Sleeping Beauty
Foto: Marta Syrko

Sprookjes op het podium: tussen fantasie en werkelijkheid

8 september 2022

Het thema van vrijheid is niet de enige rode draad in het nieuwe seizoen: wie goed kijkt, ziet dat ook sprookjes en fantasieverhalen goed vertegenwoordigd zijn op het speelplan. Van populaire en onbekende opera’s tot jeugdvoorstellingen en de grote balletklassiekers – sprookjes bieden sinds jaar en dag verhaalstof voor allerhande artistieke uitingen.

Tekst: Laura Roling

Sprookjes – in de breedste zin van het woord – zijn net zo oud als de mensheid: al lang voordat verhalen voor het eerst opgeschreven werden, vertelden mensen elkaar verhalen die zich afspelen in fantasiewerelden. Verhalen waarin dieren kunnen spreken, waarin vreemde wezens voorkomen of waarin toverkrachten in het spel zijn.

De fantasie biedt ons een rijk waarin we als mensen kunnen verdwalen. Een wereld waarin we even kunnen ontsnappen aan de beperkingen van ons dagelijks bestaan en waarin het onmogelijke mogelijk wordt.

Toch is de werkelijkheid nooit écht ver weg in sprookjes: waar we over fantaseren verraadt vaak ook iets over de wereld waarin we leven. Roodkapje volgt de voorschriften van haar moeder niet op, waarna alles in het honderd loopt. Buiten de voorgeschreven paden gaan leidt onverbiddelijk tot onheil, lijkt de les van het verhaal te zijn. En een natuurwezen als een zeemeermin kan dan wel zo graag in een andere wereld willen leven en daarvoor de nodige offers brengen – de mensenwereld blijkt (behalve misschien bij Disney dan) onverbiddelijk. En Doornroosje? Die krijgt een happy end, maar moet daarvoor wel honderd jaar slapen om uiteindelijk wakker gekust te worden door een prins. De touwtjes heeft ze zelf allerminst in handen. Ze is een passief personage in haar eigen verhaal.

Misschien is het juist het spanningsveld tussen fantasie en werkelijkheid dat sprookjes en fantasieverhalen zo aantrekkelijk maakt, niet alleen om te vertellen, maar ook om op het podium te brengen. Dit zijn de sprookjes van het seizoen 2022-2023 in vogelvlucht.

 

Königskinder

Königskinder gebruikt het rijk van de fantasie om de wreedheid van de mensheid des te scherper en pijnlijker bloot te leggen. Een Ganzenhoedster en een Koningszoon worden, ondanks de standsverschillen die hen scheiden, verliefd op elkaar. Ze zien in dat wat er écht toe doet, dat wat iemand écht koninklijk maakt, niets te maken heeft met afkomst of uiterlijkheden.

Dat inzicht delen de inwoners van Hellastadt niet: de burgers van de stad willen een koning en sturen een delegatie naar de heks die in het bos leeft. De heks voorspelt dat wie de volgende dag om klokslag twaalf uur door de stadspoort komt lopen, de meest geschikte heerser voor de stad is. Om twaalf uur stipt verschijnt de Ganzenhoedster. Het volk wijst haar genadeloos af: ze ziet er allerminst uit als een koningin, en kan dus onmogelijk de beloofde heerser zijn. Verstoten door de stadsbewoners dwalen de Ganzenhoedster en de Koningszoon door de natuur, tot ze een tragische dood sterven.

Königskinder is geen verhaal dat van generatie op generatie is overgeleverd, maar een zogenaamd kunstsprookje: een fantasieverhaal dat door één schrijver is bedacht en opgeschreven. De tekst van Königskinder is van de hand van Ernst Rosmer, een pseudoniem voor Elsa Bernstein-Porges, een joodse (toneel)schrijfster. Bernstein schreef Königskinder oorspronkelijk als toneelstuk en vroeg componist Engelbert Humperdinck om er toneelmuziek voor te componeren. Deze versie ging in 1897 in première, waarna Humperdinck Bernstein ervan overtuigde dat haar libretto uitermate geschikt was voor omwerking tot een opera.

Elsa Bernstein had het in 1897 nooit kunnen vermoeden, maar later in haar leven zou ze zelf de in Königskinder geschetste wreedheid van de mens aan den lijve ondervinden. In 1942 werd ze gedeporteerd naar Theresienstadt. Ze overleefde er de oorlog vanwege haar status als ‘Prominent-A’: haar vader Heinrich Porges was dirigent en gold als voorvechter van Wagner – en als bastaardzoon van componist Franz Liszt. Daarnaast was Bernsteins dochter getrouwd met de zoon van toneelschrijver Gerhart Hauptmann, die ook onder nationaalsocialistisch bewind populair bleef.

‘De fantasie biedt ons een rijk waarin we als mensen kunnen verdwalen’

The Sleeping Beauty

The Sleeping Beauty, ofwel Doornroosje, is een van de populairste balletten van choreograaf Marius Petipa en componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski. Het ballet is met een duur van zo’n vier uur een van de langste balletten ooit en de rol van prinses Aurora is vooral vanwege de danstechnische uitdagingen een van de meest geliefde onder ballerina’s overal ter wereld.

In het ballet staat de strijd tussen goed (de goede Seringenfee) en kwaad (de kwade fee Carabosse) centraal, met name op het geboortefeest en het verjaardagsfeest van prinses Aurora. In de laatste akte, wanneer prinses Aurora eenmaal wakker gekust is en het goede heeft gewonnen, is dit conflict opgelost en nemen Petipa en Tsjaikovski hun toevlucht tot groot-groter-grootst: op het huwelijksfeest van Doornroosje en haar prins maken allerlei bekende sprookjesfiguren – waaronder de gelaarsde kat en Roodkapje – hun opwachting. The Sleeping Beauty vertelt een geruststellend verhaal, dat uitmondt in een opulent en feestelijk happy end.

Het meisje, de jager en de wolf

Wanneer Roodkapje met een mand vol lekkers vertrekt om haar zieke grootmoeder in het bos te bezoeken, maant Roodkapjes moeder haar dochter om netjes op het pad te blijven. Roodkapje dwaalt echter van het pad af om bloemen te plukken en komt de Boze Wolf tegen, die haar adviseert om dieper in het bos nóg mooiere bloemen te plukken. De Boze Wolf spoedt zich ondertussen naar het huis van grootmoeder, doet zich voor als haar kleindochter en peuzelt haar met huid en haar op. Vervolgens trekt de wolf grootmoeders kleren aan en gaat in haar bed liggen. Wanneer Roodkapje vervolgens arriveert, eet hij ook haar op. Uiteindelijk redt een passerende jager Roodkapje en haar grootmoeder door de buik van de wolf open te snijden en te vullen met stenen, die de wolf uiteindelijk fataal worden. Het is een sprookje met een duidelijke moraal: afwijken van het voorgeschreven pad zorgt alleen maar voor ellende.

In hun nieuwe jeugdopera bekijken componist Vasco Mendonça, librettist Gonçalo M. Tavares en regisseur Inne Goris het sprookje vanuit een nieuw perspectief. Inne Goris: “We kennen de wolf van diverse sprookjes: hij is steevast de bad guy, altijd eenzaam, mannelijk en hongerig. Maar als je over echte wolven leest, leer je dat ze wel 10 dagen zonder eten kunnen, dat ze gewoonlijk juist in een roedel samenleven en dat een eenzame wolf vaak juist een vrouwtje is.” Kortom: de Grote Boze Wolf is toe aan eerherstel, en met hun opera willen Mendonca en Tavares de boodschap uitdragen dat ‘anders’ niet automatisch ‘gevaarlijk’, ‘eng’ of ‘slecht’ is.

Operetta Land

Operetta Land is strikt genomen geen sprookje en ook niet gebaseerd op een sprookje, maar thematiseert wel bewust de kracht van de menselijke fantasie: een personage, de ‘Verzinner’, fantaseert een wereld bij elkaar die verdacht veel operette-ingrediënten en hier en daar een knipoog naar de werkelijkheid bevat. Maar uiteindelijk moet de Verzinner Operetta Land ook weer verlaten: helaas kunnen we als mens niet eeuwig leven in de fantasie, hoe mooi die ook is.

Turandot

Voor zijn opera Turandot baseerde Puccini zich op het gelijknamige sprookjestoneelstuk van Carlo Gozzi uit 1762. Gozzi had zich op zijn beurt gebaseerd op een van de verhalen uit Haft Peykar, een werk van de twaalfde-eeuwse Perzische dichter Nizami. Gozzi zette zich met zijn stukken in de stijl van de commedia dell’arte sterk af tegen een opkomend realisme in het theater. Zijn werk laat zich dan ook niet realistisch interpreteren: zijn oriëntaalse prinses Turandot is een ondoorgrondelijk, wreed personage dat haar huwelijkskandidaten voor onmogelijke raadsels stelt. Als ze deze niet kunnen oplossen, worden ze op bloedige wijze publiekelijk geëxecuteerd. Prins Calaf, die haar koste wat kost tot de zijne wil maken, weet de raadsels op te lossen en dwingt zo een huwelijk af met de prinses. Het is een sprookje over wreedheid, obsessie en macht, dat vanuit menselijke emoties moeilijk te duiden valt: wat is het dat Turandot zo aantrekkelijk maakt voor Calaf? Is het haar zelfstandigheid? Haar mysterie? Gaat het sprookje om obsessie en bezit?

In zijn bewerking van Gozzi’s sprookje kwam Puccini in een lastig parket terecht: hij introduceerde het uiterst aimabele en diep menselijke personage Liù, dat zich uit liefde en opofferingsgezindheid voor prins Calaf dood laat folteren door Turandot. Alle sympathie van het publiek komt zo bij Liù te liggen. De hoofdpersonages Turandot en Calaf steken hier kil en ondoorgrondelijk bij af. Toch moest de opera eindigen met een grootse liefdesscène tussen Turandot en Calaf. Puccini stierf voordat hij de opera tot dit einde kon brengen. Het slot dat zijn tijdgenoot en collega Franco Alfano voor de opera componeerde is dan ook weinig bevredigend. Daarom kiest regisseur Barrie Kosky in december voor een ander, onverwacht slot.

‘Toch is de werkelijkheid nooit écht ver weg in sprookjes’

Het Zwanenmeer

Het Zwanenmeer is het tweede sprookjesballet van Marius Petipa en Pjotr Iljitsj Tsjaikovski in dit overzicht. Het ballet is gebaseerd op een Duits sprookje en confronteert het publiek met de zwakte van het vlees, de gevolgen van fatale beslissingen en de kwetsbaarheid van geluk.

De jonge prins Siegfried moet op een feest zijn bruid kiezen, maar ontvlucht uit onvrede de feestelijkheden. Hij komt bij een meer terecht met een groep zwanen, waarvan de mooiste, Odette, een kroon draagt. Ze is betoverd door de kwaadaardige Baron von Rothbart, en verandert in het maanlicht in een prinses. Siegfried en Odette worden op slag verliefd. De betovering die op Odette rust lijkt door de bezegeling van deze pure liefde doorbroken te zullen worden, maar Rothbart heeft een troef achter de hand: op het verlovingsfeest laat Rothbart zijn eigen dochter Odile, die op het eerste gezicht als twee druppels water op Odette lijkt, ten tonele verschijnen. Ze weet prins Siegfried met haar verleidelijke en intense bewegingen zover te krijgen dat hij haar als zijn verloofde presenteert. Wanneer Siegfried zijn fout ontdekt, spoedt hij zich naar het meer waar Odette zich bevindt.

Er zijn verschillende eindes mogelijk, van grootse tragiek tot een gelukkig samenzijn van de twee geliefden in de dood. In de versie van Rudi van Dantzig bij Het Nationale Ballet verdrinkt prins Siegfried zich in wanhoop. In de slotscène wordt zijn stoffelijk overschot gevonden door zijn beste vriend.

Rusalka

Zeemeerminnen – een soort sirenen of waternimfen (undines) – komen in verschillende sprookjes, mythes en fantasieverhalen voor. De meest bekende versie is wel die van Hans Christian Andersen, dat een tragisch verhaal vertelt met een einde dat alleen vanuit een christelijk perspectief als gelukkig omschreven zou kunnen worden. De Kleine Zeemeermin wordt verliefd op een menselijke prins, die ze bij een schipbreuk redt. Haar liefde is zo sterk dat ze koste wat kost mens wil worden om met hem samen te kunnen zijn. Een zeeheks is bereid haar, in ruil voor haar stem, benen te geven waarop ze fantastisch zal kunnen dansen. Een nadeel is dat iedere stap zal voelen alsof haar voeten doorboord worden door messen. Een onsterfelijke ziel, iets waarover alleen échte mensen beschikken, zal de Kleine Zeemeermin alleen kunnen krijgen als de prins verliefd op haar wordt en met haar trouwt. Als de prins met een ander besluit te trouwen, zal de zeemeermin sterven. Eenmaal aan land is de prins gefascineerd door de zeemeermin en laat haar vaak voor zich dansen. Toch besluit hij te trouwen met een prinses uit een naburig land. Op de huwelijksnacht krijgt de Kleine Zeemeermin een laatste kans om haar eigen leven te redden: als ze de prins vermoordt, zal zij door kunnen leven als zeemeermin. Ze weigert, en sterft. Vanwege haar opofferingsgezindheid wordt haar echter wel een onsterfelijke ziel in het vooruitzicht gesteld.

Antonín Dvořáks opera Rusalka, op een libretto van Jaroslav Kvapil, vertelt in grote lijnen hetzelfde verhaal, maar dan zonder de christelijke verlossingsthematiek. Anders dan bij Andersen, is de liefde tussen Rusalka en de prins wederzijds, al laat de prins zich – gefrustreerd over de eigenaardige aard en zwijgzaamheid van Rusalka – verleiden door een vreemde prinses.

Net als de zeemeermin krijgt Rusalka de kans om haar eigen leven te redden door haar prins te doden en net zoals de zeemeermin weigert ze dit. Ze verdoemt zichzelf zo tot een tragisch lot: als een dwaallicht – tussen levend en dood in – moet zij nu voor eeuwig over het meer dwalen en mensen met haar schim de dood in lokken.

Rusalka’s prins zoekt haar berouwvol op bij het meer. Hij smeekt haar schim om een kus, maar zij waarschuwt dat dit zijn dood zal veroorzaken. Het kan de prins niet schelen: hij wil niet zonder haar verder. Wanneer Rusalka hem ten slotte toch kust, brengt dit ultieme bewijs van haar liefde hem de rust van de dood. Voor Rusalka zelf is er geen verlossing. Dvořáks opera is daarmee een veel harder en meedogenlozer sprookje dan de Kleine Zeemeermin, Net als Königskinder en Het Zwanenmeer, legt Dvořáks opera het egoïsme en de wreedheid van de mens op een pijnlijke wijze bloot.

De sprookjes die dit seizoen op het podium staan bij Nationale Opera & Ballet mogen ons dan wel in een fantasiewereld meenemen – ons aan de werkelijkheid laten ontsnappen doen ze allerminst.