, in de bus naar een voorstelling, realiseerde ik me opeens dat ik wilde stoppen met zingen. Ik voelde me als zangeres een beetje eenzaam. Alles was afhankelijk van mijn stem. Als het met mijn stem goed ging, dan ging het met mij goed. Maar je stem zit hooguit een paar keer per jaar vanzelf op zijn plek. Daarnaast is het heel hard werken, oefenen, oefenen, oefenen en als de dood zijn dat je een verkoudheid oploopt. Als zanger ben je net een atleet. Je moet elke voorstelling presteren, en daarvoor moet je je levensstijl op een bepaalde manier inrichten.” De wereld van het theater wilde ze echter niet achter zich laten. “Naast mijn werk bij de opera werkte ik, met mijn man en een aantal andere artiesten, met kinderen uit arme gezinnen. Met hen maakte ik voorstellingen. Ik regisseerde en ontwierp de decors en kostuums. Ik wist door die ervaring ook al meteen wat ik in plaats van zingen wilde doen.”
Barbora meldde zich aan voor de regieopleiding aan de theateracademie in München, en werd toegelaten. “Maar al snel bood de intendant in Basel, die me al kende als zangeres, me een positie aan als assistent-regisseur. ‘Als assistent leer je veel meer’, zei hij tegen me. En hij had gelijk, want ik heb met veel steengoede regisseurs mogen werken in Basel, waaronder David Bösch en Calixto Bieito.”
Calixto Bieito
Bieito, die onlangs met Rudi Stephans opera Die ersten Menschen zijn visitekaartje afgaf in Amsterdam, speelde een belangrijke rol in haar carrière. “Mijn eerste ervaring met Calixto was toen ik nog zong. We deden Janáčeks Uit een dodenhuis, en als Tsjechische was ik door het theater gevraagd voor taalcoaching. Maar toen de regie-assistent ziek werd, ben ik ook daarvoor ingesprongen. Ik ging er vol voor en blijkbaar maakte dat indruk, want jaren later werd ik opeens gebeld door zijn agent. ‘Calixto stelt voor dat jij deze productie elders instudeert.’ Ik zei ‘ja’, maar kwam er al snel achter dat er niets meer over was van de oorspronkelijke productie. Geen regieboeken, geen fatsoenlijk videomateriaal, niets. Ik had alleen beeldmateriaal van een korzelige videocamera achter in de zaal die de hele voorstelling ingezoomd had gestaan op slechts een klein deel van het podium.”
“De presentatie van de productie bij de aftrap van de repetities deed ik samen met Calixto. Na afloop zei hij ‘Good luck!’ en ik zou hem pas weer zien bij de première. Ik heb toen ontzettend hard gewerkt. Ik stond iedere dag op rond een uur of zes ‘s ochtends om de repetities tot in de details voor te bereiden en sliep pas diep in de nacht. Op het podium stonden zo’n 80 mannen, die ieder tot in de fijnste details geregisseerd moesten worden, grotendeels op basis van mijn herinnering en intuïtie. Na de première zei Calixto tegen me: ‘Ik moet er even van gaan liggen hoor. Mijn hemel, heb ik dit allemaal gemaakt?’ Dat is het mooie aan Calixto. Hij geeft heel veel ruimte en vertrouwen. Ik heb in de jaren na die ervaring vaak als co-regisseur met hem gewerkt, en hij nodigt me nu ook vaak als zelfstandig regisseur uit voor producties in zijn Teatro Arriaga in Bilbao.” De omschrijving Bieito-adept doet Barbora Horáková echter geen recht. “Ik heb van alle regisseurs waarmee ik gewerkt heb veel geleerd, maar ik heb toch echt ook een eigen stijl en werkwijze ontwikkeld.”
‘Het is voor mij belangrijk om onder de huid van personages te kruipen.’
Eigen signatuur
Wat haar signatuur is? “Mijn werk heeft in zekere zin iets installatiefs. Met verschillende elementen creëer ik beelden en tableaus. Tegelijkertijd is het voor mij echter ook ontzettend belangrijk om de personages op het toneel uit te diepen en onder hun huid te kruipen. Dat doe ik ook bij Missa in tempore belli, al is dat natuurlijk een bijzondere uitdaging. Anders dan een opera, vertelt een mis op zichzelf geen verhaal. De solisten zijn geen personages en de gezongen tekst ligt volledig vast. Om deze mis toch te ensceneren heb ik de solisten zelf achtergrondverhalen gegeven. Deze verhalen worden, behalve door de zangers, in een choreografie van Juanjo Arqués door de dansers van Het Nationale Ballet verder geïllustreerd en uitgediept. De vier solisten zijn stuk voor stuk op zoek naar iets om in te geloven, nadat ze in de knel zijn gekomen met de strikte opvattingen over goed en fout die vaak bij religieuze instituties komen kijken.”
Een ander handelsmerk van Barbora Horáková is dat ze graag samenwerkt met artiesten uit andere disciplines. “Het zou zomaar de reden kunnen zijn dat directeur Sophie de Lint me heeft gevraagd voor dit specifieke project. Met elektronisch componist Janiv Oron heb ik bijvoorbeeld al eerder gewerkt aan Monteverdi’s L’Orfeo en Purcells Dido and Aeneas. In die laatste productie heb ik gesproken teksten van Christopher Marlowe ingevoegd, en daarvoor maakte Janiv de aanvullende elektronische composities. Dat werkte destijds zo ontzettend goed, dat ik meteen wist dat ik Janiv ook wilde hebben voor dit project. Zijn composities contrasteren met de muziek van Haydn. Hij geeft een sterke tegenkleur, die mij de mogelijkheid biedt om de personages verder uit te diepen. Het zijn samenwerkingen als deze die mij als regisseur voeden en inspireren.”
Tekst: Laura Roling
Headerfoto: Gerard Colltett
Repetitiefoto: Milagro Elstak