Interview Floris Visser: 'Vivaldi is een van de meest onderschatte componisten'

Interview Floris Visser: ‘Vivaldi is een van de meest onderschatte componisten’

6 december 2018

Tekst: Laura Roling



De jonge Nederlandse regisseur Floris Visser maakt zijn officiële debuut in de zaal van Nationale Opera & Ballet met Juditha Triumphans, een werk dat hem na aan het hart ligt. ‘Ik kreeg in 2000, toen ik een jaar of 18 was, voor het eerst een opname in handen van Juditha. Al vanaf het openingskoor was ik verkocht.’

Visser is geen onbekende bij De Nationale Opera. Hij regisseerde eerder de Opera Forward Festival-productie Fortress Europe (in de Stadsschouwburg) en het eerste International Young Patrons Gala in 2017. En nu is het dan zover, een eigen operaproductie in Nationale Opera & Ballet. Of dat bijzonder voelt? “Ik heb altijd gedacht dat het me wel wat zou doen om een productie te maken voor dé grote zaal in Amsterdam, mijn thuisstad, maar nu ik in het maakproces zit, merk ik nog geen verschil.” Visser lacht. “Maar misschien vind ik het eigenlijk doodeng en ben ik dat onbewust aan het onderdrukken. In dat geval houd ik dat liever nog even zo.”

Internationale operahuizen

De vraag heeft Visser aan het denken gezet over grote operahuizen. “Ik ben niet heel gevoelig voor de reputatie van beroemde operahuizen. Voor sommige regisseurs is The Met in New York het hoogst haalbare, voor mij niet. The Met is in zekere zin een soort fabriek, je hebt er als regisseur amper tijd om een fatsoenlijke productie neer te zetten. Ik werk veel liever in wat ik ‘boetiek’-operahuizen noem, zoals Opernhaus Zürich en DNO. Daar kun je als regisseur met veel meer aandacht en tijd werken. The Met is leuk, maar wel met een coproductie die je eerder in zo’n ‘boetiek’-huis hebt kunnen maken.”

Het ensceneren van een oratorium

Het is opmerkelijk dat Visser debuteert met een werk dat eigenlijk geen opera is, maar een oratorium. Visser: “Aan deze keuze is een lang traject met Pierre Audi (tot september 2018 artistiek directeur van DNO, red.) voorafgegaan, waarin uiteindelijk drie stukken voor mijn debuut op tafel lagen: Puccini’s TurandotHamlet van Ambroise Thomas en Juditha Triumphans. De keuze was aan Pierre. Hij heeft met HerculesGurre-LiederJephtha en Das Floß der Medusa een DNO-traditie gecreëerd van geënsceneerde oratoria, en daar paste Juditha mooi in.”

Het ensceneren van een oratorium is echter geen sinecure. Visser: “Het grote probleem met oratoria is dat het verhaal vaak behoorlijk abstract is. De libretti zitten bomvol allegorieën en metaforen, maar ontberen vaak een duidelijke tijd en plaats van handeling. En laat een goed drama juist wél die concrete handeling nodig hebben. Daarom moet je als regisseur een soort aanvullend script gaan maken, waarin je gebeurtenissen, situaties en handelingen creëert die naadloos op de tekst en muziek aansluiten. Dat is ontzettend veel werk, je krijgt niets cadeau.”

Vivaldi's expressionisme

Waar de tekst van Juditha Triumphans Visser weinig hielp bij zijn concept, deed de muziek van Vivaldi dat wel. Visser: “Vivaldi is een van de meest onderschatte componisten. Zijn muziek heeft een haast expressionistische kwaliteit. In zijn Vier jaargetijden hoor je de verschillende seizoenen zó ontzettend herkenbaar en expressief verklankt, het is niet voor niets een evergreen van de klassieke muziek geworden. Het is dan ook jammer dat veel mensen niet verder komen dan dat ene werk, want zijn talloze opera’s en ook Juditha zijn immens expressief en beeldend. Wanneer Holofernes bijvoorbeeld dronken wordt, hoor je hem in Vivaldi’s muziek uitglijden en vallen.”

Verschrikkingen van de oorlog in Juditha Triumphans

Een belangrijk aanknopingspunt voor zijn concept vond Visser in het openingskoor van Juditha. “Dat is ontzettend militaristisch en afschrikwekkend. De openingszin luidt ‘Laat wapens, slachting, wraak, furie, honger en angst voor ons uit gaan’. Daarin zitten de verschrikkingen van de oorlog schrijnend vervat. En dat moet ook in het Venetië van Vivaldi, dat in 1716 al veel terrein aan de oprukkende Ottomanen verloren had, hard binnengekomen zijn. En ook nu: bij het horen van het openingskoor zie ik meteen beelden van Assad, Aleppo, IS, onthoofdingen en gifgasaanvallen voor me. De sfeer van het stuk wordt meteen gezet: dit gaat over de gruwelen van oorlog.”

Toch verplaatst Visser de handeling niet naar Syrië anno 2018. “Als je een enscenering té modern maakt, ontdoe je het stuk van z’n mythische bagage.” Daarom koos Visser voor een oorlogssituatie die nog steeds leeft, maar ook door de vele films, boeken en toneelstukken een haast mythische status heeft gekregen in ons collectieve bewustzijn. Zijn Juditha speelt zich af in een kapotgebombardeerd Italiaans dorp ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Waarom Italië? “Juditha heeft dan wel een Latijnse tekst, maar dat Kerklatijn is in feite half-Italiaans, en zo wordt het ook uitgesproken. En een Italiaansere barokcomponist dan Vivaldi is er niet. De muziek van Juditha ademt Italië.”

Visser gaat bij het uitwerken van zijn concept wel abstraherend te werk: “Ik wil mijn publiek niet bombarderen met nazi’s en hakenkruizen, dan schiet ik mijn doel voorbij. Mijn doel is een sfeer creëren waarin het verhaal van Juditha op z’n plek valt. Een regieconcept is voor mij geen trechter waar ik een stuk koste wat kost doorheen pers. Ik wil met veel respect te werk gaan.”

Judith_Beheading_Holofernes-Caravaggio_(

Roofkunst en kerk 

Het verhaal speelt zich bij Visser op en rond één plek: een kerkruïne, waar de inwoners van het gebombardeerde Italiaanse dorp hun toevlucht hebben genomen, en waar Holofernes en zijn mannen hun kamp opslaan. “Ik vond een kerk een mooie locatie. Het is het hart van een stad en een gemeenschappelijke culturele identiteit, bij uitstek de plek waar mensen hun heil zoeken in hoogste nood. Bovendien werd Juditha door Vivaldi ook nog eens gecomponeerd voor uitvoering in een kerk, dus alles viel mooi op z’n plek.”

Bij Visser is Holofernes een Wehrmacht-commandant, met in zijn kielzog een grote hoeveelheid roofkunst om thuis aan zijn muur te hangen. Eén van de kunstwerken die hij bij zich heeft is Caravaggio’s beroemde schilderij Judith onthoofdt Holofernes. Judith is in Vissers productie een dorpsbewoonster waar de commandant zijn oog op laat vallen, en die door het zien van dit schilderij op het idee komt om hem te onthoofden.

Hoe Visser erop gekomen is om twee ‘reïncarnaties’ van Judith en Holofernes op het podium te brengen? “In het slotkoor zingen de inwoners van Bethulia iets dat ze als Bijbelse figuren eigenlijk helemaal niet zouden moeten zingen, namelijk: ‘Zoals de barbaar uit Thracië verslagen is, laat zó de koningin van de zee triomferen’. De koningin van de zee, dat is Venetië. Het koor van inwoners van Bethulia trekt dus een parallel tussen het verhaal van Judith en de actuele situatie in Venetië ten tijde van Vivaldi. Juditha Triumphans gaat dus niet om een geïsoleerd Bijbelverhaal, maar om de herhaling van een geschiedenis waarin de schijnbaar machteloze underdog een grote vijand verslaat. In mijn regie worden de hoofdfiguren door de gruwelen en het trauma van oorlog ertoe gebracht om ‘een’ Holofernes en ‘een’ Judith te worden, om de Bijbelse geschiedenis te herhalen. Mijn productie laat zien dat de geschiedenis een herhaling van zetten is. Een gruwelijke herhaling van zetten, waar niemand goed uit tevoorschijn komt. Judith overwint dan wel, maar ze heeft een onmenselijke gruweldaad verricht. Ze is daarna permanent beschadigd, dat kan niet anders.”

Een oratorium voor vrouwen

Vivaldi schreef zijn Juditha Triumphans voor uitvoering door het Ospedale della Pietà, een meisjesweeshuis en klooster waar op het allerhoogste niveau gemusiceerd werd. Dat betekent dat het koor en de cast volledig bestond uit vrouwen. Visser brengt daar verandering in. In zijn koor zingen aan het begin van Juditha namelijk ook mannen mee. “Vivaldi moest pragmatisch te werk gaan en had alleen maar vrouwen tot zijn beschikking. Wij hebben het hele Koor van De Nationale Opera tot onze beschikking, en dat kunnen we ook nog dramaturgisch relevant inzetten. In oorlogssituaties zie je vaak dat de mannen als eersten worden uitgeschakeld of weggevoerd, waarna de vrouwen en kinderen overgeleverd zijn aan de grillen van de vijand. Dat gebeurt ook in mijn productie: aan het begin zijn de mannen er nog, aan het eind is er alleen nog maar een koor van vrouwen.”

De solistische rollen worden wel volledig bezet met vrouwen. Visser: “In de opera zijn we wel gewend aan de conventie van broekrollen. Als we de rollen die Vivaldi specifiek op vrouwenstemmen schreef zouden gaan bezetten met mannenstemmen die min of meer hetzelfde bereik hebben, dan is het resultaat alsnog een middelmatige vocale prestatie. Nee, Juditha is echt geschreven voor vrouwenstemmen.”

Aan het hoofd van het castingproces stond hoofd artistieke zaken Jesús Iglesias Noriega, die daarbij nauw samenwerkte met Floris Visser en dirigent Andrea Marcon. Visser: “Ik vond het heel belangrijk dat we zangers kozen die kunnen leveren waar ik naar op zoek ben als regisseur. Ik stel me Holofernes voor als een soort kruising tussen veldmaarschalk Rommel en Ralph Fiennes, en zijn rechterhand Vagaus zie ik voor me als een latent-homoseksuele fascist die stiekem verliefd is op Holofernes. We hebben nu een cast van topzangeressen die ook nog eens verdomd goed kunnen acteren. Ik heb ontzettend veel zin om met hen het repetitieproces in te gaan.”

Dit artikel verscheen eerder in Odeon 112.

Portretfoto Floris Visser: Marco Borggreve.