Marc Albrecht neemt afscheid zonder afscheid
Tekst: Klaus Bertisch
Op 25 april 2020 zou in Nationale Opera & Ballet de opera Die Frau ohne Schatten van Richard Strauss onder leiding van Marc Albrecht in première zijn gegaan. Dit had de laatste nieuwe productie voor hem als chef-dirigent van De Nationale Opera moeten worden. Maar nauwelijks waren de repetities begonnen, of het coronavirus maakte het noodzakelijk om alle activiteiten stop te zetten en de rest van het seizoen af te gelasten. De productie kwam te vervallen, zonder alternatief. Hierdoor zat een officieel vaarwel er niet meer in: een afscheid zonder afscheid.
Ga naar de stream van Gurre-Lieder
In het gesprek met Marc Albrecht reageert de dirigent, die inmiddels in Berlijn woont, met berusting op de vraag hoe het voelt om eenvoudigweg zonder een officieel afscheid te moeten verdwijnen, zonder ter afsluiting in het zonnetje te worden gezet en zonder nog één keer zijn artistieke en culturele overtuigingen naar voren te kunnen brengen.
"Ik ben toch al geen liefhebber van afscheidnemen. Wat dat betreft, komt het goed uit dat mijn afscheid eigenlijk al heeft plaatsgevonden: in Nationale Opera & Ballet met de laatste voorstelling van Wagners Die Walküre op 8 december 2019 en in Het Concertgebouw op 2 februari 2020 met de Sinfonia Domestica van Strauss. Toevallig zijn dit twee werken die onze gemeenschappelijke tijd heel mooi samenvatten. Het zou natuurlijk geweldig geweest zijn om met mijn Nederlands Philharmonisch Orkest deze opera van Strauss nog een keer te kunnen voorbereiden en uitvoeren. Maar ach, we hebben Die Frau ohne Schatten al in 2008 gespeeld en de mooie herinnering daaraan maakt het nu makkelijker om ervan af te zien."
‘De mooie herinnering maakt het makkelijker om ervan af te zien’
Die Frau ohne Schatten is voor Marc Albrecht een soort handelsmerk geworden. Ook internationaal heeft hij daarmee veel succes geoogst, onder meer in Milaan en Dresden. Voor het eerst maakte hij zich het stuk eigen tijdens zijn periode als Generalmusikdirektor in Darmstadt. "Toen merkte ik al op dat deze partituur voor mij heel bijzonder is. De unieke manier waarop muziek en tekst hier samengaan, heeft mij vanaf het begin gefascineerd. En het was heel mooi dat zo'n werk telkens weer op mijn pad kwam, want zo vaak wordt het niet opgevoerd! Los van de annulering nu in Amsterdam wil ik mij ook in de toekomst beslist weer verdiepen in deze opera. Ik was wel heel nieuwsgierig naar Katie Mitchells aanpak, want haar bewonder ik zeer. We hebben met elkaar al een paar producties gedaan en dit thema is werkelijk perfect voor Katie. Met haar had ik graag nieuwe ideeën over het stuk geformuleerd, maar het heeft niet zo mogen zijn. Toch: wie weet, krijgen we ooit alsnog een tweede kans."
Meer dan het Duitse repertoire alleen
Albrecht vindt het problematisch als men hem wil vastleggen op het Duitse repertoire, ook al zijn Strauss en Wagner beslist bepalend voor het beeld dat men van hem heeft. "Ik zal deze twee componisten natuurlijk nooit verloochenen, want hun muziek staat mij zeer na en is voor mij heel belangrijk. En ik schep er vreugde in wanneer ik deze werken telkens weer kan dirigeren en het telkens weer anders kan doen. Daardoor heeft mijn eigen stijl zich sterk ontwikkeld en is deze scherper geworden. Het is een groot geluk voor een dirigent om telkens weer terug te mogen keren naar deze partituren."
Niettemin onderscheidt Albrecht zich door een grote bandbreedte, die zich geenszins beperkt tot het Duitse repertoire. Weliswaar maakten Schrekers Der Schatzgräber, Zemlinsky's Eine florentinische Tragödie, Bergs Wozzeck en Schönbergs Gurre-Lieder nog deel uit van de canon die we van Albrecht konden verwachten, maar met Bizet, Verdi, Rimski-Korsakov, Prokofjev en Enescu liet hij zien wat hij nog meer in huis had.
‘Ik hoefde me niet te bewegen op de platgetreden paden van de operaliteratuur’
"In Amsterdam was het heerlijk dat ik mij niet voortdurend hoefde te bewegen op de platgetreden paden van de operaliteratuur. Oedipe van Enescu te kunnen dirigeren heeft voor mij heel veel betekend. Dat wilde ik altijd al en deze opera stond dan ook vanaf het begin op mijn verlanglijst voor Amsterdam. Vervolgens bleek het werk nog indrukwekkender dan ik het mij had voorgesteld."
"Heel anders, maar ook een groot geluk was het voor mij toen ik De legende van de onzichtbare stad Kitesj meteen in mijn eerste seizoen mocht leiden. Pierre Audi had me dat voorgesteld en bij het bestuderen van de partituur heb ik het werk echt verslonden en ik wilde het absoluut uitvoeren. Regisseur Tcherniakov en het solistenensemble schonken mij veel vreugde, maar vooral was daar het grandioze Koor van De Nationale Opera, waarmee ik toen pas goed kennismaakte. Dit was de start van onze samenwerking, een startschot voor alles wat daarna kwam. Terwijl wij elkaar beter leerden kennen, kon ik in de loop van de tijd ook steeds meer van hen verlangen, wat uiteindelijk leidde tot hoogtepunten als Gurre-Lieder, Tannhäuser en Oedipe."
Marc Albrecht en het Nederlands Philharmonisch Orkest
Het maakte voor Albrecht niet veel uit dat hij bij het Nederlands Philharmonisch Orkest in dezelfde muzikale vijver viste als de twee Duitse chef-dirigenten vóór hem: "Ik was juist blij dat het orkest zo vertrouwd was met Mahler, Bruckner, Wagner, Strauss, want dat maakte het voor ons makkelijker om onze weg te gaan. Ik wilde met het orkest bepaalde dingen bereiken, zoals absolute transparantie bij complexe partituren, een flexibele klank en warmte, met 'ademende' fraseringen. Daaraan hebben wij keihard gewerkt. Bovendien bleef er tijdens de uitvoeringen nog steeds ruimte voor spontaniteit. Geweldig! Het is echt iets buitengewoons om met dit orkest te musiceren."
‘Ik ben dankbaar en gelukkig als ik aan deze fantastische tijd denk’
Volgens Albrecht ligt er een grote kracht in de dubbele functie van muzikaal leider van concerten en opera's. Het was wel inspannend – Albrecht gunt zich nu eindelijk eens een halfjaar time-out – maar het dagelijkse samenwerken verfijnde het resultaat. De middelen en vaardigheden die men tijdens concerten had verworven, kwamen het ensemble weer ten goede in de opera, en vice versa. "Het mooie was hoe wij in de loop van de jaren samen onze eigen stijl ontwikkelden. We konden elkaar over en weer telkens uitdagen en tot grotere prestaties brengen. Het was misschien logisch geweest om met Die Frau ohne Schatten op te houden, maar zo is de cirkel ook gesloten. Ik ben dankbaar en gelukkig als ik aan deze fantastische tijd denk."
Sabbatical
Niet alleen vanwege corona is Marc Albrechts agenda het komend halfjaar voorlopig leeg. Hij wil dingen doen waar hij tijdens een drukke en veeleisende dirigentencarrière niet aan toekwam, zoals intensief Bach op het orgel spelen, maar vooral ook zich meer aan zijn gezin wijden. Daarna volgen zijn toekomstplannen alweer dicht op elkaar, waarbij hij een perfect evenwicht tussen opera's en concerten probeert te vinden. Het opera-aandeel zal dan wel iets minder worden.
"Opera vreet tijd en voor het diepe inzicht waarmee ik altijd deelneem aan een productie, is er veel tijd nodig. Eigenlijk moet je als dirigent bij elke repetitie zijn. Alleen dan kan er iets ontstaan en heeft het zin wat je doet." Hij ziet zichzelf in zulke situaties als een dirigent die met zijn ogen dirigeert en is blij als hij een regisseur treft die met zijn oren ensceneert.
‘In het muziektheater krijg je de dingen niet in je schoot geworpen: je moet ze veroveren’
Dit samen te bereiken is voor Marc Albrecht het eigenlijke doel. "Je moet elkaar op een bijzondere manier tegemoetkomen en je helemaal openstellen voor wat de ander doet. Wat dat betreft, was ik in Amsterdam natuurlijk enorm verwend. Pierre Audi had een uniek instinct voor het bij elkaar zoeken van mensen. Hij kende mij door en door en wist met wie mijn manier van musiceren goed zou functioneren. Daardoor ontstond een groot vertrouwen. Het was hard en serieus werken en er kwamen altijd bijzondere ontmoetingen tot stand. In muziektheater krijg je de dingen niet in je schoot geworpen: je moet ze veroveren. En dat is precies waarnaar ik eigenlijk op zoek was toen ik naar Amsterdam kwam."
Met name is dit in vervulling gegaan in de samenwerking met Pierre Audi als regisseur. De scenische realisatie van Arnold Schönbergs Gurre-Lieder hebben zij samen bedacht en tot stand gebracht. Daarna kwamen talrijke Wagner-producties – Lohengrin, Parsifal, Tristan und Isolde, Die Walküre – waarbij Audi's esthetiek en zijn talent om de ruimte voor de muziek te creëren bij Albrecht sterke weerklank vonden.
Muziek als levensbehoefte
Een aantal jaren geleden sprak Marc Albrecht over 'muziek als levensbehoefte'. Juist in de tijden van de coronacrisis lijkt zo'n begrip toepasselijker dan ooit. "Natuurlijk kunnen we momenteel niet naar een opera of een concert, maar intussen denken we erover na hoe het openbare leven weer op gang kan komen. Helaas komen kunst en cultuur daarbij vrijwel altijd op de laatste plaats."
‘Geen afscheid, maar een spoedig weerzien’
"Ik denk echter dat we ons steeds sterker bewust worden van deze tekortkoming. Muziek is immers een onmisbaar levensmiddel – niet alleen voor de musici zelf. Wij bevonden ons in de bevoorrechte situatie dat kunst en cultuur deel uitmaakten van ons dagelijkse leven. Totdat wij dat allemaal weer terug hebben, moeten we nog een lange weg afleggen, maar wanneer we alles doorstaan hebben, wordt het hopelijk grootser dan ooit tevoren. Tot dat moment zitten we allemaal in de wachtstand. Dat mijn volbrachte tijd in Amsterdam nu eindigt zonder dat we vaarwel zeggen, heeft misschien ook een goede kant: op deze manier hoef ik niet echt afscheid te nemen en kan ik mij verheugen op een spoedig weerzien!"
Vertaald door Frits Vliegenthart
Dit interview verscheen in Odeon 118 (voorjaar 2020).