Driemaal Sjostakovitsj
Tekst: Francis Maes
Choreograaf Alexei Ratmansky huldigt Sjostakovitsj met een trilogie – de Shostakovich Trilogy – die representatief is voor drie fasen in de ontwikkeling van de componist.
Het Eerste Pianoconcerto (1933) staat voor de eerste periode (1926-1936), die wordt gekenmerkt door exuberante fantasie en een geest van ontdekking en experiment. De Negende Symfonie (1945) vormt de afsluiting van de oorlogsjaren. De Kamersymfonie opus 110a is een bewerking voor strijkorkest van Rudolf Barshai van het Achtste Strijkkwartet (1960), dat kan doorgaan voor de meest karakteristieke compositie van het Chroestsjovtijdperk.
De selectie van Ratmansky beantwoordt niet meteen aan het standaard beeld dat vele muziekliefhebbers over Sjostakovitsj hebben. Meestal wordt hij geassocieerd met de gekwelde figuur die spreekt uit Testimony van Solomon Volkov en recent nog uit de roman Het tumult van de tijd van Julian Barnes. Over de getrouwheid van dit portret is al veel geschreven. Wat in de recente Sjostakovitsj-studie stilaan vaststaat, is de bevinding dat het beeld van de gekwelde, heimelijk dissidente componist weliswaar niet onjuist, dan toch eenzijdig en onvolledig is.
‘Wat in de recente Sjostakovitsj-studie stilaan vaststaat, is de bevinding dat het beeld van de gekwelde, heimelijk dissidente componist weliswaar niet onjuist, dan toch eenzijdig en onvolledig is’
De trilogie van Ratmansky schetst een evenwichtig beeld van zijn creatieve persoonlijkheid. De gekwelde Sjostakovitsj is zeker aanwezig in de Kamersymfonie opus 110a. Als er in zijn oeuvre een werk het label van innerlijke belijdenis verdient, is het dit wel. Het Eerste Pianoconcerto, daarentegen, dateert nog uit een tijd waarin de creativiteit van de eerste generatie van sovjet kunstenaars nog niet werd gehinderd door bevelen van hogerhand. Er waren rivaliserende groeperingen en bitsige ideologische twisten, maar de scherpe controle van de partijtop zou zich pas laten voelen vanaf 1936. De Negende Symfonie sluit de indrukwekkende reeks van oorlogssymfonieën af.
Dat Sjostakovitsj niet aan de verwachtingen voldeed door een lichtgewicht symfonie te schrijven in de plaats van een echte overwinningssymfonie kan erop wijzen dat hij rekende op een normalisering van het leven. Ook hier was het nog even wachten op de officiële reactie. In 1948 zou het liberale klimaat van de oorlogsjaren worden teruggeschroefd.
Vormevenwicht
De exacte titel van het Eerste Pianoconcerto luidt Piano Concerto nr. 1 in c-klein, voor piano, trompet en strijkorkest, opus 35. Sjostakovitsj verklaarde nadien dat hij het werk aanvankelijk als een trompetconcerto had gepland. De problemen die hij ondervond met de solistische uitwerking van de trompetpartij zetten hem ertoe aan de piano aan de bezetting toe te voegen. Het resultaat was dat de piano de trompet naar het tweede plan verdreef. Sjostakovitsj gebruikte het concerto om zijn plaats op het podium als pianist terug in te nemen na enkele jaren afwezigheid. De première op 15 oktober 1933 in Leningrad met het Leningrad Philharmonisch Orkest onder leiding van Fritz Stiedry was een succes.
Beluister het via Spotify:
Met het concerto zette Sjostakovitsj een belangrijke stap in de richting van een eigen verwerking van de traditionele vormen. In de satirische werken die hij na zijn Eerste Symfonie had geschreven, was hij volop gegaan voor het experiment. In het concerto temperde hij zijn bijtende satirische stijl enigszins. Zijn herontdekking van vormevenwicht en emotionele uitdrukking zou leiden tot de klassieke toon van de Cellosonate, en later van de Vijfde Symfonie en het Pianokwintet. Dit betekent echter niet dat de geest van satire en parodie volledig afwezig zou zijn in het pianoconcerto. De partituur barst van de komische allusies, zowel op klassieke modellen – Beethoven en Haydn sonaten, of Beethovens geestige Rondo alla ingharese quasi un capriccio, ook bekend onder de titel Die Wut über den verlorenen Groschen – of volksliedjes (Oh du lieber Augustin, Poor Mary). In de finale citeert Sjostakovitsj een thema uit zijn toneelmuziek voor een Music Hall productie, Dood verklaard, dat Sjostakovitsj eerder had gebruikt als toevoeging aan een productie van de opera Arme Columbus van Erwin Dressel.
Beluister het laatste deel van het Eerste Pianoconcerto via Spotify:
De negende
In 1944 kondigde Sjostakovitsj aan dat hij een ‘echte Negende’ zou schrijven voor solisten, koor en orkest om de overwinning te vieren. Ondertussen zijn de schetsen van de geplande Negende teruggevonden en kan de getuigenis van de componist worden bevestigd. Toch besloot Sjostakovitsj om zijn plannen te wijzigen. De Negende Symfonie (1945) heeft niets van een triomfantelijke viering. Naar de reden van die koerswijziging blijft het gissen. Waarschijnlijk was Sjostakovitsj ontevreden met wat hij had geschreven of had hij nood aan een creatief intermezzo in een andere toon.
Toen Sjostakovitsj en Svjatoslav Richter de symfonie voorspeelden voor collega’s en functionarissen viel het verschil in toon met de voorgaande oorlogssymfonieën wel op, maar bleef de reactie positief. Niemand twijfelde eraan dat de beloofde overwinningssymfonie nog zou komen. Ook de eerste persreacties waren bemoedigend. Slechts een minderheid tekende bezwaar aan bij de lichte toon van het werk.
‘Van hogerhand werd beslist dat de Negende een provocatie vormde en daarom niet als een belangrijk werk van Sjostakovitsj mocht worden bekroond’
Tijdens de besprekingen door het comité dat besliste over de toekenning van de Stalinprijs bleef de toon optimistisch. De premières in Leningrad en Moskou onder leiding van Mravinski bleken een succes. Dat de partijtop toch zwaar tilde aan de lichte toon blijkt uit het feit dat ze de voordracht van de symfonie voor een Stalinprijs “Tweede Klasse” tegenhield. Van hogerhand werd beslist dat de Negende een provocatie vormde en daarom niet als een belangrijk werk van Sjostakovitsj mocht worden bekroond.
Beluister het eerste deel van de Negende Symfonie via Spotify:
Of Sjostakovitsj zijn Negende al dan niet bewust als een provocatie had opgevat valt niet op te maken uit de overgebleven getuigenissen. Wellicht volgde hij zijn eigen artistieke impuls zonder al te veel berekening. Dat hij zijn individualiteit als kunstenaar bleef koesteren tegen elke maatschappelijke druk in was op zich al een statement. Na de oorlog koesterden velen de hoop dat de periode van gedachtecontrole achter hen lag. Die illusie bleef in stand tot de scherpe ideologische repressie van 1948. Ondanks de lichte toon is de Negende Symfonie een complexe compositie met een grote onderhuidse spanning.
Autobiografisch
Het Achtste Strijkkwartet uit 1960 staat terecht bekend als de meest autobiografische compositie van Sjostakovitsj. Door het werk op te dragen aan de slachtoffers van het fascisme kon hij de intieme betekenis afschermen. Hij was naar Dresden gereisd om mee te werken aan de film Vijf dagen, vijf nachten van Leo Arnsjtam. Na zijn bezoek aan de ruïnes van Dresden trok hij zich terug in Gohrisch en schreef daar een andere compositie dan hij verwacht werd te maken. Op drie dagen tijd componeerde hij een strijkkwartet, waarvan een groot deel bestaat uit citaten uit zijn eigen oeuvre. Het kwartet begint met een aanzet tot een fuga op zijn initialen – DSCH: de omzetting in notennamen van zijn initialen in de Duitse translitteratie. De fuga wordt niet uitgewerkt, maar onderbroken voor een vijfdelige compositie die grotendeels bestaat uit citaten. Pas in het laatste deel wordt de fuga hernomen en voltooid.
‘De innerlijke paradox is een wezenlijk onderdeel van zijn creativiteit, met het Achtste Strijkkwartet als een van de onbetwiste hoogtepunten’
Sjostakovitsj beschreef het werk aan Isaak Glikman als zijn eigen requiem: “hoezeer ik ook mijn best deed om aan mijn verplichtingen te voldoen voor de film, kon ik het gewoon niet. In de plaats daarvan schreef ik een ideologisch mank kwartet waarop niemand zit te wachten. Ik moest eraan denken dat na mijn dood wellicht niemand een werk zou componeren ter herinnering aan mij. Daarom besloot ik zo’n werk zelf te schrijven. Op het titelblad zou je kunnen schrijven: ‘ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet’….” Sjostakovitsj somt de citaten op die hij heeft verwerkt. Ze komen zowel uit eigen werk (de symfonieën 1, 5, De Lady Macbeth van Mtsensk, Pianotrio nr. 2) als uit klassiekers van Tsjaikovski (Symfonie nr. 6) en Wagner (Götterdämmerung).
“Met andere woorden: een allegaartje. De pseudotragiek van dit kwartet is zo groot dat bij het componeren mijn tranen zo overvloedig stroomden als urine na een half dozijn glazen bier. Toen ik thuiskwam, probeerde ik het tweemaal te spelen en stortte ik opnieuw tranen. Deze keer echter niet vanwege de pseudotragiek, maar uit verbazing over de prachtige eenheid van de vorm. Misschien speelde hier een zeker enthousiasme voor de eigen persoon een rol, dat wel vlug voorbij zal gaan en een kater in de vorm van zelfkritiek zal nalaten.”
De biografische achtergrond van de compositie was de complexe emotionele toestand van de componist bij zijn beslissing om toe te treden tot de communistische partij. In tegenstelling tot Stalin verwachtte Chroestsjov van grote kunstenaars dat ze zich openlijk bekenden tot de communistische partij. De emoties van Sjostakovitsj waren tegenstrijdig. Aan de ene kant voelde hij zich beschaamd om zijn innerlijke lafheid, zijn onvermogen om voor zijn principes uit te komen. Aan de andere verlangde hij ernaar om een publieke rol te spelen. De beide aspecten blijken zowel uit zijn daden als uit zijn muziek. Die complexe samenloop van tegenstrijdige ambities maakt een definitieve lezing van zijn muziek precies zo moeilijk. De innerlijke paradox is een wezenlijk onderdeel van zijn creativiteit, met het Achtste Strijkkwartet als een van de onbetwiste hoogtepunten.
Beluister het eerste deel van het Achtste Strijkkwartet via Spotify:
Alexei Ratmansky
Het is een bijzondere eer dat Alexei Ratmansky – een van de meest veelgevraagde topchoreografen van dit moment – de Europese première van zijn trilogie aan Het Nationale Ballet gunt. Hij maakte Shostakovich Trilogy in 2013 als coproductie van American Ballet Theatre en San Francisco Ballet. In Shostakovich Trilogy komt het werk van twee revolutionaire kunstenaars samen. Het is het meest persoonlijke werk van de Russisch-Amerikaanse choreograaf, waarin hij de complexe relatie met zijn geboorteland onderzoekt. Tegelijk is het een sfeerschets van het leven en de carrière van zijn favoriete componist Dmitri Sjostakovitsj, die leefde in de beklemmende greep van het Sovjetregime.
Na zijn carrière als danser, was Ratmansky van 2004 tot 2008 artistiek directeur van het Bolsjoi Ballet en sinds 2009 is hij vaste choreograaf bij het American Ballet Theatre. In 2010 maakte hij exclusief voor Het Nationale Ballet een nieuwe versie van Don Quichot. In 2011 creëerde Ratmansky Souvenir d’un lieu cher voor HNB (onlangs weer te zien in Made in Amsterdam) en in 2014 ging zijn Firebird er in première, in coproductie met American Ballet Theatre.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Odeon 106.