Hollandse Meesters
Tekst: Astrid van Leeuwen
Onder artistiek leider Rudi van Dantzig en met huischoreografen Hans van Manen en Toer van Schayk maakte Het Nationale Ballet een artistieke bloeiperiode door die zijn weerga niet kent. Deze drie ‘Van’s’ plaatsten het gezelschap op de wereldkaart.
De drie Hollandse Meesters zijn sinds de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw van onschatbare betekenis voor de naam en faam van Het Nationale Ballet. Hoe uiteenlopend hun creaties ook waren en zijn, met elkaar legden zij het fundament voor wat in het buitenland nog steeds wordt aangeduid als de ‘Hollandse School'.
‘De drie ‘Van’s’. Wie het drietal deze ‘bijnaam’ gaf, blijkt moeilijk te achterhalen. Alle sporen wijzen in elk geval naar Duitsland. “Daar, in het land van de ‘Von’s’, viel dat op: drie ‘Van’s’”, zegt een van de geraadpleegden. De naam van Rolf Garske, oud-hoofdredacteur van Ballett International, valt als mogelijke bedenker. Maar ook die van Jochen Schmidt, hoog gerespecteerd danscriticus van de Frankfurter Allgemeine. Beide heren leven helaas niet meer, dus de vraag leeft voorlopig – of voorgoed – voort.
EERSTE BALLETTEN
Rudi van Dantzig, de eerste ‘Van’, maakt in 1961 zijn eerste choreografie voor Het Nationale Ballet, Jungle. In 1965 wordt hij samen met Robert Kaesen opgenomen in de artistieke leiding – tot dan geheel in handen van Sonia Gaskell – en vanaf 1971 is Van Dantzig enig artistiek leider. Een van zijn eerste daden in deze positie is dat hij zijn goede vriend en danser en ontwerper Toer van Schayk stimuleert om zijn eerste zelfstandige choreografie te maken: Onvoltooid verleden tijd.
Vier maanden na de première hiervan neemt Het Nationale Ballet voor het eerst ook een choreografie van Hans van Manen op het repertoire: Vijf Schetsen. En nog eens acht maanden later, het is dan juni 1972, maakt Van Manen zijn eerste ballet voor het gezelschap, Twilight, waarna hij in 1973 tot huischoreograaf van de groep benoemd wordt.
Werken van Toer van Schayk, Hans van Manen en Rudi van Dantzig
IEDER EEN EIGEN STIJL
In de jaren daarna verkeert Het Nationale Ballet – tot Van Manens vertrek in 1987 – in de luxe positie dat het drie eigenzinnige, vernieuwende, internationaal toonaangevende choreografen in zijn gelederen heeft. Hun aanwezigheid blijkt een artistieke goudmijn voor de groep: de uitnodigingen voor buitenlandse tournees stapelen zich op. Ook in eigen land worden de avontuurszin van het gezelschap en de verrijking en veelzijdigheid van het repertoire uitbundig geprezen.
De drie hebben ieder hun eigen stijl, waarbij de balletten van Van Manen zich nog eens extra onderscheiden. Voor Van Manen (1932) ‘drukt dans niets anders uit dan dans’. In zijn balletten wil hij zo helder en controleerbaar mogelijk zijn. Verhalende dans, laat staan dans met een boodschap of dans die weinig aan de verbeelding overlaat, is niet aan hem besteed. Niet voor niets zei hij ooit: ‘Ik ben geen winden-waaien-om-de-rotsen-choreograaf’.
Bij Van Dantzig (1933-2012) en Van Schayk (1936) daarentegen is de ‘boodschap’ juist heel belangrijk, beiden creëren vanuit hun politieke en maatschappelijke engagement. Kenmerkend voor Van Dantzig is zijn emotioneel heftig bewogen, expressionistische dansstijl. Vanuit een grote innerlijke bevlogenheid weet Van Dantzig zijn dansers mee te voeren in zijn ‘eeuwige zoektocht naar het onbereikbare’. Van de drie ‘Van’s’ is hij het meest controversieel: sommige critici vinden zijn balletten te pamflettistisch en dopen hem ‘de dominee van de dans’. In de choreografieën van Van Schayk gaan vorm en inhoud als het ware gelijk op. Belangrijke thema’s zijn zijn grote zorg om wat wij mensen de wereld aandoen en de zinloosheid van oorlogsvoering. Thema’s die hij vormgeeft in een grillige, hoekige bewegingstaal waarin, zeker in de eerste jaren, sculpturale vormen en groeperingen de aandacht trekken.