Psychologische operathriller over de nasleep van een ‘school shooting’
In Kaija Saariaho’s Innocence staat de nasleep van een schietpartij op een internationale school centraal. Waarom deed de dader wat hij deed? Had zijn daad voorkomen kunnen worden? En in hoeverre dragen zijn familieleden mede schuld? In een heuse operathriller behandelt Saariaho een onderwerp dat niet alleen in de VS, maar ook in Europa brandend actueel is.
Tekst: Laura Roling
School shootings lijken op het eerste gezicht wellicht vooral een Amerikaans fenomeen, al is het maar omdat de verhouding tot vuurwapens in de Verenigde Staten volstrekt anders is dan in Nederland. Zo is in de Verenigde Staten ‘the right to keep and bear arms’ in het Tweede Amendement van de Grondwet verankerd en zijn vuurwapens relatief eenvoudig te krijgen.
Het debat rondom vuurwapenbezit laait er regelmatig op, vooral rondom grootschalige schietincidenten. Met name de aanslag op Columbine High School in 1999 had in dit opzicht, mede door de aangrijpende live-verslaggeving ervan op televisie, een grote impact. De twee daders, middelbare scholieren Eric Harris en Dylan Klebold, hadden hun daad gedurende een jaar nauwgezet voorbereid. Ze bouwden eigen explosieven en verzamelden – door deze door anderen te laten aanschaffen – een groot arsenaal aan vuurwapens op.
Nadat ze op 20 april 1999 dertien dodelijke slachtoffers en ruim twintig gewonden hadden gemaakt, sloegen ze de hand aan zichzelf. Het ‘waarom’ van hun daad is nooit duidelijk geworden, maar heeft tot veel speculaties geleid. Zo hielden de twee van de gothic rockmuziek van Marilyn Manson, deelden ze een passie voor gewelddadige films en videogames en hadden ze een pestverleden. Harris zou volgens het FBI-rapport een psychopaat zijn geweest met narcistische trekjes en een gebrek aan empathie, terwijl Klebold vooral een boze depressieveling was, die zich onrecht aangedaan voelde.
‘Aan de daad gaat een periode van
planning en voorbereiding vooraf’
‘Columbine’ vormde voor filmmaker Michael Moore de aanleiding voor Bowling for Columbine (2002), een documentaire waarin hij de maatschappelijke en politieke context van de schietpartij onder de loep neemt. In een spraakmakende scène bezoekt Moore met twee overlevenden van de schietpartij, Mark Taylor en Richard Castaldo, het hoofdkantoor van de Amerikaanse supermarktketen Kmart, waar de daders munitie voor hun aanslag hadden aangeschaft. Vergezeld door Moore vragen de slachtoffers om een ‘refund’ voor de kogels die nog in hun lichaam zitten. De keten kondigt aan de verkoop van munitie uit te zullen faseren.
Ondanks de maatschappelijke ontzetting zou Columbine niet lang de grootste school shooting in de geschiedenis van de VS blijven. Zo volgden onder meer Viriginia Tech (2007: 33 doden, inclusief de dader) en Sandy Hook Elementary School (2012: 28 doden, inclusief de dader en de moeder van de dader). De Washington Post maakte onlangs de rekening op van het aantal schietpartijen op scholen in de VS sinds Columbine: de teller kwam op 386 en loopt nog steeds.
Europa
In Europa is vuurwapenbezit alleen toegestaan met een vergunning, waarvan de afgifte streng gereguleerd is. Vuurwapengeweld is in de EU dan ook zeldzamer dan in de VS. Dat betekent echter niet dat zogenaamde spree killings met vuurwapens hier niet voorkomen. Op het Noorse eiland Utoya, waar op dat moment een jeugdkamp van de Noorse Arbeiderspartij gaande was, schoot Anders Breivik in 2011 maar liefst 69 mensen dood. Technisch gezien was het geen school shooting, maar er vallen toch parallellen te trekken: zo waren de slachtoffers vooral jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar en doet de setting van een jeugdkamp denken aan een schoolomgeving.
Ook Finland, het thuisland van Innocence-componist Kaija Saariaho, heeft een duistere geschiedenis op het vlak van school shootings. Op 7 november 2007 nam de 18-jarige leerling Pekka-Eric Auvinen in Jokela een semiautomatisch wapen mee naar school en maakte acht dodelijke slachtoffers alvorens zichzelf van het leven te beroven. Minder dan een jaar later, op 23 september 2008, maakte de 22-jarige Matti Juhani Saari aan de hogeschool van Kauhajoki tien dodelijke slachtoffers, gevolgd door zelfmoord.
Nederland
De eerste en enige keer dat er in Nederland iemand een school betrad met de opzet om meerdere slachtoffers te maken was in 1999 in het Brabantse Veghel. Toen schoot een 17-jarige scholier vier medeleerlingen en een docent neer. Ze raakten alle vijf gewond, maar niemand kwam om. De dader had zich voor de daad bediend van het (illegale) vuurwapen van zijn vader. Daarnaast zijn er ook kleinschaliger incidenten geweest met vuurwapens. Zo schoot een scholier van het Haagse Terra College in 2004 een conrector dood met wie hij een conflict had. En in 2016 stapte een 16-jarige jongen uit Roermond zijn school binnen met een geweer, een gasalarmpistool, twee messen en een hakbijl op zak. Hij had het gemunt op een klasgenoot met wie hij ruzie had. Er werden schoten gelost, maar er vielen uiteindelijk geen gewonden.
Vraagtekens
Wat de verschillende school shootings gemeen hebben, is dat ze niet in een opwelling begaan worden. Aan de daad gaat een periode van planning en voorbereiding vooraf. Dat roept vragen op. Wat drijft jongeren om zo’n destructieve daad te begaan? Uit wat voor nest komen ze? Zijn ze bovengemiddeld gepest? Hebben gewelddadige films of videogames hen op het idee gebracht?
De antwoorden vanuit de daders zelf zijn vaak onbevredigend. Brenda Spencer, de schutter van de Cleveland Elementary School shooting in 1979 (2 doden, 9 gewonden), verklaarde haar daad na afloop aan een journalist met de woorden “I don’t like Mondays. This livens up the day.” Een banaal en onbevredigend antwoord, dat Bob Geldof, destijds leadzanger van New Wave-groep The Boomtown Rats, inspireerde tot het schrijven van het liedje ‘I don’t like Mondays’.
In enkele gevallen laten de daders een manifest achter waarin ze hun daden toelichten, zoals Pekka-Eric Auvinen (de schutter in het Finse Jokela in 2007). In zijn ‘Natural Selector’s Manifesto’ rationaliseert hij zijn bloedbad door het af te schilderen als een darwinistisch verantwoorde ruiming van een minder ontwikkeld deel van de mensheid.
Wat de redenen voor de daders ook geweest zijn, de meest interessante vragen hebben uiteindelijk betrekking op diens omgeving. Had de daad, die achteraf lang in de maak blijkt te zijn geweest, voorkomen kunnen worden? Wat is het aandeel van ouders, familieleden, docenten, vrienden of klasgenoten? Hadden zij het dreigende onheil kunnen signaleren? En hadden zij vervolgens iets kunnen doen om de gruweldaad te voorkomen?
Film
Deze vragen worden op een aangrijpende wijze centraal gesteld in de film We Need to Talk About Kevin (2011). Hierin volgen we de moeder van een school shooter – gespeeld door actrice Tilda Swinton – die haar leven na de gruweldaad van haar zoon weer probeert op te pakken, maar achtervolgd wordt door gevoelens van schuld en schaamte. Haar buren behandelen haar als paria en bekladden haar huis, iets dat ze gelaten accepteert – alsof het de straf is voor een misdaad die zij zelf heeft begaan door haar zoon op de wereld te zetten. Toch gaat ze wekelijks trouw op bezoek bij haar zoon in de gevangenis, waar de twee geen woord wisselen. Via flashbacks ontvouwt zich in chronologische volgorde de voorgeschiedenis, beginnend bij de zwangerschap en eindigend bij de fatale daad. We zien – door de ogen van de moeder – hoe zij al vanaf het begin aanvoelt dat er iets niet klopt met haar zoon. Als peuter vertoont de jonge Kevin tegenover haar al wreed, destructief en manipulatief gedrag, dat door zijn vader afgedaan wordt als ‘normaal jongensgedrag’. De film schetst op indringende wijze het perspectief van de ouder van de dader, laverend tussen schuld, schaamte en loyaliteit.
Opera
In Kaija Saariaho’s opera Innocence, op een libretto van de Finse auteur Sofi Oksanen, stelt de nasleep van een fictieve ‘school shooting’ op een Finse internationale school centraal en heeft, net als de film We Need to Talk about Kevin, twee lagen van vertelling. Enerzijds is er het ‘nu’, de dag waarop de Finse Tuomas in het huwelijk treedt met Stela, een vrouw die hij in Roemenië ontmoet heeft en die geen idee heeft waarom er zo weinig gasten op de bruiloft aanwezig zijn. De serveerster op het feest, Tereza, is op het laatste moment ingesprongen voor een zieke collega, en ontdekt tot haar schrik dat ze is beland op de bruiloft van de broer van de jongeman die haar dochter jaren eerder tijdens een school shooting heeft gedood. De spanningen lopen, zoals het een psychologische thriller betaamt, steeds hoger op, totdat een uitbarsting onvermijdelijk is.
De tweede laag in de opera is die van de slachtoffers van de school shooting. Het zijn de studenten die ontsnapten aan de schietpartij en achtervolgd worden door schuldgevoelens en angsten, maar ook de slachtoffers die het niet overleefd hebben, zoals Markéta, de dochter van serveerster Tereza. Zij nemen het publiek mee in de geleefde ervaring van die bewuste dag; het ‘before’, de ‘aftermath’ en de schietpartij zelf – in het libretto treffend ‘IT’ (‘het’) genoemd.
In Innocence tonen Saariaho en Oksanen ieder perspectief met compassie en een kritische scherpte. De scheidslijn tussen slachtoffer en dader blijkt, naarmate de plot zich ontvouwt, steeds minder helder. Er zijn geen overduidelijke ‘bad guys’ en ‘good guys’, en zelfs Markéta, een rol die op maat geschreven is voor de in klassieke Finse volksmuziek gespecialiseerde Vilma Jää, blijkt niet zo engelachtig te zijn als haar hoge, heldere zanglijnen aanvankelijk doen vermoeden.
Tijdloos verhaal
Voor regisseur Simon Stone, die in Amsterdam al eerder voor het ITA-ensemble regisseerde en nu zijn debuut maakt bij De Nationale Opera, vertelt Innocence bovenal een tijdloos verhaal, net zoals klassieke mythen dat doen. “Mensen werden ook al voor de uitvinding van vuurwapens gedood door gemarginaliseerde of geestelijk gestoorde individuen”, stelt hij. “Natuurlijk is er momenteel een politiek debat over de toegang tot deze wapens, maar uiteindelijk is de gebeurtenis zelf tijdloos.”
Hij vervolgt: “Als ik hedendaagse werken regisseer, probeer ik ze te behandelen als klassieke mythen en ze te plaatsen in een lijn van grote klassiekers. En omgekeerd probeer ik, als ik werken uit het repertoire benader, ze eigentijds te maken. In het geval van Innocence is mijn taak niet om het werk van een moderne weerklank te voorzien: de handeling speelt zich al af in de wereld van vandaag. Het gaat erom deze creatie te behandelen als een oude mythe en deze een plaats te geven binnen de canon van de grote opera’s. Er zijn opera’s die aanslaan zodra ze gemaakt zijn, en opera’s die een eeuw nodig hebben om gewaardeerd te worden. Ik ben ervan overtuigd dat het publiek Innocence onmiddellijk zal waarderen en dat de opera over honderd jaar nog steeds zal worden opgevoerd.”
Alleen de tijd zal uiteindelijk leren of Innocence repertoire zal houden, maar zeker is dat componist Kaija Saariaho in haar laatste opera meer dan ooit een brandend actueel onderwerp te pakken had.