John van Halteren
Een storm in oktober 1988 markeerde voor John van Halteren een visionaire entree bij De Nationale Opera. Hij liep met een studievriend langs het operagebouw, keek gedecideerd naar binnen en zei: "Hier kom ik te werken!" Zoals een storm onzichtbaar maar voelbaar is, zo was dit innerlijk beeld van en voor hem zichtbaar onzichtbaar.
Zeven jaar later waren Moses und Aron en Die Meistersinger von Nürnberg de eerste producties van DNO waarin John participeerde. Het ensemblezingen is voor hem een welbewuste keuze. Hij vindt het prachtig om in verbinding met de rest van het Koor van DNO gevarieerde muziek te kunnen realiseren. Rêves d’ un Marco Polo van Claude Vivier, waaraan John in juni 2004 meewerkte, is hierbij voor hem onovertroffen en immanent. Deze productie is voor hem als een diamant – ruw, ongepolijst en zo intens – en staat in zijn geheugen gegrift als een thuiskomen in hemzelf.
John omschrijft zichzelf als een priester in de muziektempel aan het Waterlooplein, een vertwijfeld mens die zich dankbaar laaft aan schoonheid, (dis)harmonie, kunst en cultuur; aan onszelf.
Wat hebben we nodig om het te zien – moeten we de spiegel poetsen die ons zelf is, zodat het kan worden weerspiegeld, of moeten we met open ogen naar de spiegel kijken, zodat we deze in onszelf weerspiegeld zien?
(Ludwig Wittgenstein, Tractatus Logico-Philosophicus, Amsterdam 2017).