In gesprek met countertenor en vocale duizendpoot John Holiday
‘Ik kan heel, heel erg hoog zingen’
Gezeten op een comfortabele bank in zijn lesruimte – die eruitziet als een gemoedelijke huiskamer – op de campus van de universiteit van Maryland, vertelt countertenor en zangdocent John Holiday aan het einde van een lesdag hoe hij met zingen begon, hoe hij ervoor zorgde dat hij in zoveel mogelijk woonkamers opdook, en hoe een ornamentatie van een da capo-aria van Händel wat hem betreft eigenlijk niet zo heel anders is dan wat in de pop- en jazzmuziek een ‘ad lib’ wordt genoemd.
Tekst: Jasmijn van Wijnen
Het klinkt als een cliché, maar in het geval van John Holiday begon het echt zo: “Mijn moeder en grootmoeder zeggen dat ik al zong voordat ik begon met praten.” Nooit heeft hij voor zijn gevoel bewust de keuze gemaakt professioneel zanger te worden. Hij wist gewoon dat hij moest zingen. “Ik heb het naar mijn zin. Ik doe de dingen waarvoor ik denk gemaakt te zijn in deze wereld. Ik voelde altijd al dat ik een zanger was, dus ik geniet er vooral heel erg van dat ik in staat ben om de wereld in te stappen als zanger, en dat zo goed mogelijk te doen.”
Op de vraag of hij uit een muzikaal nest komt antwoordt Holiday resoluut: “Er is geen enkel familielid dat géén toon kan houden.” Maar een operazanger kende de familie nog niet. Met klassieke muziek kwam Holiday in aanraking via het jongenskoor waar hij als kind in terechtkwam – The Fort Bend Boys Choir of Texas. Het was in dit koor dat hij kennismaakte met klassieke muziek en de bijbehorende zangtechniek. Nu geeft hij op zijn beurt de klassieke muziek, en in het bijzonder de opera, door aan zijn familie: “Mijn familie luistert niet naar opera, maar ze komen naar mij luisteren als ik in opera’s zing. Dus ik ben hun ingang tot de opera.”
“Ik kan heel, heel erg hoog zingen”, zei hij al vroeg tegen zijn zangdocent en zong voor haar voor. Zo werd duidelijk dat hij een countertenor was. Zijn docent stelde voor dat Holiday zich volledig zou toeleggen op het verfijnen van de specifieke zangtechniek die hoort bij het zingen van countertenor-partijen, in plaats van heen en weer te blijven slingeren tussen verschillende stemtypen. “Dus dat zijn we gaan doen.”
Hoewel bij dat stemtype van de countertenor over het algemeen ook al snel het barokrepertoire om de hoek komt kijken, beweegt Holiday zich vrijelijk binnen velerlei uiteenlopende muziekwerelden. Een snelle Google-zoekopdracht toont hem, behalve op het operapodium, ook met microfoon in de hand voor een viertal draaiende juryzetels. Het was in 2020 dat Holiday besloot deel te nemen aan de populaire talentenjacht The Voice in Amerika.
The Voice
“Opera kan zo’n niche kunstvorm zijn, zo’n afgesloten hokje waarin slechts een klein publiek ons kan horen. Mijn doel is altijd geweest om een begrip van mezelf te maken, om ervoor te zorgen dat iedereen weet dat ik die gast ben die opera zingt, én jazz en pop. Al heel vroeg in mijn carrière wist ik dat ik de kloven tussen verschillende gemeenschappen wilde dichten en een brug wilde slaan. En toen kwam die vraag vanuit The Voice: of ik auditie wilde doen. Het was 2020, door corona zat de wereld op slot. Al mijn plannen waren geannuleerd. Dus ik deed auditie. Het was mijn manier om verbonden te blijven met mijn publiek en om mezelf aan de wereld te tonen en te laten zien: ja, ik ben een klassiek opgeleid zanger, maar dít is ook een belangrijke kant van mij. Ik ben opgegroeid met de jazz- en popmuziek, dus het vormt een groot deel van mijn identiteit. Als je John Holiday wilt, dan moet je dit deel van mij ook nemen. Het ene bestaat niet zonder het andere.”
‘Mijn ornamentaties kunnen elke avond anders zijn’
“Mijn deelname aan The Voice bracht me precies waar ik naar op zoek was: ik verscheen in de woonkamers van mensen die me anders nooit gehoord of gezien zouden hebben. Ze hebben via mijn muziek een glimp van mijn hart en ziel kunnen opvangen. Ik word nog steeds op straat herkend, en mensen komen naar mijn klassieke concerten omdat ze me kennen van The Voice. Dat is precies wat ik wilde bereiken. Als ik de kans weer kreeg, zou ik het zo weer doen.” Het enige vooroordeel dat hij vanuit de klassieke muziekwereld hoorde, kan hij makkelijk ontkrachten: zijn recente debuut bij de prestigieuze Metropolitan Opera in New York had hij niet te danken aan The Voice. “Die afspraken stonden al lang voor mijn deelname aan het programma,” verzekert Holiday.
Van da capo tot ad lib
Een reeks ornamentaties aan het eind van een Händel-aria of een uitgebreide ‘ad lib’ in een popsong: voor Holiday is er niet zoveel verschil. “Er zijn muziekhistorici die zullen zeggen dat mijn versieringen niet kloppen. Ik zou antwoorden dat ze niet fout kúnnen zijn, omdat ik ze voel. En ik voel het ook wanneer ze niet kloppen. Er is niemand die mij ervan kan overtuigen dat wanneer stercastraat Farinelli het podium opliep, hij al zijn versieringen van tevoren al had uitgeschreven. Ik geloof dat wanneer hij het podium op ging, hij met alle lef en pit die hij in zich had zong, en zich liet leiden door zijn gevoel. En dat is ook hoe ik het aanpak. Je moet je voorstellen dat de zangers die de rollen van Agrippina en Nerone voor het allereerst zongen de sterren van hun generatie waren. Ik betwijfel het ten zeerste dat iemand hun vertelde hoe ze moesten zingen. Ze zongen hoe ze wilden, en daarná schreef pas iemand het op. Het is ongebruikelijk, maar mijn ornamentaties kunnen elke avond anders zijn.”
Nerone
Waar Holiday enerzijds geniet van het zingen van lichte muziek, waarin hij mensen een inkijkje kan geven in zijn eigen hart en ziel, haalt hij anderzijds veel plezier uit het in de huid kruipen van een personage dat ver van zijn werkelijke ‘ik’ afstaat. Zo’n rol is Nerone ook: “Hij is gewend dat hij alles krijgt wat hij wil. Hij is verwend, bevoorrecht en hij heeft een heel nauwe band met zijn moeder. Hij wil haar trots maken.
Tegelijkertijd wil hij een eigen identiteit hebben. Dat vind ik het mooiste aan spelen: ik mag in al die verschillende kanten van deze mensen die zo ver van mij afstaan duiken. We weten wie Nerone was in de historische context, Nero de Romeinse keizer, maar in Agrippina zien we dat hij vooral probeert zijn moeder tevreden te stellen.”
Holiday stond al eerder op het podium in Barrie Kosky’s Agrippina-productie in München. Hij wist zichzelf toen te verbazen in de zeer fysieke regie van Kosky, waarin hij al rollend over de vloer en springend over banken ook nog goed moest kunnen zingen: “Ik wist niet dat ik dat kon,” aldus Holiday. Naast een beweeglijk type, werd Holiday er bij het herinstuderen van zijn rol aan herinnerd wat een vervelend ventje Nerone ook is. “En toch moet ik ervoor zien te zorgen dat het publiek ook empathie voor hem kan opbrengen en met hem mee kan voelen. Ik moet de toeschouwers meenemen op de reis van Nerone.”
Kosky’s gelaagde regie helpt hem daarbij: “Barrie Kosky is een genie. Agrippina is een opera seria, een serieuze opera, maar in Barrie’s regie komen ook juist de komische elementen uit het werk naar voren. Het plot wordt vanaf het begin geïnstalleerd: we weten al snel dat Agrippina er alles aan zal doen om Claudio van de troon te stoten en Nerone, mij dus, daarop te installeren. Maar de relaties tussen alle verschillende personages zijn zo scherp uitgewerkt dat de voorstelling heel spannend blijft. In het bijzonder de relatie tussen Agrippina en Nerone: dat is een heel vreemde waar ik nog niet te veel van prijs wil geven.” In die relatie zien we wat Holiday betreft de grootste thema’s uit het werk in gecondenseerde vorm terugkomen: “crazy big love en de angst om te verliezen wat je toebehoort.”
John Holiday is van 13 tot en met 28 januari 2024 te zien in de rol van Nerone in de opera Agrippina bij De Nationale Opera.