‘Je moet kinderen heel serieus nemen’
In Het meisje, de jager en de wolf is het personage van de wolf niet het angstaanjagende monster dat we kennen uit sprookjes, maar een hulpbehoevende, opgejaagde eenling. Regisseur Inne Goris en componist Vasco Mendonça vertellen over hun jeugdvoorstelling, die het publiek uitnodigt om open in het leven te staan.
Tekst: Wout van Tongeren
Om te beginnen: hoe is het idee voor deze jeugdproductie ontstaan?
Vasco: “Ik had de wens om een jeugdopera te maken over een onderwerp dat mij aan het hart gaat. Ik maak me zorgen als ik kijk naar de manier waarop er op dit moment in de wereld wordt omgegaan met meningsverschillen. Als je onenigheid hebt, moet je met elkaar om tafel kunnen gaan om een compromis te zoeken. Maar het lijkt erop dat mensen nu vaak hun tegenstanders geheel het zwijgen willen opleggen, hen willen vernietigen. Ik wilde vertellen dat wat anders is, niet per se ook gevaarlijk is. Zo kwam ik op het idee om het verhaal van de wolf en de drie biggetjes te nemen en het te vertellen vanuit het perspectief van de wolf, die zou uitleggen dat alles een groot misverstand was, dat het nooit zijn bedoeling geweest was om de biggetjes op te eten. Over dat idee raakte ik in gesprek met Inne, en zij stelde voor om niet dat ene sprookje centraal te stellen, maar om het personage van de wolf als uitgangspunt te nemen.”
Inne: “Ik vertelde meteen dat ik niet gek ben op dat sprookje van de drie biggetjes. Daar had het project kunnen stranden, maar we vonden elkaar vervolgens in de figuur van de wolf, een heel intrigerend personage. We kennen hem van diverse sprookjes: hij is steevast de bad guy, altijd eenzaam, mannelijk en hongerig. Maar als je over echte wolven leest, leer je dat ze wel 10 dagen zonder eten kunnen, dat ze gewoonlijk juist in een roedel samenleven en dat een eenzame wolf vaak juist een vrouwtje is. Al die zaken leken mij een interessante context om vanuit te werken. Daar begon ons gesprek.”
In het verhaal zoals librettist Gonçalo Tavares dat uiteindelijk uitwerkte, is de hongerige wolf op de vlucht voor twee jagers. Hij ontmoet Roodkapje, die anders dan de jagers werkelijk contact met hem maakt en hem probeert te helpen. Of ze daarin slaagt of niet, dat blijft open. Waarom kiezen jullie niet voor een evident happy end?
Vasco: “De wolf belichaamt onze angst voor het onbekende, voor ‘de ander’. Wij vertellen met deze voorstelling een verhaal over verschil, over geschil, over onbegrip. Zou het dan passend zijn om alles aan het einde schoon af te ronden? Dat is niet hoe het er in de wereld aan toegaat. Ik zou het heel mooi vinden als de kinderen na afloop zelf nadenken over het einde, en met ideeën komen over hoe het verhaal zou moeten aflopen.”
Inne: “Ook hierin vonden wij elkaar al snel. Vasco en ik zijn beiden niet bang om in een voorstelling ook de schaduwzijden van het bestaan te tonen, om dingen open te laten. Voor mij als maker is dat heel belangrijk. Ik vind dat je kinderen heel serieus moet nemen. Zij hebben zelf ook hun duistere kant, zij doen ook kwalijke dingen.”
En jeugdvoorstellingen moeten die complexe realiteit weerspiegelen?
Inne: “Ik wil zware thema’s inderdaad niet uit de weg gaan. Als kind maak je hoe dan ook veel mee: je kat gaat dood, je oma sterft, je hebt ruzie op school, noem maar op. Lelijke, duistere dingen gebeuren, dat is deel van ons leven. En je helpt kinderen er niet mee om dat soort dingen weg te laten uit een voorstelling. Je moet hen de kans geven om zich daartoe te verhouden, om erover te praten. Soms heb ik de indruk dat ouders of leraren zelf bang zijn om na de voorstelling met hun kinderen over de zwaardere thema’s te praten. Dat is het werkelijke probleem.”
Vasco: “Terwijl je er juist over móet praten, opdat het geen monsters worden, zo groot en angstaanjagend dat je er niet meer mee kunt omgaan. Als ik mijn kinderen zou afschermen tot ze volwassen zijn, en ze daarna pas de roerige wereld in zou sturen, hoe zouden ze het daar dan uithouden? Is het niet beter om hen op milde wijze al aan onrust bloot te stellen, in kleine doses, als vaccinaties, zodat ze ertegen opgewassen raken?”
En hoe bereidt Het meisje, de jager en de wolf de jonge toeschouwers voor op het leven?
Vasco: “Het is belangrijk dat Roodkapje in deze voorstelling niet het hulpeloze meisje is dat bedreigd wordt door de wolf. Zij is misschien wel het meest van alle personages meester over de situatie.”
Inne: “Ze kan een raket bouwen; ze is een stoer meisje.”
Vasco: “En tussen haar en de wolf ontstaat een bijzondere verbinding. Er is een basis van empathie tussen de wolf, die hulpbehoevend is, en Roodkapje, die steviger in haar schoenen staat. Het is een gelaagde relatie, waar toeschouwers zelf hun weg in kunnen zoeken.”
Inne: “Uiteindelijk is het Roodkapje die de opera besluit. Zij zingt: ‘de wereld is een raar feest, maar ik dans.’ En voor mij betekent dat: de wereld mag complex zijn, maar het is mogelijk om er zachtaardig doorheen te bewegen, in je eigen tempo. Wees open en verbind je, dat is wat ze voor mij zegt aan het slot.”
Vasco: “En dat is uiteindelijk heel positief: verbind je met mensen, zeg niet meteen ‘nee’. Geef anderen een kans.”
De makers over hun samenwerking
De Vlaamse theatermaker Inne Goris maakt poëtische voorstellingen op het grensvlak van beeldende kunst, muziek, dans en theater. Ze werkte onder meer bij LOD muziektheater, hetpaleis Antwerpen, Silbersee en Opera Ballet Vlaanderen.
“Bij eerdere creaties met componisten was ik doorgaans de initiator, en ontwikkelde ik de voorstelling gaandeweg samen met anderen op de vloer. Maar Het meisje, de jager en de wolf is echt begonnen bij Vasco. Dit project nodigt mij zo uit tot een andere manier van werken; dat vind ik heel interessant.”
De Portugese componist Vasco Mendonça studeerde aan de conservatoria van Lissabon, Amsterdam en Londen. Zijn werk wordt wereldwijd uitgevoerd in zalen als Philharmonie de Paris, Lincoln Centre, Centro Cultural del Bosque en Concertgebouw Amsterdam.
“Zoals ik vaker zeg: ik schrijf opera omdat ik van theater houd, niet omdat ik van muziek houd. En bij theater hoort dat je samenwerkt. Dan is het van belang de anderen te vertrouwen. We werken met hetzelfde doel voor ogen, en dat is uiteindelijk de best mogelijke voorstelling maken. Dat vertrouwen is er zonder meer in deze samenwerking.”