Koningspaar Han en Lex
Tekst: José Broekhuizen
Over 60 jaar Het Nationale Ballet
Alexandra Radius (1942) danste van 1970 tot 1990 bij Het Nationale Ballet, haar man Han Ebbelaar (1943) van 1970 tot 1988. Ook daarna bleven ze nauw betrokken bij de danswereld: al in 1979 richtten ze samen het Dansersfonds ’79 op, dat Nederlands danstalent ondersteunt. Daarnaast was Han enige tijd adjunct-directeur van Het Nationale Ballet en wordt sinds 1987 jaarlijks de Alexandra Radius Prijs uitgereikt aan de meest opvallende danser van het gezelschap.
Han: “In 1970 – we dansten toen in New York bij American Dance Theatre – vroeg voormalig artistiek directeur Rudi van Dantzig of we alsjeblieft bij Het Nationale Ballet wilden komen.”
Lex: “Het gezelschap was toen niet van zo’n hoog niveau als nu hoor.”
Han: “Rudi was alleen overgebleven na het vertrek van Sonia Gaskell en Robert Kaesen. Dat viel hem zwaar, hij had backing nodig van vrienden.”
Lex: “Ik kende Rudi al vanaf mijn vijftiende, toen ik bij het Nederlandse Ballet danste. Wij inspireerden hem en gaven hem een veilig gevoel.”
Han: “Wij haalden op onze beurt Hans van Manen binnen in 1971.”
Lex: “Met hem hadden we eerder gewerkt bij Nederlands Dans Theater.”
Han: “Hans heeft na zijn overstap naar Het Nationale Ballet Twilight voor ons gemaakt, een pas de deux waarin Lex op hoge hakken danst, op muziek van John Cage. Een enórm succes. Ook Adagio Hammerklavier werd een wereldsucces. De zes dansers die dat ballet dansten – Monique Sand, Sonja Marchiolli, Henny Jurriëns, Francis Sinceretti, Lex en ik – legden de basis van een gouden tijd voor Het Nationale Ballet.”
Lex: “Voor dezelfde drie koppels maakte Rudi later Vier letzte Lieder. Toen begon het echt te bloeien. Engelsman Peter Wright kwam met zijn versie van Giselle…”
Han: “Daar had Lex zó’n succes mee. Daarna ook met The Sleeping Beauty, ook van Peter Wright… Het repertoire van Het Nationale Ballet is altijd een mix van eigentijdse en klassieke balletten geweest.”
Lex: “Ook dansten we in die jaren veel Nederlandse premières van Balanchine.”
‘Er kwam een nieuwe generatie dansers die zich ontwikkelden tot solisten’
Han: “Nee, de andere dansers waren niet jaloers. Van Manen, Van Dantzig, Van Schayk: de drie “Vans” hadden ieder hun favoriete dansers. Er was voor iedereen genoeg werk.”
Lex: “Wij dansten vooral in werken van Hans en Rudi, maar bijvoorbeeld ook in I hate you too, Johnny en Landschap van Toer.”
Han: “Er kwam een nieuwe generatie dansers die zich ontwikkelden tot solisten: Nathalie Caris, Coleen Davis, Caroline Sayo Iura, Jane Lord, Esther Protzman...”
Lex: “Ik heb gedurende zes jaar ook met Rudolf Nureyev gedanst. Dat was niet alleen voor mij inspirerend, maar voor de hele groep. Als groep waren we close. In de kleedkamer hebben we zoveel gelachen. Een heerlijke tijd.”
Han: “In 1986 gingen we over van de Stadsschouwburg naar Het Muziektheater. Dat viel niet voor iedereen mee: Rudi had moeite met alle veranderingen, Hans koos er uiteindelijk voor om weg te gaan (waarna hij in 2005 weer terugkeerde bij het gezelschap – red.).”
Lex: “Maar wij vonden het er fantastisch. Heerlijk grote studio’s, een enorm toneel. We hebben daar nog jaren zalig gedanst. In 1990 heb ik pas afscheid genomen, op mijn achtenveertigste.”
Han: “Ik was toen al weg, en Lex vond geen partner meer die haar zo goed paste.”
Lex: “Van wie je zegt: daar werk ik lekker mee. Met Han kon ik elk risico nemen. Ik gíng gewoon.”
Han: “Wil je tot slot wel vermelden dat met de komst van Ted in 2003 Het Nationale Ballet helemaal een wereldgezelschap werd? Met hem is het pas écht groot geworden.”