Hans van Manen: ‘Ik ben niet bezig met mooi, maar met goed’
In 2016 kreeg Hans van Manen de internationale dansprijs Grand Prix à la Carrière voor zijn omvangrijke en gevarieerde oeuvre en zijn invloed op het moderne ballet in Europa.
In dit interview spreekt hij over erkenning, zijn liefde voor dansers en danskunst. Over spanning op het toneel, muzikaliteit en het hommageprogramma Ode aan de meester, dat ter gelegenheid van zijn vijfentachtigste verjaardag aan het repertoire van Het Nationale Ballet wordt toegevoegd.
OVERWINNING
Het was een vroeg cadeau voor zijn 85ste verjaardag op 11 juli: de benoeming tot Commandeur in de Franse Ordre des lettres et des Arts. Hans van Manen kreeg de prestigieuze versierselen opgespeld door de voormalige directrice van het Parijse Opéra Ballet, die zijn werk jarenlang niet zo geschikt achtte voor het Franse balletpubliek. “Dat voelt wel een beetje als een overwinning,” zegt de maestro in zijn nieuwe appartement in Amsterdam.
Frankrijk, balletland bij uitstek, is om. Net zoals dat andere balletland bij uitstek, Rusland. Daar kwam de erkenning ook laat: sinds 2016 worden balletten door zowel het Bolsjoi Ballet als het Marijinsky Ballet gedanst. “Daar moet je dan dus 85 voor worden,” grapt hij.
WAARDERING
De Franse onderscheiding speldt hij niet op zijn gesoigneerde maatpak, maar gaat in een kartonnen doos die hij voor al zijn prijzen, oorkonden en onderscheidingen heeft ingeruimd. En dat zijn er nogal wat: de Erasmusprijs, verscheidene Benois de la Danse-awards, de ‘Oscars’ van de internationale balletwereld. Vorig jaar kreeg hij de internationale dansprijs Grand Prix à la Carrière voor zijn omvangrijke en gevarieerde oeuvre en zijn invloed op het moderne ballet in Europa. En in Nederland is Van Manen een van de weinige kunstenaars (naast Corneille en Karel Appel), die is benoemd tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
“Die waardering is ontzettend leuk. Ik vind het ook enig als ik op straat word herkend, of zoals laatst, in de supermarkt: ‘Hé, meneer Van Manen, u bent tóp’, zei een dame en ze stak haar duim naar me op. Natuurlijk wil ik dat er van me wordt gehouden, ik zal dat niet ontkennen.” (Guitig:) “Wat ook leuk is: in Sint-Petersburg staat er een limousine voor me klaar op het vliegveld en word ik naar het Astoria-hotel gereden, waar ik dan in een prachtige suite logeer. Wat wil een mens nog meer?”
DANSERS
Waarom hij op zijn 85ste niet allang met pensioen is, vraagt men hem de laatste jaren geregeld. “Dan geef ik altijd hetzelfde antwoord: ik vind het heerlijk om met dansers te werken. Iedereen denkt dat ik doorga omdat ik balletten wil maken. Maar eigenlijk wil ik helemaal geen balletten meer maken.” (Gevolgd door een aanstekelijke schaterlach). “Ja, ik weet dat er 18 maart een nieuwe première bij Het Nationale Ballet op stapel staat, voor het programma Dutch Doubles. Ik vind het prettig om met mijn rug tegen de muur te werken. Als het aan mij lag, was ik anders alleen nog maar aan het koken voor vrienden en snooker op tv aan het kijken. Daar zou ik me geweldig mee amuseren, daar niet van, maar ik zou de dansers te veel gaan missen.”
In 2016 vierde hij zijn zestigjarig jubileum als choreograaf, zijn werk wordt wereldwijd door meer dan negentig balletgezelschappen gedanst. “Waar ik ook kom om mijn balletten in te studeren: in die zestig jaar is de danskunst er enorm op vooruitgegaan, technisch gezien. De dansers zijn verschrikkelijk goed geworden; vroeger waren acht pirouettes achter elkaar een unicum, tegenwoordig draait men er rustig zestien. Mijn balletten van toen zien er op de danserslichamen van nu ook beter uit, vind ik. Maar ik ben geen choreograaf die uitgaat van virtuositeit, techniek is nooit voldoende. Je moet als danser in mijn balletten begrijpen waar het om gaat.”
Het gaat u altijd om intieme menselijke relaties?
“Eén persoon is een variatie, twee personen is een verhaal. Dat zei Balanchine altijd, mijn grote voorbeeld. Als iets geen verhaal wordt, vind ik er geen moer aan. Dan bedoel ik niet dat het anekdotisch moet zijn, integendeel, maar ik wil wél helderheid. Ik heb een hekel aan decoratie, alles moet functioneel zijn. Als twee mensen naast elkaar staan en elkaar aankijken, is het verhaal al begonnen. Daarom hamer ik altijd zo op kijkrichting als ik choreografeer. Ik wil pertinent niet dat de dansers de zaal in kijken, dat is zo geforceerd. Spanning op het toneel ontstaat alleen als de mensen zich constant van elkaar bewust zijn, zeker in een pas de deux. Dan gebeurt er automatisch iets. Ik ga niet de studio in met een idee, of een basisemotie, zo van: nu gaan we het hier en daar over hebben. Het moet ontstaan, het mag niet bedacht of ‘gemaakt’ mooi zijn. Ik ben niet bezig met mooi, maar met goed. En als het goed is, dan zal het ook wel mooi zijn.”
U wordt geprezen om uw muzikaliteit.
“Muziek leidt bij alles wat ik doe, het gaat me daarbij om het ritme en de emotie die een muziekstuk oproept. Je hoeft geen verstand te hebben van muziek om het mooi te vinden. Als het logisch verloopt, ‘kijk’ je mee. Dat kan ik in ballet laten zien; hoe je met de muziek ‘meekijkt’. Het grootste compliment komt van componisten die zeggen: ‘Ik heb die muziek zó vaak gehoord, maar door het zien van je ballet hoor ik er toch weer andere dingen in.’ Dan heb ik de muziek blijkbaar zichtbaar gemaakt. Ik kan geen noten lezen, laat staan een partituur. Sommige dirigenten boden me aan het te leren, maar dan zei ik: nee, daar ben ik veel te lui voor. (Gevolgd door een nieuwe schaterlach). Als je muziek kunt lezen, lever je vrijheid in. Dan ga je doen wat er staat en dat heb ik nooit gewild. Vrijheid staat bij mij altijd op de eerste plaats, ik heb nooit concessies gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat dát het wezen is van alle goede kunst.”
‘Vrijheid staat bij mij altijd op de eerste plaats, ik heb nooit concessies gedaan’
Van Manen heeft altijd als choreograaf willen werken bij een vaste groep. Sinds 2005 is hij weer verbonden aan Het Nationale Ballet. “Ik heb weleens een periode als freelance choreograaf gewerkt en dat vond ik niks. Als je als choreograaf vast in dienst van een gezelschap bent, dan ken je de dansers, je kent het repertoire, en dan kun je beter bedenken: daar past dit of dat tussen. Daarom maakte ik vroeger nog weleens komedieballetten; dan vond ik het repertoire zó serieus, dat ik dacht: nu moet er weer eens worden gelachen.”
Met het programma Ode aan de meester wordt u opnieuw in het zonnetje gezet. Nieuw op het HNB-repertoire is On the Move.
“On the Move heb ik in 1992 gemaakt bij het Nederlands Dans Theater, een groepsstuk. Omdat er in die tijd alleen maar kleine balletten werden geproduceerd, wilde ik een groot werk creëren. Zo ben ik altijd geïnspireerd geweest door de omgeving waarin ik werkte, ik maakte wat er op dat moment voor het gezelschap nodig was. Ik ben een enorme liefhebber van abstracte kunst, mijn huis hangt ermee vol. Het verhaal dat met de abstracte vorm kan worden verteld boeit mij mateloos. Dat komt ook tot uiting in dit ballet, vooral het idee van ‘weg met alle franje’, ik ben een constructivist. In dit ballet wilde ik door ensembledans af te wisselen met pas de deux en solo’s op zoek gaan naar een zo groot mogelijke zeggingskracht.”
Een ander werk is 5 Tango’s op muziek van Astor Piazzolla. Hoe verhoudt zich dat tot Prokovjevs vioolconcert in On the Move?
“Zowel in Prokovjevs compositie als bij Piazzolla gaat het om ritme. Ritme is sowieso de bodem van de danskunst. Alle volkeren, waar ook ter wereld, zijn begonnen met dansen omdat ze ergens ritme in ontdekten. Voor 5 Tango’s wilde ik geen tango imiteren, maar het mocht ook geen Spaanse dans worden uit een romantische klassieker – nou, daar ga je al; dat was geen makkelijke opgave. Maar het is een van mijn meest gedanste balletten geworden.”
een Ode aan Hans van Manen
Het geliefde Sarcasmen, opnieuw op muziek van Prokovjev, wordt ook hernomen. Een spannend, beetje vilein duet.
“Een pas de deux moet je niet zomaar op toneel zetten, een pas de deux moet ergens uit voortkomen. Er is altijd wel iets aan de hand, er wordt altijd iets opgelost… dát is zo uitermate fascinerend aan de pas de deux. Maar het idee van ‘zij leefden nog lang en gelukkig’ – nee –, dat krijg ik niet voor elkaar. Maar er is wel altijd een positieve kant aan het verhaal. Ik ben een optimist en doe veel dingen op mijn intuïtie. Ik was destijds dol op Clint Farha en Rachel Beaujean: dat waren twee dansers met wie ik brutaal kon zijn. Op hen en mét hen heb ik het ballet gecreëerd. Sarcastisch betekent dat mensen elkaar leuk vinden en elkaar met harde moppen de waarheid zeggen. Je probeert elkaar te irriteren, en geen sjoege te geven, maar dat gebeurt natuurlijk toch: verloren! De muziek van Prokovjev heeft ook iets sarcastisch, zo klinkt het althans voor mij.”
Symphonieën der Nederlanden is een echt gelegenheidsballet?
“Tegenwoordig maak ik kleinere balletten, dan kun je fijnslijpen op de vierkante centimeter en daar houd ik van. Maar in 1987 wilde ik ‘gewoon’ een fijne uitsmijter maken voor de festiviteiten rond Amsterdam Culturele Hoofdstad. Welke muziek kon ik daarvoor gebruiken? Ik kreeg een bandje van musicoloog Elmer Schönberger met een paar suggesties. Daar stond ook de Symphonieën der Nederlanden voor harmonieorkest van Louis Andriessen op. Dát is het, dacht ik onmiddellijk, precies goed voor de lichte touch waarmee ik dat toch wel serieuze culturele gebeuren kon eindigen, lekker swingend en lichtvoetig. Ik was in die tijd mateloos geïntrigeerd door fanfareorkesten uit de Verenigde Staten die met elkaar in competitie gingen. Je weet niet wat je ziet: tien man met een tuba die allemaal in ingewikkelde patronen door elkaar marcheren én dan ook nog tegelijk een salto mortale achterover maken, haha. Geweldig! Precies zoiets stond me voor ogen met dit ballet voor maar liefst 24 dansers.” (Lachend). “Behalve dan die salto mortale.”
Het HNB-programma bestaat uit balletten die allemaal in een andere fase van uw carrière tot stand zijn gekomen, maar delen een herkenbare Hans van Manen-stijl. Hoe kijkt u daartegenaan?
“Uit elk ballet volgt een volgende. Dat is een noodzakelijkheid. Ik denk niet in thema’s of fases over mijn werk. Men zegt weleens: dat is typisch Van Manen. Maar wat dat dan is? Dat zei men ook over Picasso tot aan zijn dood, een beetje meesmuilend: ‘Typisch Picasso’. Nu herkent iedereen zijn stijl meteen. Stijl is een logisch gevolg van kunstenaarschap. Ik zou ook niet weten hoe je onder jezelf uit zou kunnen komen, dat kan toch helemaal niet?”
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Odeon 107.