‘Elk werk dat ik maak, moet een eigen wereld zijn’
Sedrig Verwoert over zijn stukken in Dancing Diversity en de dansers in de hoofdrollen
Kwetsbaarheid, integriteit en verbondenheid. Het zijn waarden die een rode draad vormen in het werk van danser, choreograaf en Young Creative Associate van Het Nationale Ballet Sedrig Verwoert. Tijdens het Black Achievement Month-programma Dancing Diversity toont Verwoert zijn veelzijdigheid als maker én uitvoerend artiest met twee solo’s voor HNB-dansers Sebia Plantefève-Castryck en Davi Ramos, en The Ritual: een duet dat hij danst met Alanna Archibald, op live muziek van Ranie Ribeiro en Phantom Wizard (Isha Forster). Hij vertelt over zijn choreografieën en de samenwerkingen die hij daarvoor aanging.
Met de dansers voor wie je de twee solo’s maakte – vooral met Sebia – heb je al lang een nauwe band. Hoe is dit zo ontstaan?
“Sebia ken ik al meer dan twaalf jaar. In eerste instantie was dat via haar zus, die het seizoen van So You Think You Can Dance heeft gewonnen waar ik destijds ook aan heb meegedaan. Vier jaar geleden hebben Sebia en ik elkaar opnieuw ontmoet bij Het Nationale Ballet en heb ik de solo The Hard Rocks Will Seem Soft To Us voor haar gemaakt. Zij was toen net aangenomen bij de Junior Company en ik was kort daarvoor begonnen met choreograferen voor Het Nationale Ballet. Ik vond het iets heel goeds dat zij bij het gezelschap werd aangenomen, want er waren – en zijn – hier bijna geen zwarte dansers, terwijl er zo veel zijn die wachten op zo’n kans. Dat wij, een zwarte danseres en een zwarte choreograaf, destijds ongeveer tegelijkertijd bij Het Nationale Ballet begonnen, voelde voor mij als iets heel bijzonders. Dat alles komt samen in The Hard Rocks Will Seem Soft To Us.”
Wat maakt Sebia als danser zo bijzonder?
“Al het materiaal dat Sebia aangeleerd krijgt, vormt zich als het ware meteen naar haar lichaam. Ze beweegt op een heel eerlijke manier en ik kan er altijd vanuit gaan dat ze op integere wijze omgaat met de kennis die in de ruimte wordt gedeeld wanneer we samen werken. Daarom kan ik haar volledig vertrouwen, en dat is heel waardevol. Sebia is een van de dansers die ik altijd zal benaderen wanneer ik hier iets mag maken. She’s my girl.”
En hoe zit dat met Davi?
“Met Davi werk ik ook al ongeveer vier jaar samen, sinds hij de overstap maakte van de Junior Company naar Het Nationale Ballet. Wat werken met hem voor mij persoonlijk zo mooi maakt, is dat onze lijven op elkaar lijken. Zelf vond ik het als danser altijd heel bijzonder om met een zwarte choreograaf te werken, omdat je dan een uitgangspunt hebt om dezelfde informatie over te brengen. Daarbij is Davi is zo’n danser die echt opvalt op het toneel. Ik zeg altijd: ‘Davi transformeert.’ Hij kan een prins zijn – heel elegant – maar ook op een organische, bijna dierlijke manier bewegen. Dat is een mooie kwaliteit.”
Transformatie is ook belangrijk thema in de solo die je afgelopen seizoen voor Davi maakte: Slightly Damp In A Misty Street. Waar gaat dat werk precies over?
“De solo verbeeldt Davi’s kwetsbaarheid en zowel zijn vermogen om zich als danser te transformeren als de transformatie die hij de afgelopen jaren heeft doorgemaakt als artiest – en dan ook nog eens een die uit Brazilië komt, uit een heel andere cultuur. Het werk gaat daardoor ook over het waarmaken van je dromen in een witte wereld, zonder de geluiden van thuis te vergeten.”
“Slightly Damp In A Misty Street en The Hard Rocks Will Seem Soft To Us zijn twee van de in totaal drie solo’s die ik de afgelopen jaren heb gemaakt in het kader van de Black Achievement Month – al is ‘Slightly Damp’ uiteindelijk pas afgelopen juni, tijdens het International Young Patrons Gala, in première gegaan. Als je een werk in zo’n context maakt, wordt het al snel beladen, omdat het dan sowieso gaat over het vieren van de bijdragen van onderbelichte zwarte makers. Maar ik probeer het vooral te zien als iets wat ik cadeau kan geven aan een zwarte danser, en dat we vervolgens samen maken.”
Je maakte The Hard Rocks Will Seem Soft To Us en Slightly Damp In A Misty Street voor twee heel verschillende dansers en op verschillende momenten in je carrière. Hoe verhouden deze werken zich tot elkaar?
“In al mijn solowerken wil ik, behalve de technische capaciteiten van de dansers, ook hun kwetsbaarheid, tederheid en integriteit laten zien. Zo ook in deze twee. Daarnaast geldt voor al mijn werken dat het verhaal van de choreografie doorklinkt in alle creatieve keuzes in het werk. Mode en muziek spelen daarbij een belangrijke rol. Elk werk dat ik maak, moet een eigen wereld zijn; wanneer het doek opengaat, moet het publiek het gevoel krijgen echt ergens in te stappen. Wel zijn mijn werken allemaal in een lijn met elkaar verbonden, reacties op elkaar en daardoor onderdeel van één proces, één ongoing conversation.”
En hoe past The Ritual in die lijn?
“Ja, The Ritual… Het is bij al je eigen werken lastig om ze ‘van bovenaf’ te bekijken, maar bij The Ritual is dat misschien wel nog wel moeilijker, omdat daar nóg meer van ‘mij’ inzit dan in sommige andere werken. Het idee voor dit werk ontstond toen ik vorige zomer in Suriname was. Ik ben daar geboren, maar woon sinds mijn derde in Nederland, en was nu voor het eerst sinds zeventwintig jaar terug. Dat was een heel spirituele en emotionele ervaring, en ik heb mezelf daar echt geconfronteerd met vragen als ‘waar kom je vandaan?’ en ‘wat is je identiteit?’. Op datzelfde moment was ik bezig met het groepswerk Within/Without (in oktober 2022 in première gegaan in Koninklijk Theater Carré – red.), dat ingaat op vraagstukken over tot elkaar komen en de relaties die je met elkaar en de ruimte aangaat. Toen kwam het besef dat, in de lijn van mijn werken, The Ritual eigenlijk het stuk was dat vóór Within/Without had moeten komen. The Ritual zou gaan over het ritueel dat heeft geleid tot wie je bent; de identiteit die bepalend is voor de relaties die je aangaat met alles om je heen en de manier waarop je dit doet. Toen ik tot deze realisatie was gekomen, wist ik dat ik het idee verder wilde uitbouwen. Ik zag een duet voor me en heb toen danseres Alanna Archibald benaderd.”
Hoe was het om hiervoor samen te werken met Alanna?
“Niet alleen samen met haar, maar ook met de twee muzikanten! Dat vind ik bij dit werk heel belangrijk om te benadrukken. Het is een duet, maar de muzikanten – Ranie Ribeiro en Phantom Wizard (Isha Forster) – zijn echt een integraal onderdeel van de voorstelling. Ze staan niet in de orkestbak, maar bewegen met ons mee, waardoor het stuk bijna de vorm van een kwartet krijgt. Maar ik dans inderdaad met Alanna. We werken daardoor op een extra persoonlijk level samen en hebben daarnaast veel raakvlakken: we zijn beiden mix-raced dansers met een klassieke achtergrond en ervaring met werken als een van de enige zwarte artiesten binnen een wit instituut. In The Ritual vertellen we verhalen over dat soort thema’s, maar het gaat daarbij niet om de treurigheid; we richten ons juist op het overstijgen hiervan, op onze eigen perspectieven en transformatie. Het stuk gaat ook over the ritual die ons heeft gevormd, de achtergrond die we hebben – bijvoorbeeld vanuit de slavernij. We raken het in de voorstelling niet direct aan, maar we dragen het wel met ons mee.”
Waarom heb je ervoor gekozen om zelf mee te dansen in The Ritual?
“Ik heb eerst nog getwijfeld om audities te houden voor de rol, maar ik vind representatie heel belangrijk en juist bij een persoonlijk werk als dit is het van belang wie het uitvoert. Daarnaast heb ik om me heen geluiden gehoord dat mensen me misten op het toneel. Dat deed me beseffen dat het feit dat ik choreograaf ben niet betekent dat ik me alleen maar op mijn makerschap moet richten. Het is juist belangrijk om in beweging te blijven. Toch schrik ik elke keer bijna wanneer ik weer een voorstelling heb gedaan, en denk ik: Wow, ik ben dan misschien geen 21 meer, maar ik kan dit fysiek nog en heb nog dingen te zeggen als danser.”
Hoe verschilt The Ritual qua danstaal van de twee solo’s in dit programma?
“Anders dan de andere twee werken is The Ritual echt een hedendaags werk. Het is een mash-up van verschillende stijlen, waaronder cultuurdans. Hoewel Alanna en ik beiden klassiek getrainde dansers zijn, vinden we het fijn om andere bewegingstalen bij elkaar te gooien. Op die manier laten we ook weer een ander soort ritueel terugkomen in het werk: de transformatie die nu plaatsvindt binnen de danswereld, en waarbij de hokjes verdwijnen. Dat zie je ook hier bij Het Nationale Ballet. Natuurlijk moet je de articulatie bewaren die nodig is om Het Zwanenmeer of een werk van (William – red.) Forsythe te dansen, maar je moet tegenwoordig als danser ook over de grond kunnen rollen. Dat brengt me weer terug bij Sebia en Davi: zij zijn zo veelzijdig en kunnen zoveel verschillende kanten van zichzelf laten zien. Zij zouden alles kunnen dansen! En dat is precies wat hen zo interessant maakt.”
Tekst: Rosalie Overing