Bernstein_0.

Muzikalen dialogen van Bernstein

21 augustus 2018

Tekst: Joke van der Weij



Toen Leonard Bernstein op 16 oktober 1990 naar zijn laatste rustplaats in Brooklyn werd gereden, kreeg hij een staande ovatie van de mensen in de straat. De bouwvakkers die er aan het werk waren zwaaiden met hun petten naar de begrafenisauto en riepen: ‘Goodbye Lenny’. Leonard Bernstein was zeer geliefd. Maar waarschijnlijk applaudisseerde de man in de straat niet voor de componist van de Chicester Psalms, de liederencyclus Songfest, Serenade after Plato’s Symposium of ander werk van de ‘serieuze’ Bernstein. Voor de meeste Amerikanen was Bernstein vooral de componist van West Side Story en de man die op televisie zo goed uit kon leggen waarom moeilijke muziek zo mooi was.

Leonard Bernstein werd in 1918 geboren uit Joods-Russische ouders die tien jaar eerder uit Rusland gevlucht waren. In 1935 ging hij muziek studeren aan Harvard University. De dirigent Dimitri Mitropoulos stimuleerde hem om te gaan dirigeren, net als de componist Aaron Copland. Bernstein had nooit officieel les van hem maar toch noemde hij hem ‘zijn enige echte compositieleraar’. Bernstein begon als assistent van Arthur Rodzinsky bij de New York Philharmonic Orchestra. Zijn doorbraak kwam toen hij in 1946 mocht invallen voor een zieke Bruno Walter in Carnegie Hall. Zijn optreden met de New York Philharmonic was een sensatie en omdat het concert op de radio werd uitgezonden was Bernstein ook meteen beroemd in heel Amerika. In 1957 stelde de New York Philharmonic hem aan als vaste dirigent. Al snel begon hij naast zijn dirigentenloopbaan ook successen te oogsten op Broadway met zijn composities.

Masterclasses

Naast al deze bezigheden – hij componeerde ook nog filmmuziek – presenteerde de mediagenieke Bernstein allerlei muziek-gerelateerde programma’s op televisie, waaronder zijn aanstekelijke masterclasses. In 1969 nam hij ontslag in New York om meer tijd te kunnen besteden aan het componeren, maar hij bleef overal ter wereld muziek dirigeren. Ook zijn politieke betrokkenheid bracht hem op vele plekken. Zo dirigeerde hij op Eerste Kerstdag 1989 in Berlijn het concert met Beethovens Negende Symfonie waarmee de val van de Muur gevierd werd. Het ‘Ode an die Freude’ werd voor de gelegenheid omgedoopt tot ‘Ode an die Freiheit.’ Bernsteins populariteit als componist van musicals en van theater- en filmmuziek heeft zijn werk als serieuze componist lange tijd overschaduwd. Zijn muzikale idioom en vooral het publieke succes dat daaruit voortkwam paste slecht bij de aanhangers van de Tweede Weense School die vanaf de jaren ’70 de moderne klassieke muziekwereld domineerde. Componisten als Stockhausen, Messiaen, Henze, Birthwistle en Boulez beschouwden zijn composities als te makkelijk en te behaagziek waardoor het verhevene van de muziek uit het oog werd verloren. Te commercieel, dat ook. Bernstein was zelf trouwens de laatste die de theatrale elementen, ook in zijn serieuze muziek, zou willen ontkennen.

Vader-zoon relatie

De opdracht voor Serenade after Plato’s Symposium kwam van de Koussevitzky Foundation en het stuk werd dan ook opgedragen aan de stichters daarvan, de – intussen overleden – dirigent Serge Koussevitzky en zijn vrouw Nathalie. Koussevtizky had ervoor gezorgd dat de op dat moment nog onbekende Bernstein in 1940 werd toegelaten tot de beroemde zomercursus in Tanglewood en er had zich sindsdien een soort vader-zoon relatie ontwikkeld tussen Bernstein en de oude Rus. Met Serenade loste Bernstein tevens een oude belofte in aan zijn vriend, de violist Isaac Stern, om een solostuk voor hem te schrijven. Het stuk voor harp, strijkorkest, cymbaal en soloviool ging op 12 september 1954 in première in Teatro La Fenice in Venetië, gespeeld door het Israel Philharmonic Orchestra en gedirigeerd door Bernstein zelf.

Plato’s Symposium

In een introductie schreef Bernstein dat er geen literair programma van toepassing was op Serenade behalve dat de compositie was voortgevloeid uit het (opnieuw) lezen van Plato’s charmante dialoog. Er zou zelfs sprake van zijn dat hij Plato’s dialoog al componerend over zijn compositie heeft ‘heengeplakt’. Intussen bestaat Serenade wel degelijk uit vijf delen die overeenkomen met vijf figuren (van de zeven) uit Plato’s Symposium. Dat speelt zich af tijdens een vriendenmaal waarbij alle deelnemers een toespraak houden over het aspect van Eros dat hen het meest aanspreekt. Aan het woord komen gastheer Phaedrus en zijn levensgezel Pausanias, komedieschrijver Aristophanes, de arts Eryximachus, tragedieschrijver Agathon en tenslotte de beroemdste van allemaal, de wijsgeer Socrates die in gesprek gaat met de jonge ‘partycrasher’ Alcibiades. Elk van de sprekers borduurt voort op de uitgangspunten van de vorige, of spreekt ze juist tegen. De muziek volgt deze procedure zodat een soort aaneenschakeling ontstaat van in elkaar hakende melodieën. Het uitgangspunt is de melodie van de soloviool die aan het begin klinkt en voortdurend en in wisselende vormen weer te voorschijn komt.

Gids

Bernstein, altijd bezorgd dat zijn werk te academisch zou zijn voor de gewone luisteraar, schreef meteen na het voltooien van Serenade een ‘gids tot beter begrip van het stuk’ en koppelde daarin de aard van de toespraken aan de tempi en de sfeer van de muziek.

▶ Lento. Allegro marcato. Phaedrus opent het gastmaal met een lyrische lofzang op Eros, fugatisch in gang gezet door de soloviool. Pausanias vervolgt met een beschrijving van de dualiteit van de minnaar ten opzichte van de beminde, uitgedrukt in een klassieke sonata-allegro, gebaseerd op de fugato in het openingsdeel.

▶ Allegretto. Aristophanes speelt hier niet zijn gangbare rol van clown, maar vertelt een sprookje over de mythologie van de liefde. Hij ziet liefde als een menselijke basisbehoefte die vervuld moet worden.

▶ Presto. De arts Eryximachus oreert over lichamelijke harmonie als een wetenschappelijk model voor de vaste patronen van de liefde. Een extreem kort fugato-scherzo vol humor waarvan het thema correspondeert met dat van het vorige stuk.

▶ Adagio. Dit is misschien wel de meest aangrijpende toe spraak uit het Symposium. Agathons lofrede omspant alle krachten, bekoringen en functies van de liefde. Dit gedeelte bestaat uit een eenvoudig lied in drie delen.

▶ Molto tenuto. Allegro molto vivace. Socrates beschrijft zijn bezoek aan de zieneres Diotima die de liefde ziet als een ‘daemon’, van geestelijke aard. Dit beeld geeft diepte aan de didactische omschrijvingen die tot nu toe gedaan zijn in een sfeer van vrolijk samenzijn. De muziek bestaat uit een langzame introductie en heeft meer gewicht dan de vorige delen. De beroemde interruptie van Alcibiades en zijn dronken feestvierders komt daarna tot uitdrukking in een allegro.

Bernstein voegde hieraan toe: “Als er een hint van jazz in dit laatste feestelijke gedeelte zit, dan hoop ik niet dat het wordt opgevat als anachronistische Griekse feestmuziek, maar als de natuurlijke uitdrukking van een hedendaagse Amerikaanse componist die bezield is geraakt door de spirit van dat tijdloze diner.” Of het nu met een hint van jazz is of niet, in dat laatste stuk is de voorbode van West Side Story duidelijk hoorbaar.

Griekse mythologie

In een brief uit 1955 aan zijn vrouw beschreef Bernstein Serenade after Plato’s Symposium als ‘funny modern music’. Maar zo modern is Serenade nu ook weer niet. Bernstein greep terug op Copland, Bartok en vooral op een Russische immigranten-collega, Igor Stravinsky, die al met Oedipus Rex (1928), gevolgd door Apollon Musagète (1929) en Orpheus (1947) de klassieke Griekse literatuur en mythologie in muziek had omgezet. Ook andere kunstenaars volgden deze ‘mode’, zoals Pablo Picasso en George Balanchine. Tijdens een interview in 1986 met zijn toekomstige biograaf Humphrey Barton vertelde hij dat de oorspronkelijke titel van zijn stuk niet Serenade was maar Symposium. Daar was hij vanaf gebracht omdat mensen het te academisch zouden vinden klinken: “Maar nu heb ik daar spijt van en ik wilde dat ik de titel had gehandhaafd zodat de mensen zouden weten waar het stuk op gebaseerd is. Het is een van Plato’s kortste Dialogen en het gaat over de liefde. Het bestaat eigenlijk uit zeven ‘after dinner speeches’ die gehouden worden door Aristophanes, Agathon, Socrates en hemzelf. It’s really a love piece.”

Eros

In 1990 stierf Bernstein aan de gevolgen van een extravagante levensstijl. In het Concertgebouw stond er altijd iemand klaar achter de deur bovenaan de trap met een sigaret en een glas whisky, zodat hij na elk applaus vlug een trek en een slok kon nemen. Ook was hij een groot liefhebber van eros; de mythe van Aristophanes uit Symposium moet hem ook persoonlijk zeer hebben aangesproken. Hij zou maar wat graag als extra gast hebben aangelegen daar bij Phaedrus thuis, met een glas in de hand gloedvol orerend over liefde en muziek.