Het mechanisme van de liefde
Tekst: Luc Joosten
Mozart componeerde Così fan tutte in de herfst van 1789, twee jaar voor zijn dood. Het was zijn laatste samenwerking met librettist Lorenzo Da Ponte. Kort daarna raakte Da Ponte in onmin aan het hof van Jozef II en moest hij zijn heil elders zoeken. Zowel Don Giovanni als Le nozze di Figaro waren erg geliefde opera’s en hoewel ze aanvankelijk slechts beperkt werden opgevoerd, vonden ze snel hun weg naar het vaste operarepertoire.
Het succes van Così fan tutte bleef uit; pas in het begin van de twintigste eeuw begon het kleinere broertje van de Mozart-Da Ponte opera’s echt door te breken. Voor een deel lag dat aan de dood van de keizer en de daarop volgende periode van rouw, maar wellicht speelden ook andere redenen een rol. Zoals in andere Mozart opera’s, is de liefde het centrale thema in Così fan tutte. In zekere zin zijn de Mozart-Da Ponte opera’s op te vatten als muziekdramatische essays over de liefde. Le Nozze di Figaro toont de liefde vanuit het perspectief van de machtsverhoudingen tussen man en vrouw en vanuit de spanning tussen chaos en het streven naar harmonie; Don Giovanni laat de erotiserende kracht van de liefde zien: hoe ze een wereld naar zich kan toezuigen, maar ook overmoedig en zelfvernietigend kan werken. In Così fan tutte staat de psychologie van de liefde centraal: hoe een romantisch beeld van de liefde de gedachten van de jonge mensen kan monopoliseren en hen kan verblinden voor de realiteit. La scuola degli amanti, ‘de leerschool van verliefden’, luidt de ondertitel.
ESSAYS IN LOVE
Così fan tutte zou je kunnen zien in een lange geschiedenis van liefdestraktaten: van Ovidius' Ars amatoria of zelfs Plato’s Symposion tot het twintigste-eeuwse Essays in love van Alain de Botton. Così fan tutte is een opera die zeer nauw aansluit bij de mens Mozart zoals die in brieven en biografieën tot ons komt. Een vluchtige kijk op dat materiaal laat zien hoezeer hij zelf worstelde met de idealen van huwelijk en trouw. De weemoed en de begeerte, de onrustige en wispelturige gevoelens van de personages uit Così lijken een weerspiegeling van Mozarts gespannen en nerveuze aard. De spanning in deze opera tussen romantiek en sentimentaliteit enerzijds en vertwijfeling en een aan cynisme grenzende realiteitszin anderzijds, staan niet ver af van wat leefde in Mozarts gemoed. De nauwe band tussen leven en werk van de componist heeft niet geleid tot een beter begrip van Così fan tutte; de opera heeft in de eerste 150 jaren van zijn bestaan meer critici dan vrienden gevonden. Grote componisten als Beethoven en Wagner werden niet door het werk overtuigd. In de commentaren worden niet alleen de zogenaamde zwakke momenten in het libretto of de muziek vermeld, maar gelden vooral de morele bezwaren. Merkwaardig genoeg werd de opera waarin Mozart wellicht het meest van zichzelf heeft blootgegeven, door de generaties na hem het minst aanvaard. De echo’s ervan klinken door tot in onze tijd.
GEEST VAN DE FRANSE REVOLUTIE
Het verhaal van Così fan tutte over vier jonge geliefden is gesitueerd in een postrevolutionaire samenleving. De adellijke held uit Don Giovanni is voorgoed door de hel opgeslokt, de graaf uit Le Nozze heeft zijn titels moeten neerleggen en zijn kasteel is verkocht. Weliswaar vindt de Franse revolutie pas plaats in het jaar waarin Così geschreven wordt, maar de geest van de revolutie die voortvloeit uit het verlichte denken is al eerder doorgedrongen in Europa. Net als bij Beaumarchais, die in La mère coupable, het vervolg op Le mariage de Figaro, zijn helden hun adellijke status ontneemt en ze laat afdalen naar het niveau van de burgerij, zijn ook de personages van Così fan tutte gewone burgers. Ferrando, Guglielmo, Dorabella en Fiordiligi leven niet in een kasteel, hebben geen hofhouding en schikken zich naar de regels en normen die in de burgerlijke samenleving gelden.
Precies daar zit de adder onder het gras: het onderwerp van Così fan tutte was niet (meer) gepast voor de tijd en de plaats waarin het voor het voetlicht werd gebracht. Het was te modern en tegelijkertijd te ouderwets. Tegenover de frivoliteit en de vrije levensvorm van de adel, plaatste de burgerij immers de zuiverheid van de gevoelens, de trouw en de zedelijkheid als hoogste deugden. De liefde werd gezien als de betrouwbare emotionele garantie voor het huwelijk en dus ook voor het gezin en de burgerlijke samenleving waarvan het de hoeksteen moest vormen. Op het moment dat de burgerij op zoek gaat naar een stevig fundament van haar eigen gevoelswereld en dat vindt in de ware liefde, is het ongepast dat te ondergraven. Mozart en Da Ponte ontmaskeren dat ideaal. Così fan tutte kwetste zo op een nietsontziende manier het morele zelfbewustzijn van de opkomende burgerij en legde de afgronden van hun emotionele wereld bloot.
ONSCHULD
Er is een aantal pogingen ondernomen om de waarschijnlijkheid van het verhaal te verhogen, of door de eer van de dames te herstellen of door het huwelijk uit de tocht te halen door de onschuld van de situatie te benadrukken. De naïviteit van de jonge geliefden wordt opgevat als het resultaat van externe factoren, en niet als iets wat wezenlijk tot het karakter van de liefde behoort. Een blik op de titels van deze bewerkingen: Liefde en beproeving, De twee tantes uit Milaan of de verkleding, De toverproef, De gevaarlijke weddenschap, De vrouwenkenner of wie heeft de weddenschap gewonnen en tot slot, verrassend: Zo doen ze het allemaal of de meisjes zijn van Vlaanderen. Het verplaatsen van de handeling naar een andere context, of het inzetten van externe middelen – toveren, verkleedpartijen – , lijkt de geliefden vrij te pleiten van hun onbezonnen gedrag. Nochtans ligt de kern van Così fan tutte in het feit dat de geliefden elkaar vanuit echte gevoelens vinden. Precies dat heeft Mozart zo indrukwekkend weten te verklanken door de personages die emotioneel bij elkaar horen ook muzikaal naar elkaar te laten toegroeien. En de ironie van het happy end, waarin de oorspronkelijke orde van de liefdesparen weer hersteld wordt, benadrukt de onwaarschijnlijkheid van het herstel. De orde lijkt gered, maar is geen lang leven beschoren.
ALAIN DE BOTTON
In zijn roman Essays in Love schrijft Alain de Botton, dat we in ons liefdesleven sterk verlangen naar een lotsbeschikking. In ons liefdesleven hebben we meer dan elders behoefte aan een romantisch fatalisme: ‘Kan het ons, gedwongen als we maar al te vaak zijn om ons bed te delen met mensen die onze ziel niet kunnen peilen, niet worden vergeven als we geloven dat we voorbestemd zijn om ooit de man of vrouw van onze dromen tegen te komen? Kan een zeker bijgelovig vertrouwen in het bestaan van een schepsel dat het antwoord is op onze niet
aflatende hunkering ons kwalijk genomen worden? Misschien worden onze gebeden wel nooit verhoord, komt er geen eind aan de troosteloze kringloop van wederzijds onbegrip, maar als de hemel wel medelijden met ons krijgt, moeten we de ontmoeting met deze prins of prinses dan echt aan puur toeval toeschrijven? Of kunnen we voor één keer aan de censuur van de rede ontsnappen en het zien als niets anders dan een onontkoombaar onderdeel van onze romantische lotsbeschikking?’
‘In een romantische reflex pogen we onszelf en onze geliefde uniek te maken. We gaan op zoek naar redenen om de geliefde en onszelf als onvervangbaar voor te stellen: Dit is de ene, de ware voor mij. Wij zullen elkaar eeuwig trouw blijven.’ Zo trachten we een unieke plaats in de ogen en het hart van de geliefde te garanderen, en ontrukken we onszelf aan de vrijblijvendheid en de massa van gelijken en rivalen die onze plaats zouden kunnen innemen. Een naïeve romanticus zou de Botton verwijten dat hij een cynicus is, zoals Ferrando en Guglielmo zich in hun eer voelen aangetast door Don Alfonso die de waarachtigheid van hun liefdesclaim ter discussie stelt. En ze hebben natuurlijk gelijk in zoverre dat de geliefde niet door een willekeurig ander iemand te vervangen zou zijn. Maar wanneer hen op de man af gevraagd wordt waarom het nu juist deze ene is en niet die andere die ook mooi, intelligent, humoristisch, sexy en wat nog allemaal meer is, komen de jonge mannen niet verder dan de gebruikelijke clichés.
DON ALFONSO
Wat De Botton - en in zekere zin ook filosoof Don Alfonso - doet, is met een bijzondere scherpte het noodzakelijk illusoire karakter van de liefde en de verliefdheid blootleggen. Niet dat hij de liefde overbodig vindt of een kwaad hart toedraagt, integendeel: hij laat zien dat we niet anders kunnen dan ons overleveren aan deze illusie. We moeten leven in het bewustzijn van de schijn, we moeten de duurzaamheid van de droom in stand houden en dus moeten we in de liefde geloven. Geliefden mogen niet lang filosofen blijven, ze moeten geloven en vertrouwen hebben. Ze zouden liever het risico moeten nemen om zich te vergissen en verliefd te zijn dan te twijfelen en zonder liefde te zitten. Maar de nuchterheid die De Botton ons hier voor de voeten werpt, kan irritatie opwekken omdat ze ons drukt op de feitelijke onmogelijkheid van een zuivere en volmaakte liefde.
In deze vaststelling vinden we tevens verwoord wat er achter het frivole spel van Così fan tutte schuilt. We worden namelijk geïrriteerd door het feit dat in deze opera een loopje genomen wordt met ons romantisch fatalisme. Deze irritatie is niet verbonden met een bepaald tijdperk of een bepaalde moraal, maar met de wezenlijke structuur van het menselijk handelen en de menselijke verhoudingen en verlangens. Wij, de toeschouwers, worden net als de personages Ferrando, Guglielmo, Dorabella en Fiordiligi geconfronteerd met de nietigheid van onze sentimentele illusies en met de grote mate van vervangbaarheid van onze individualiteit. Così fan tutte geeft onze eigendunk een ferme klap.
Het zogenaamde cynisme van Don Alfonso gaat dieper dan de algemeenheid en de gemeenheid van zijn uitspraak: ‘Zo zijn alle vrouwen’. Het verwijt van antifeminisme – een verwijt dat ook Mozart ten deel viel – is onterecht. Don Alfonso confronteert de geliefde – man én vrouw – met een situatie waarin de mooie ijdelheid die de liefde is, wordt getoond.
ZO ZIJN WE ALLEMAAL
Keren we terug naar de kritiek op Così. Het valt op dat de belangrijkste tegenstanders van de opera in de negentiende eeuw mannen waren. Mannen die het opnemen voor de vrouwen in een tijd waarin de vrouwen slechts zeer beperkt zelf het woord konden nemen. Vreemd. Waarschijnlijk ontmaskert Così fan tutte het beeld dat deze man heeft van zichzelf en van de vrouw voor zover ze aan zijn ideaal beantwoordt. Het is een schop tegen de benen van de man die het opneemt voor de vrouw omdat hij het in de eerste plaats opneemt voor zichzelf. Want de mannelijke eerzucht wist/weet zich pas vervuld door de overwinning op de vrouw en de bezegeling van deze overwinning in de trouwe echtgenote. In Così fan tutte voelen de mannen zich door de vrouwen al te zeer op sleeptouw genomen en wordt hun beeld over de eer met zuur overgoten. Nochtans zegt Don Alfonso, als voorloper van De Botton: ‘Voelt iemand zich bedrogen in de liefde, dan ligt de schuld niet bij de vrouwen, maar in zichzelf’. Così fan tutte, Così fan tutti – ‘Zo zijn alle vrouwen, zo zijn alle mannen’. Zo zijn we allemaal.
Een van de vroege Oostenrijkse critici schreef: ‘Bij al dit fraais fronst de wakkere rationalist zijn wenkbrauwen, duwt zijn bril recht op zijn neus en lacht: dit is onmogelijk en onwaarschijnlijk. Hoe kan het zijn dat de dames hun geliefde of hun kamermeisje niet herkennen!’ Hoe kan het dat Don Alfonso uit deze naïeve verkleedpartij de seksistische conclusie trekt dat ‘alle vrouwen zo zijn’. Maar daar ligt niet het probleem. In het spel van de maskers weigert men te erkennen dat er ontmaskerd wordt. Het doet denken aan wat Goethe zegt over zijn hoofdpersonage in Wilhelm Meisters Leerjaren: ‘Als de eerste liefde het mooiste is wat een hart vroeger of later kan ondervinden, dan moeten we onze held drievoudig gelukkig prijzen dat het hem werd vergund, de verrukkingen van deze unieke ogenblikken in hun volle omvang te genieten. Slechts weinig mensen worden zo uitzonderlijk begunstigd, want de meesten krijgen alleen maar een harde leerschool te doorlopen, waarin ze, na een schraal genot, dat wat hun als hoogste gelukzaligheid voor ogen zweefde voor altijd leren ontberen’.