Herinneringen maken: een gesprek met Lennox en zijn vader
Door: Wout van Tongeren
De hiphop-opera Lennox is gebaseerd op het kinderboek Lennox en de gouden sikkel. En dat boek is weer gebaseerd op werkelijk bestaande personen. Wie zijn zij in het echte leven? Een interview met de belangrijkste twee: de échte Lennox en zijn vader Furgen.
We hebben afgesproken bij hun favoriete IJssalon in Amsterdam-Noord. Ik ben wat vroeger en zit op het terras, met uitzicht op een rotonde. Even hoop ik dat ze daar zometeen in een grote limousine komen aanrijden, net als in het boek, maar dan zie ik ze al in mijn richting lopen. Ik herken ze van de tekeningen: Lennox en zijn vader Furgen. Natuurlijk is er nergens zo’n lange glanzende auto te bekennen - ik wist ook wel dat Furgen in het echte leven géén limousineverhuurbedrijf heeft.
Furgen is een jeugdvriend van kunstenaar Brian Elstak, een van de makers van het kinderboek dat via een fantasievol avontuur meer bekendheid moest geven aan sikkelcelziekte. Toen Brian daar met enkele anderen aan begon te werken, stelde hij voor om Lennox en zijn ouders als personages op te voeren. Furgen heeft net als in het boek sikkelcelziekte; Lennox draagt het gen, maar is zelf niet ziek.
Als we later met ieder een ijsje aan een tafeltje zitten, laat Lennox op zijn vaders telefoon foto’s zien van hoe hij zijn haar wil laten groeien. Hij is jonger dan ik verwachtte. In het boek is Lennox 11 jaar, in het echt is hij 9.
Ik ken jullie al een beetje uit het boek, maar dat is natuurlijk deels verzonnen. Dus Lennox, hoeveel lijkt de jongen uit het boek op jou?
Lennox: “Mijn haar is nu wel anders dan op de tekeningen.”
Furgen: “Toen het boek geschreven werd, was je een jaar of…”
L: “Zeven denk ik? Of zes.”
F: “Inderdaad. In het boek is hij dus ouder, maar wel een vrij bang jongetje, en dat was toen ook een beetje zo. Nu is hij een stuk flinker geworden. Lennox heeft in het boek zijn vriendin Aya die hem uitdaagt om dingen te doen die hij niet durft, in het echt heeft hij een nichtje Nya, die hem soms op sleeptouw neemt.”
In het boek ontdekt Lennox dat zijn vader sikkelcelziekte heeft. Hoe ging dat in het echt bij jullie?
L: “Dat was een paar jaar geleden. Maar ik weet eigenlijk niet meer hoe ik toen reageerde.”
F: “Hij heeft ook nooit bewust meegemaakt dat ik er zwaar onder leed. Toen hij een baby was, heb ik een paar dagen in het ziekenhuis gelegen. Maar verder heb ik gelukkig weinig last van de ziekte.”
Hoe ontdekte jij zelf dat je ziek was?
F: “Ik herinner mij dat ik een jaar of zeven was en ging voetballen, waar ik redelijk goed in was. Maar deze keer kreeg ik verschrikkelijke pijn aan mijn arm. Ik werd erom uitgelachen, maar kon niet voetballen van de pijn. Dat was sikkelcelziekte.”
“Mijn vader had het ook. Hij stierf toen ik zo oud was als Lennox nu. Ik was nog jong en kreeg het niet echt mee. Toen ik in de twintig was en kort na elkaar eerst mijn zus en toen mijn broer door sikkelcelziekte verloor, kwam het wel echt binnen.”
“Dat ik ziek was, wist ik natuurlijk wel. En ik ging ook af en toe naar het ziekenhuis in Zaandam voor controle. Maar de arts die ik daar zag, was geen specialist. Dat ontdekte ik pas na het overlijden van mijn zus en broer. Toen heb ik ook gevraagd of ik doorverwezen kon worden naar het Amsterdams Medisch Centrum, waar ze een Sikkelcelcentrum hebben. Daar werd opeens alles gecheckt: ogen, oren, hart, longen. En toen werd mij ook pas verteld waar je allemaal rekening mee moet houden. Bijvoorbeeld dat je niet te veel vocht moet verliezen en dus veel moet bijdrinken als je zweet, zoals bij het sporten. Ik ga daar nog steeds regelmatig langs voor controle en Lennox gaat wel eens mee. Dan ontmoet hij de echte dokter Biemond, die in het boek dokter Miebond heet.”
Lennox, vind je zo’n ziekenhuis niet eng? De jongen in het boek is er bang voor.
L: “Ik vind het eigenlijk maar raar om daar bang voor te zijn. Het is gewoon een gebouw waar zieke mensen zijn.”
En kun jij er ook tegen om bloed te zien? Sommige mensen vallen daarvan flauw.
L: “Bloed is gewoon rood spul dat uit je lichaam komt. Ik was ook een keer mee toen mijn vader bloed moest prikken. Ik vond het er niet zo eng uit zien; ik denk dat ik er zelf ook wel tegen kan. Misschien dat het wel even pijn doet, daar moet ik dan aan wennen.”
Furgen, vonden jij en Lennox' moeder het meteen goed toen de vraag kwam of jullie gezin de inspiratiebron mocht zijn voor dit boek?
F: “We hebben het er wel over gehad. Maar eigenlijk vond ik het al meteen een mooi idee. Juist ook omdat het een kinderboek is. Zo maken mensen al jong kennis met sikkelcelziekte en kunnen kinderen die het zelf hebben ook eindelijk een verhaal lezen dat dichtbij hen staat. En Lennox zelf vindt het heel leuk.”
“Hij vertelde een keer na school dat hij die dag bij een andere klas was langsgeweest. Ik vroeg waarom. ‘Vanwege mijn boek.’ Nou bleek dat die klas vanwege de kinderboekenweek Lennox en de gouden sikkel aan het lezen was. De juf had het niet door, maar een collega vertelde haar dat de jongen uit dat boek gewoon op school zat, een paar klassen lager. Dat was een sensatie: ‘de echte Lennox zit bij ons op school!’ Nou, deze jongen dacht dat hij een bekende Nederlander was geworden. Ook bij boekpresentaties steelt hij de show. We krijgen bij dat soort momenten ook echt heel positieve reacties. Het is mooi dat het boek prijzen gewonnen heeft en zoveel mensen bereikt. ”
En nu komt er dan die hiphop-opera, gebaseerd op het boek. Lennox, hoe vind jij dat de acteur die jou speelt dat moet doen?
L: “Hij moet er chique uitzien.”
F: “Hij speelt een jongen van elf hè. Jij bent over anderhalf jaar elf, ben je dan al chique?”
L: “Ik hoop dat ik chique kan worden.”
F: “Ja natuurlijk. We zeggen altijd: wat je wil, dat kan je bereiken. Maar voor nu, wat vind jij belangrijk als iemand jou speelt?”
L: “Dat ze op hun woorden letten. Niet schelden, met respect praten.”
En vind jij het zelf wel eens moeilijk om op je woorden te letten?
L: “Nee, alleen als mensen echt heel irritant zijn tegen me. Als ze schelden of me op de grond duwen.”
En stel, jij zou zelf iemand anders mogen spelen in een voorstelling. Wie zou jij dan graag zijn?
L: “Dan zou ik denk ik wel mijn vader willen spelen.”
Waarom?
L: “Omdat hij veel op mij lijkt.”
En hoe zou jij je vader spelen?
L: “Nou, ik zou mijn spieren laten zien.”
Ja, je hebt een sterke vader, toch? En jij, doe je aan sport?
L: “Ja ik tennis. Ik leer daarmee om wat langer te kunnen rennen.”
En ben je er goed in?
L: “Ja, natuurlijk. Ik ben een OG.”
Wat betekent dat?
L: “Dat is een ander woord voor dat je ergens heel goed in bent.”
F: “Het betekent eigenlijk ‘original’. Hij tennist nog niet zo heel lang hoor.”
L: “Ik ben ermee begonnen aan het begin van het jaar.”
F: “Maar hij vindt het echt heel leuk, en ik heb me ook maar ingeschreven bij de tennisclub. Dus af en toe reserveren we een baan en dan gaan we lekker tennissen.”
Dus jullie spelen ook wel eens tegen elkaar.
L: “Nou, en geloof me maar, ik win altijd.”
F: “Voor hem zou er niets aan zijn als ik alleen maar met gewichten bezig zou zijn. Het is wel leuk om iets samen te kunnen doen. Dat zijn dingen die ik heb gemist, die ik niet met mijn vader heb kunnen doen.”
Inderdaad, want Lennox krijgt nu dus de leeftijd waarop jij je vader al moest missen.
F: “Ja. Wat goed is van de mobiele telefoons van nu is dat je zoveel foto’s maakt. Als ik terugkijk naar de periode met mijn vader, dan zijn er maar heel weinig foto’s waar we samen opstaan. En als ik dan kijk naar de foto’s die ik met hem heb gemaakt… dat zijn er duizenden.”
“Laatst zag ik een foto van toen ik als kind van 7 met mijn ouders in Spanje was. Dan denk ik terug aan die vakantie en kan ik mij maar een paar dingen herinneren. Toen ging je echt poseren voor een foto. Nu maken we overal foto’s van.”
“Toen we op weg hiernaartoe waren, stond het verkeer even vast. Ik maakte een foto van ons samen. En meestal schrijf ik erbij wat we gingen doen: ‘we waren op weg naar het interview.’ Zo heeft hij toch veel meer herinneringen dan ik die had met mijn vader.”
“Ik heb ooit een deal gemaakt met zijn moeder, nadat mijn broer was overleden: we gaan ervoor dat je de 45 haalt. Nu ben ik 45 en dan denk ik, nou, er kan nog wel tien jaar bij hoor. Maar op dat moment: mijn broer was 32, mijn vader 40 toen hij overleed. Dus op dat moment was het wel spannend: hoe ver ga je komen?”
Ben je daar veel mee bezig?
“Nee, helemaal niet. Af en toe bij bepaalde dingen – maar anderen zijn er meer mee bezig dan ik. Met Lennox heb ik het er helemaal niet over. Gewoon herinneringen maken.”
Doen jullie veel samen?
L: “Ja, nou, mijn vader geeft mij altijd mijn zin.”
F: “Nou nou.”
L: “We waren een keer helemaal naar België gegaan, met de auto. Om een wafeltje te eten. Die waren zo lekker!”
F: “Ja, als ik iets doe, wil ik het ook goed doen. Ik ken een plek in België waar ze echt heel lekkere wafels verkopen. Dus als we trek hebben in een wafel, dan kan ik inderdaad naar België rijden om een wafel te eten. Nou, dan nemen we er wel een paar hoor.”
“Dus ja, ik probeer wel zoveel mogelijk herinneringen met hem te maken. Omdat ik zelf heel weinig herinneringen met mijn vader heb. En je ziet, dat soort dingen blijven hem bij. Maar we laten wel gelijk weten dat het niet elke week kan.”