Sir Peter Wright, Karin Schnabel en Lindsay Fischer tijdens een repetitie van The Sleeping Beauty (1981)
Sir Peter Wright, Karin Schnabel, Lindsay Fischer - The Sleeping Beauty (repetitie, 1981) | Foto: Jorge Fatauros

Sir Peter Wright over ‘zijn’ Sleeping Beauty

5 oktober 2022

De première van Sir Peter Wrights Sleeping Beauty bij Het Nationale Ballet, in 1981, was een gebeurtenis van nationaal belang. Nooit eerder had een Nederlands gezelschap een avondvullend ballet op zó’n hoog niveau gebracht. ‘Een ware triomf’ en ‘een mijlpaal in de Nederlandse danshistorie’, schreef de pers. Ruim veertig jaar later is Wrights Beauty nog onverminderd succesvol. Bij de laatste uitvoering, in 2017, noemde NRC Handelsblad het ballet een van de hoogtepunten van het theaterseizoen.

Tekst: Astrid van Leeuwen

De inmiddels 95-jarige Sir Peter Wright staat er zelf van te kijken. Dat het alweer zolang geleden is dat ‘zijn’ Sleeping Beauty – gebaseerd op Marius Petipa’s origineel uit 1890 – in de Amsterdamse Stadsschouwburg in première ging. “Het was een van de opwindendste periodes die ik ooit heb meegemaakt. Ik herinner me alle sensatie en het succes nog goed.”

Hij moet er zoveel jaren later nog altijd om gniffelen. “Het was voor het eerst dat Het Nationale Ballet zo’n grote productie uitbracht en dus dachten Philip Prowse, de fantastische ontwerper met wie ik samenwerkte, en ik: laten we dan maar meteen goed uitpakken ook!”

‘Een ballet dat in je bloed moet zitten’

Bijbel van het klassieke ballet

Dat Het Nationale Ballet zijn versie al die jaren trouw is gebleven, vindt de Engelsman geweldig. “In het verleden heb ik mij weleens zorgen gemaakt. Het Nationale Ballet danst veel moderne werken, waardoor ik mij afvroeg of de groep, na zo’n hedendaags programma, wel in staat zou zijn om van het ene op het andere moment over te schakelen op de puur klassieke stijl die The Sleeping Beauty nu eenmaal vereist. Maar mijn zorgen waren ongegrond. Het Nationale Ballet heeft een uitstekende notie van mijn productie.

Ook omdat vrijwel alle balletmeesters het ballet – of zelfs de première in 1981 – hebben gedanst. The Sleeping Beauty is de ‘Bijbel van het klassieke ballet’; het is daarom belangrijk dat je de productie als het ware in je bloed hebt zitten.”

 

Italiaanse stijl

“Daarbij waardeert en begrijpt Het Nationale Ballet mijn stijl”, zegt Wright. “Ik heb voor The Sleeping Beauty veel gebruikgemaakt van de Cecchetti-methode (genoemd naar de negentiende-eeuwse Italiaanse balletmeester Enrico Cecchetti en beroemd om de eenvoud van lijn en puurheid van stijl – red.). Omdat deze volgens mij veel dichter bij de oorspronkelijke Petipa-stijl ligt dan de flamboyante, vaak te overdreven Russische stijl. De Russen mogen dan wel claimen dat zij Petipa als geen ander doorgronden, maar eigenlijk is dat niet waar. De enige die immers over een notatie van de originele productie beschikte was Nicolas Sergejev, die het ballet vlak voor de oorlog bij het Londense Vic-Wells Ballet (nu The Royal Ballet – red.) instudeerde en op wiens versie ik mij baseerde.”

 

Vat vol slangen

Toch is het nooit Wrights intentie geweest om volledig trouw te blijven aan wat er van de oerversie bekend is. “Nee zeg”, reageert hij verschrikt, “het publiek zou zich doodvervelen! Toen The Sleeping Beauty in 1890 in Sint-Petersburg in première ging was het echt een ‘ballet de spectacle’. Het verhaal deed er in feite niet toe, het diende puur als kapstok voor al die prachtige feeënvariaties en divertissementen. Maar het publiek van nú wil veel meer; het wil drama, een verhaal, emotie. Ik heb geprobeerd die twee ‘werelden’ met elkaar te verenigen. En dan vertelt het ballet nog maar het halve verhaal, want het originele Doornroosje-sprookje gaat een heel stuk verder. Het tweede deel zit vol ‘horror’: de moeder van de prins wil Aurora en haar kinderen opeten en nadat de prins dat nog net op tijd weet te voorkomen, duwt hij zijn moeder in een vat vol slangen. Ik heb er weleens over nagedacht om het complete verhaal tot een ballet te verwerken, maar helaas heb ik daar nu de kracht niet meer voor.”

 

Hoog niveau

Ook qua uitvoering is er sinds het einde van de negentiende eeuw veel veranderd, benadrukt Wright. “Als je naar de foto’s van toen kijkt, weet je dat het er héél anders moet hebben uitgezien. Ik kan me onmógelijk voorstellen dat die gezette danseressen in staat waren om ook maar íets neer te zetten wat in de buurt komt van wat dansers tegenwoordig laten zien.”

Alleen al in de afgelopen 36 jaar is het niveau van de dansers, zegt hij, zó enorm toegenomen. “Wereldwijd en zeker ook bij Het Nationale Ballet. Toen ik in 1981 in Amsterdam kwam, kon het merendeel van de dansers niet eens een mazurka dansen, nu draaien ze hun hand er niet meer voor om. En hoewel de groep nog steeds veel verschillende nationaliteiten telt, is het – doordat de dansers beter zijn getraind – nu veel makkelijker om ze op één lijn te krijgen.”

 

Alexandra Radius

Over de veeleisende – zo niet binnen het klassieke ballet méést veeleisende – rol van ‘schone slaapster’ Aurora zegt Wright: “Het is een combinatie van alles. De danseres die haar portretteert moet allereerst uitzonderlijk muzikaal zijn en daarnaast moet ze over een ijzersterke techniek beschikken. Maar het belangrijkst vind ik persoonlijk toch de interpretatie van de rol. Je moet in de drie aktes als het ware steeds iemand anders neerzetten.

In de eerste akte draait het om onschuld, jeugd, vrolijkheid en liefde voor het leven, in de tweede akte ben je een droombeeld, een visioen, en in de derde akte ben je uitgegroeid tot een vrouw met klasse, gratie, grandeur. Niet iedere danseres is in staat om die verschillende kanten te laten zien, sommigen concentreren zich té sterk op het technisch stuntwerk van de rol.”

De mooiste herinneringen bewaart Wright nog steeds aan de uitvoering door de Britse Margot Fonteyn. “Zo natuurlijk als zij de verschillende facetten van haar rol invulde; prachtig gewoon. Maar ik moet zeggen: Alexandra Radius (die in 1981 de première bij Het Nationale Ballet danste – red.) kwam heel dicht in de buurt. I always loved her. Ze was zó klassiek, zó puur.” Wright graaft in zijn geheugen: “Er waren er beslist meer hoor, bij Het Nationale Ballet, die de rol fantastisch gedanst hebben. Maar de namen zijn mij even ontschoten.”

 

De stuipen op het lijf

Naast Aurora heeft zeker ook de mime een hoofdrol in Wrights Sleeping Beauty. “Aanvankelijk hield ik zelf helemaal niet van mime in balletten. Maar nadat ik Ronald Casenave (die in 1972 een eerdere versie van The Sleeping Beauty bij Het Nationale Ballet instudeerde – red.) aan het werk had gezien met de boze fee Carabosse, de Seringenfee en de moeder van Giselle (in het gelijknamige ballet – red.), was ik overstag. Dat was zó wonderbaarlijk, zó krachtig. Toen begreep ik ook dat Sir Frederick Ashton gelijk had: je hebt contrast nodig in een balletproductie, het kan niet alleen maar dans, dans en nog eens dans zijn.”

Huidige generaties dansers hebben, weet Wright uit ervaring, aanvankelijk soms grote moeite met de vele mime. “De meesten vinden al die gebaren in het begin maar mallotig. Totdat ze beseffen hoe groot de impact van juist dat ene precieze gebaar kan zijn. De rol van Carabosse, bijvoorbeeld, bestaat voor een groot deel uit mime. Doe je dat goed, dan siddert de zaal en jaag je iedereen de stuipen op het lijf. Doe je het niet goed, dan is het al gauw oersaai.”