De onsterfelijke Dame aux Camélias
Tekst: Angela Dekker en Jessica Voeten
Ze heette Rose Alphonsine Plessis, noemde zich Marie Duplessis en werd onsterfelijk als Marguerite Gauthier, alias ‘La Dame aux Camélias’. Het meisje dat eens een verschoppelinge was, heeft nu een eigen museum op haar geboortegrond.
In het hart van Normandië, in het dorp Gacé staat een compact kasteel, dat met zijn karakteristieke grijs gedekte daken en zijn smetteloos onderhouden rossige muren zo uit de catalogus lijkt te komen van Walt Disney. De plaatselijke VVV en het gemeentehuis verlenen er hun diensten, en in de meest linkse toren leidt een smalle wenteltrap naar het Musée de la Dame aux Camélias.
In werkelijkheid was de Dame allesbehalve een kasteelvrouwe. Toch moet Rose Alphonsine Plessis, zoals haar doopnaam luidde, in haar kommervolle kinderjaren geregeld over het Place du Château zijn gelopen. Ze werd op 15 januari 1824 geboren in het gehucht Nonant-le-Pin, zo’n dertien kilometer verderop. Ze stierf in Parijs op 3 februari 1847, drie weken na haar 23ste verjaardag, aan de tering zoals tuberculose toen heette. In haar korte, turbulente leven wist deze donkere schoonheid een onuitwisbare indruk te maken op tal van edellieden en ettelijke kunstenaars, onder wie de schilder Édouard Viénot en componist Franz Liszt.
‘Na haar dood groeide ze uit tot een legende’
Na haar dood groeide ze uit tot een legende. Eerst als romanpersonage van Alexandre Dumas fils en daarna als protagoniste van diens toneelstuk en als tragische heldin in Verdi’s opera La traviata. Vele balletten en films volgden.
Poel des verderfs
Zeker in verhouding tot haar wereldwijde faam is het museum bescheiden van omvang. De rondleiding voert langs meubels, japonnen, sieraden en kleinodiën uit de tijd van ‘La Dame’, en brieven en documenten. Allerlei persoonlijke voorwerpen werden getraceerd aan de hand van de catalogus van de boedelveiling van haar Parijse bezittingen. Het verhaal gaat dat terwijl de stervende courtisane in haar luxe appartement op nummer 11 aan de Boulevard de la Madeleine in het chique eerste arrondissement de laatste sacramenten kreeg toegediend, de deurwaarders al doende waren haar bezittingen veilig te stellen voor de talloze schuldeisers.
Met de kijkdagen van deze veiling, in maart 1847, begint de roman van Dumas fils. ‘Zij, bij wie ik op bezoek was, leefde niet meer – de deugdzaamste vrouwen konden dus tot haar slaapkamer doordringen. De dood had de poel des verderfs gereinigd’, schrijft hij op de eerste pagina. Zijn roman verscheen nog geen zes maanden na haar overlijden en La dame aux camélias werd een bestseller. Vanwege het lichtzinnige personage in zijn toneelstuk kreeg Dumas in 1852 problemen met de censuur. De opera van Verdi (1853) viel om dezelfde reden niet overal in goede aarde: Engelse vrouwen die erheen gingen, moesten zich schamen, vond The Times in 1856. Toch bezocht zelfs de Britse vorstin Victoria met haar entourage La traviata.
In de kasteeltoren, waar de gids de bezoekers naar wens met een vleugje parfum La Dame aux Camélias besproeit, draait een documentaire over het leven van Dumas en zijn inspiratiebron en er hangen affiches waarop de actrices en operazangeressen staan afgebeeld die in haar rol kropen. Dat wil zeggen: in de rol die zij toebedeeld heeft gekregen over haar luttele jaren als koningin van de grandes horizontales, de courtisanes. De rondleiding geeft inzicht in de voorgeschiedenis, die de ingrediënten al in zich draagt voor een klassiek noodlotsdrama.
Neem een kijkje achter de schermen in de repetitiestudio met Igone de Jongh en Daniel Camargo.
Muziek en kunst
Alphonsine was zeven toen haar moeder stierf. Haar alcoholische vader stuurde haar oudere zusje Delphine uit werken, voor haarzelf bleef er niet veel meer over dan te gaan bedelen. Ze moet zich al vroeg bewust zijn geweest van haar schoonheid; de kindertijd nauwelijks ontgroeid, werd ze door haar vader geprostitueerd. De schande ging niet onopgemerkt voorbij aan de Normandische dorpsgemeenschap en vader en dochter verdwenen naar Parijs.
‘Ze leerde lezen en schrijven, converseren, paardrijden, dansen en werd ingewijd in muziek en kunst’
Jaren later zou de directeur van de Opéra aan Giuseppe Verdi vertellen, dat hij nog eten voor haar had gekocht toen hij het hongerige meisje op de Pont Neuf tegenkwam. Zo jong als ze was, wist ze zich in een wasserij, op een naaiatelier en daarna in een restaurant op te werken, haar eigen stijl te vinden en de juiste vrienden aan zich te binden: ver boven haar armzalige stand. De schatrijke Antoine, hertog de Guiche, liet zijn oog op haar vallen en bood haar – niet zonder tegenprestatie – een appartement en enige scholing. Ze leerde lezen en schrijven, converseren, paardrijden, dansen en werd ingewijd in muziek en kunst. In minder dan geen tijd groeide de roem en de weelde van Marie Duplessis, zoals ze zich was gaan noemen.
Na de hertog, met wie ze bevriend bleef, en een kort huwelijk met graaf Édouard de Perrégaux die haar de adellijke titel bezorgde, kwamen vele nieuwe gefortuneerde minnaars op haar pad. Buitenlandse aristocraten en ook de schrijvers Honoré de Balzac en Théophile Gautier bezochten de salon van de inmiddels gedistingeerde, welbespraakte courtisane.
LIEFDEVOL VERSLAG
Op de plek van haar naargeestige kindertijd is de Dame eens teruggekeerd, zo blijkt uit La vérité sur La dame aux camélias (Marie Duplessis). De journalist Romain Vienne schreef in 1888 na het zien van La traviata zijn herinneringen aan zijn dorpsgenootje op. Het is een liefdevol verslag. Ze hadden elkaar opnieuw ontmoet toen Alphonsine zich enige tijd had teruggetrokken in Nonant-le-Pin, na de bevalling van haar zoon. De rijke, adellijke vader had het kind van haar weggenomen. Op aandringen van Vienne vertelde ze – in tranen – over haar eigen vader, hoe ze door hem was verkocht aan ‘een oude vent’, aldus de geschokte Vienne, die de gedachte aan het mooie meisje, wanhopig en angstig ronddolend in het dorp van hun jeugd niet kon vergeten. Het filmische beeld uit die oude herinnering blijft hangen bij het verlaten van het kasteel in Gacé.
WITTE EN RODE CAMELIA’S
In de loop van de negentiende eeuw en nog lang daarna werd het verhaal van de Dame telkens opnieuw verteld, ook in de Nederlandse kranten. Menig correspondent in Parijs toog na het zien van weer een nieuwe opvoering van toneelstuk, ballet of opera naar haar graf op Montmartre. Ook tegenwoordig is de tombe met de eenvoudige tekst ‘007A’ zelden zonder bloemen. Soms liggen er witte en rode camelia’s, haar handelsmerk, al naar gelang haar beschikbaarheid: de rode een weekje in de maand, naar sommigen beweerden een dichterlijke vrijheid van Dumas fils. De auteur, leeftijdgenoot en minnaar van La Dame, was ondanks zijn befaamde schrijvende vader, niet bij machte geweest haar te onderhouden. Zijn roem en rijkdom verkreeg hij na haar dood, met zijn roman die haar vereeuwigde.
Deze bijdrage verscheen eerder in het luxe programmaboek bij La Dame aux Camélias.