Het Nationale Ballet in vogelvlucht
Tekst: Wiebke Huster
Het Nationale Ballet is jong in vergelijking met de gezelschappen in Parijs, Milaan, Kopenhagen en Sint Petersburg; ballet begon in Nederland pas te leven rond het midden van de twintigste eeuw.
De buitengewone kwaliteit van Het Nationale Ballet van nu, is te danken aan een ononderbroken serie visionaire directeuren en balletmeesters. Neem een kijkje in de bijzondere ontstaansgeschiedenis van ons gezelschap, door de ogen van de Duitse danscriticus Wiebke Huster.
Ballet begon pas in Nederland te leven rond het midden van de twintigste eeuw, terwijl Marius Petipa en August Bournonville hun werk honderd jaar eerder begonnen waren, een generatie of twee na de Franse pioniers Charles Didelot, Jules Perrot and Arthur Saint-Leon. Er was in het Nederland van de 19e eeuw geen Bournonville, zoals die er in Denemarken wel was. De geschiedenis heeft desalniettemin haar sporen nagelaten in de dans in Nederland – en Nederland antwoordde door haar sporen na te laten in de dans.
HONGER NAAR DANS
Het was het tumult van de twintigste eeuw dat een ‘diaspora’ van dansers en balletmeesters teweegbracht, op zoek naar een nieuw thuis en een breder naoorlogs publiek geïnteresseerd in klassieke dans. Maar voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog werd al de basis voor een nieuwe bloeiperiode van de klassieke dans in het Westen gelegd. De populariteit van de tournees van de Ballet Russes, zowel voor als na Diaghilevs dood, creëerde een honger naar dans in plaatsen waar ze daarvoor niet ontwikkeld was. Balanchine verhuisde naar de Verenigde Staten en begon daar in 1933 met lesgeven en het maken van balletten.
‘‘Ze waren trots een balletgezelschap op te richten waar er eerder geen was; ze waren ervan overtuigd dat ze een groot erfgoed te koesteren hadden, en schoonheid om te delen’’
In diezelfde tijd was het Engelse danspubliek getuige van de oprichting van een in Londen gevestigd balletgezelschap, dat het werk van Ninette de Valois en Frederick Ashton opvoerde, met in de hoofdrol Alicia Markova – die al in 1935 werd opgevolgd door de 16-jarige Margot Fonteyn. In dit internationale creatieve klimaat – waar dans werd gezien als een vitale contemporaine kunstvorm – voelden anderen de behoefte om repertoiregezelschappen op te richten, die de meest belangrijke en meest schitterende werken presenteerden, behorend tot de overlevering uit eerdere perioden uit de dansgeschiedenis. Velen van hen die door heel Europa, de Verenigde Staten en Latijns-Amerika balletgezelschappen oprichtten, kwamen van de Ballet-Russes gezelschappen – of, zoals Francoise Adret, van de Parijse Opera. Ze waren trots een balletgezelschap op te richten waar er eerder geen was; ze waren ervan overtuigd dat ze een groot erfgoed te koesteren hadden, en schoonheid om te delen.
SONIA GASKELL
Het Nationale Ballet is opgericht op 31 Augustus 1961 door het samengaan van het Nederlands Ballet (Sonia Gaskell) en het Amsterdams Ballet (Mascha ter Weeme), waardoor de 'balletoorlog' ten einde kwam. Daarin streden verscheidene net opgerichte balletgezelschappen, geleid door sterke vrouwen die zowel uit Nederland als uit het buitenland afkomstig waren, om de aandacht van een publiek dat de kunstvorm net aan het ontdekken was.
Sonia Gaskell, die de leiding had vanaf de oprichting tot 1968, had een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse danswereld sinds ze naar Amsterdam verhuisde in 1939. Gaskell, een Litouws-Joods-Nederlandse danseres die haar eerste training in de Oekraïne kreeg, had haar balletopleiding afgerond in Parijs. Als briljant balletmeesteres had Gaskell later een student die een wereldberoemd choreograaf zou worden, misschien de grootste Nederlandse choreograaf ooit: zijn naam was Hans van Manen . Ook was het onder haar supervisie bij het Nederlandse Ballet dat Van Manens collega Rudi van Dantzig zijn eerste werk in première liet gaan.
DE DRIE ‘VAN’S’
Gaskells toewijding, enthousiasme en goede smaak legden de basis voor een ensemble dat een prachtig instrument zou vormen voor het glorieuze artistieke trio van Nederlandse meesterchoreografen die het theater in de jaren zeventig en tachtig zouden beheersen: de drie 'Van's': Rudi van Dantzig, Hans van Manen en Toer van Schayk. Zij waren gevormd als choreograaf door eerst als dansers te worden gekneed in de handen van docenten en regisseurs die de dansgeschiedenis door en door kenden. Ze zagen en dansten in de klassieken, hadden het cruciale avant-garde repertoire van de Ballet-Russes opgevoerd, ze waren getuige van premières van onder andere Martha Graham, George Balanchine, Frederick Ashton. Het was een spannende tijd, een explosieve periode voor de dans, met zoveel verschillende geweldige choreografen aan het werk, nieuwe dansgezelschappen die nieuwe mogelijkheden creëerden en een snelle ontwikkeling van de danstechniek.
Het naoorlogse Nederlandse Ballet had aan haar basis goed geïnformeerde, intelligente, en vernieuwende opvoeringen van repertoire-klassiekers van de negentiende en vroege twintigste eeuw staan. Maar gelukkig verlangde en ondersteunde het Nederlandse publiek ook nieuw werk. Danskunstenaars werden in Nederland aangemoedigd om een bijdrage te leveren aan het klassieke repertoire – niet om haar slechts te onderhouden. In deze atmosfeer was er ruimte voor Rudi van Dantzig om zijn unieke versies van Het Zwanenmeer en Romeo en Julia te creeren.
DE EENENTWINTIGSTE EEUW
Eerst onder Wayne Eagling en vanaf 2003 onder Ted Brandsen is deze traditie, waarmee Gaskell begon en die onder Van Dantzig twintig jaar werd voortgezet, verder ontwikkeld en aangepast aan de eenentwintigste eeuw. Een van de prioriteiten was om nog nauwer samen te werken met de Nederlandse Balletacademie, om deze vruchtbare uitwisseling tussen ervaring en talent opnieuw te versterken.
Brandsen begreep, beter dan wie dan ook, wat Hans van Manen nodig had om, nog na zijn zeventigste levensjaar, de beste werken van zijn carrière te maken. Van Manen had het nodig om gevraagd te worden, hij had het nodig om nodig te zijn, om naar te worden verlangd. De dansers van het Nationale Ballet wilden graag meer van zijn werk dansen, en Brandsen zag dat in. Wat een geluk voor ons allemaal! Sinds Van Manen opnieuw begon te choreograferen voor het gezelschap in 2005, heeft hij ons verrast en overweldigd met een reeks nieuwe werken, gecreëerd door een genie dat beschikt over de ervaring van een heel leven in de dans.
‘‘Een Van Manen-choreografie is een drama zonder woorden – een drama dat wordt uitgedrukt in een magische, meerlagige, haast lyrische taal’’
In de late jaren vijftig begon Van Manen zijn eigen unieke taal te ontdekken van neoklassieke zuiverheid en karakteristieke, maar natuurlijke, alledaagse beweging. Hij liet de danswereld voor het eerst zien hoe dansen op spitzen te combineren is met subtiele theatrale elementen, waardoor de personages hun geheimen kunnen bewaren – terwijl hij ons niettemin liet voelen dat wat zij voor ons verborgen hielden prachtig was en uniek. Een Van Manen-choreografie is een drama zonder woorden – een drama dat wordt uitgedrukt in een magische, meerlagige, haast lyrische taal. Zelfs de meest geestige passages in zijn werk onthullen een diep niveau van abstractie en een complexe relatie tot hun muzikale inspiratiebron.
Hoe uitnodigend zijn deze dansen! Zoals met alle echte klassiekers, ontdek je bij elk bezoek aan een Hans van Manen-ballet nieuwe, nog niet eerder opgemerkte details. Het terugzien ervan is als terugkijken op je eigen leven, en het ontbrekende stukje van een puzzel terugvinden – dat ene stukje dat eindelijk het beeld compleet maakt. Intussen worden ook nog de grenzen van het werk opgerekt zodat je voelt dat je de volgende dag terug moet gaan om het werk nog eens te zien om dit nieuwe element te onderzoeken.
Ik hoop dat u mij mijn voorkeur voor Hans van Manen kunt vergeven. Voor ons Duitsers is het natuurlijk om partij te kiezen tussen andere choreografen en het werk van Hans van Manen. We maken voortdurend ruzie over of onze favoriet Goethe of Schiller is. Het is Goethe (Hans van Manen), natuurlijk.
ANDERE CHOREOGRAFEN
Voor mij als jonge Duitse danscriticus was Van Manen de eerste reden om naar Amsterdam te reizen en opvoeringen van het Nationale Ballet te bezoeken. Later kocht ik een DVD van Sir Peter Wright’s Sleeping Beauty bij Het Nationale Ballet, met daarin de lieflijke Sofiane Sylve als Aurora, en werd ook daar verliefd op. Desondanks kon een enkele choreograaf – zelfs als zijn naam Hans van Manen is – Het Nationale Ballet niet laten rijzen in artisticiteit zoals het dat de laatste tien jaar heeft gedaan. De andere recente huischoreograaf van het gezelschap, Krzysztof Pastor, Artistic Associate David Dawson en natuurlijk ook het bredere repertoire van het gezelschap, hebben een grote bijdrage geleverd aan deze groei.
Brandsens focus op de interactie met de Nationale Balletacademie heeft haar vruchten afgeworpen. Het Nationale Ballet heeft onlangs ook twee jonge Creative Associates benoemd: Peter Leung en Juanjo Arques. Het gezelschap heeft geweldige dansers tot haar beschikking. Zij zijn op hun beurt gemotiveerd door de spanning en het enthousiasme die ontstaan door het werken in de studio met een geweldige choreograaf – en door het dansen van geweldige werken van choreografen van buiten Amsterdam en Nederland.
PRESENT/S
In 2010 was er de onvergetelijke première van Alexei Ratmansky's Don Quichot. We kwamen allemaal om Anna Tsygankova en Matthew Golding te zien in Ratmansky’s transformatie van een onweerstaanbare oudgediende – meestal genoten als een voertuig voor geweldig danstalent – naar een juweel van vernieuwde snit en onvergelijkbare schittering. Was dat geen historisch moment? En dat was niet het enige dat Brandsen ons gaf.
In 2012 stelde hij een programma samen dat een van de beste en rijkste blijft dat ik in tientallen jaren gezien heb: Present/s. Geschenken waren er in overvloed die avond. Het publiek kreeg de zeldzame kans Ratmansky's Souvenir d'un lieu cher naast Van Manens Variations for Two Couples te zien, en niet alleen was er meer memorabele choreografie, maar ook was bijzonder dat de meeste decors en kostuums gemaakt waren door het visuele genie Keso Dekker. In 2014 liet Brandsen het geweldige format Dutch Doubles in première gaan, dat fantastische choreografen en bijzondere kunstenaars samenbracht. Met Made in Amsterdam (2017) werd opnieuw een dubbelprogramma gemaakt, met spannende, hedendaagse balletten.
Wiebke Huster is een Duitse schrijver, danscriticus en yoga-docent, woonachtig in Frankfurt am Main. Ze is de auteur van Birgit Keil. Ballerina: Glück ist wenn auch die Seele tanzt.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het luxe programmaboek van Made in Amsterdam (2016 / 2017).