Voorstellings-informatie

Voorstellings-informatie

Duur

2 uur en 30 minuten, inclusief één pauze

In het Engels gezongen, met Engelse en Nederlandse boventitels

 

MAKERS

Libretto

Tazewell Thompson

Muzikale leiding

Kwamé Ryan

Regie

Tazewell Thompson

Decor

Donald Eastman

Kostuums

Jessica Jahn

Licht

Robert Wierzel

Eric Norbury

 

CAST

The Father

Kenneth Kellogg

The Mother

Aundi Marie Moore

The Son

Darius Gillard

The Reverend

Will Liverman

Girlfriend 1/Nurse/Female congregant 1

Vuvu Mpofu

Girlfriend 2/Female congregant 2

Thembinkosi Magagula

Girlfriend 3/Female congregant 3

Rehanna Thelwell

Policeman 1/Male congregant 1

Thando Mjandana

Policeman 2/Male congregant 2

Charles Williamson

Policeman 3/Male congregant 3

Martin Mkhize

Toddler Son

Yanu Maciel Bertolino

Omari Komproe

Residentie Orkest Den Haag

Compositieopdracht van

The Glimmerglass Festival

Coproductie met

Washington National Opera en Lyric Opera of Chicago

 

PRODUCTIETEAM

Assistent-dirigent

Boudewijn Jansen

Assistent-regisseur

Isabel Schröder

Repetitoren

Irina Sisoyeva

Abigail Richards

Taalcoach

Roberta Alexander

Voorstellingsleiding

Pieter Heebink

Marjolein Bergsma

Luca van Deurzen

Co-kostuumontwerper

April Hickman

Assistent Kostuumproductie

Mariama Lechleitner

Eerste toneelmeester

Jeroen Jaspers

Eerste belichter

Fred Kooring

Eerste rekwisiteur

Jolanda Borjeson

Eerste kleder

Sandra Bloos

Eerste grimeur

Frauke Bockhorn

Geluidstechnicus

Nina Kraszewska

David te Marvelde

Artistieke zaken en planning

Margot Vervliet

Dramaturgie

Jasmijn van Wijnen

Titelregie

Eveline Karssen

Bediening boventiteling

Jan Hemmer

Productievoorbereider

Mark van Trigt

Productieleiding

Floortje Halters

Kinderbegeleiding

Sitara Alakhramsing

Vertegenwoordiger orkest

Harm Jan Schwantje

 

RESIDENTIE ORKEST DEN HAAG

Eerste viool

Wouter Vossen

(concertmeester)

Ilya Warenberg

Naomi Bach

Mara Oosterbaan

Jan Paul Tavenier

Pieter Verschuijl

Alexandra Bons

Daniel Perzhan

Tweede viool

Justyna Briefjes

Barbara Krimmel

Ben Legebeke

Abel Rodriguez Garcia

Sergiy Starzhynskiy

Miyuki Konoe

Altviool

Timur Yakubov

Jacomine Punt

Moira Bette

Jan Buizer

Elisabeth Runge

Cello

Roger Regter

Emma Kroon

Justa de Jong

Tom van Lent

Contrabas

Frank Dolman

Jos Tieman

Fluit

Martine van der Loo

Dorine Schade

Hobo

Barbara Patricio

Wai Lam Cheng

Klarinet

Arno Stoffelsma

Jasper Grijpink

Fagot

Dorian Cooke

Erik Reinders

Hoorn

Rene Pagen

Mariëlle van Pruijssen

Trompet

Erwin ter Bogt

Robert-Jan Hoffman

Trombone

Timothy Dowling

Arno Schipdam

João Mendes Canelas

Tuba

Elias Gustafsson

Pauken

Chris Leenders

Slagwerk

Martin Ansink

Murk Jiskoot

Harp

Mathilde Wauters

Piano/Celesta

Sepp Grotenhuis

Het verhaal

In deze bijdrage lees je het verhaal van Blue.

Het verhaal

De moeder roept haar vriendinnen bij elkaar in haar appartement in Harlem om te vertellen dat ze in verwachting is. Hun vreugde slaat om in bezorgdheid wanneer ze vertelt dat het een jongen wordt. De politievrienden van de vader daarentegen zijn onmiddellijk blij – en een beetje jaloers – als ze horen dat hun collega een zoon krijgt.

Zestien jaar later komt de zoon, een artistieke en activistische jongeman, regelmatig in aanraking met de politie vanwege zijn betrokkenheid bij geweldloze politieke protesten. De vader confronteert de zoon, die zijn vader er op zijn beurt van beschuldigt als politieagent een onderdrukkend systeem in stand te houden. Ondanks de bittere woorden van de zoon zegt de vader dat hij altijd van hem zal houden.

Nadat de zoon tijdens een protest door een politieagent is doodgeschoten, zoekt de vader in zijn wanhoop contact met de Eerwaarde, die hem bemoedigend toespreekt. De vriendinnen komen de door verdriet verscheurde moeder steunen bij de voorbereidingen op de begrafenis. Tijdens de uitvaart vinden de ouders steun in de gemeenschap die in de kerk om hen heen verzameld is.

In een epiloog reizen we terug in de tijd: in een laatste bitterzoete scène zien we de drie familieleden rond de keukentafel. De zoon verzoent zich met zijn vader en deelt zijn plannen voor zijn vervolgopleiding en nog één laatste protest.

Waarschuwing vooraf

Deze voorstelling vertelt over het verlies van een kind en toont rouwscenes die sommige toeschouwers als emotioneel belastend kunnen ervaren.

Doing the work: opera als gesprek

‘Opera’ is het Italiaanse woord voor werk, en de werkers zijn talrijk – het zijn de mensen die schrijven, interpreteren, uitvoeren, bouwen, getuige zijn en reageren. In een kunstvorm waarin zo intensief samengewerkt moet worden, is er één taak die door allen wordt gedeeld: het gesprek. Welk verhaal hebben we nodig, op dit moment, op deze plaats? En wat brengt ieder van ons – welk vakmanschap, welke persoonlijke ervaring, welke pijn en hoop en angst en vreugde – in het project in? Hoe maakt iedereen ruimte voor de vaardigheden en wijsheid van de anderen, terwijl er een nieuw verhaal aan het ontstaan is?

Doing the work: opera als gesprek

Een aantal jaar geleden gaf Francesca Zambello de aanzet tot het gesprek dat Blue zou worden, door contact op te nemen met de Tony Award-winnende componist Jeanine Tesori. “Ik wilde een compositieopdracht geven voor een opera die heel direct zou spreken over zaken waar we vandaag mee te maken hebben,” zegt Zambello. “Ik was vooral geïnteresseerd in het openen van een gesprek over Amerika’s voortdurende worsteling met ras. Jeanine is een componist met gevoel voor theater, een scherp bewustzijn van de kwesties die onze ervaringen in het Amerika van de 21ste eeuw vormgeven, en een brandend verlangen om verhalen te vertellen die harten en geesten veranderen.”

Tazewell Thompson, die al lange tijd deel uitmaakt van de artistieke families van zowel het Glimmerglass Festival als WNO (Washington National Opera), werd aangetrokken als librettist en regisseur voor het project. Hij heeft een leven lang in het theater en de opera gewerkt, als acteur, dramaturg, curator, regisseur en toneelschrijver. “Met Blue keer ik niet terug naar wat ik weet, maar naar wat ik voel,” zegt Tazewell. “Wat ik voel voor mijn volk, mijn cultuur, onze overlevingsmechanismen, gemeenschapszin; onze worstelingen, tegenslagen en successen. Wat ik voel is noodzakelijk op dit kritieke moment in ons land waar alle levens ertoe doen in het algemeen, en waar zwarte levens ertoe doen in het bijzonder.”

 

Tegen de clichés

Het verhaal van Blue werd geboren, herzien en opnieuw geboren uit maandenlange gesprekken tussen Tazewell en Jeanine, waarbij Francesca regelmatig aansloot. Toen het verhaal vorm begon te krijgen, waren er meer gesprekken nodig. In de eerste versie van het libretto was de vader een jazzmuzikant, maar was dat geen cliché? Het was Jeanines suggestie om van de vader die zijn zoon verliest door de kogel van een politieagent zelf ook een politieagent te maken. “Absoluut niet,” was Tazewells onmiddellijke reactie. “Ik wil niet en heb ook niet de wens, de interesse of de vaardigheden om over een zwarte politieagent te schrijven.” Na verder beraad herkende hij echter “de ironie, de spanning, de schitterende mogelijkheden van persoonlijk conflict en hartzeer van een vader wiens zoon wordt vermoord door een collega-agent.”

Meer gesprekken: Tazewell interviewde twee zwarte politieagenten, een in Washington D.C. en een in Harlem. De laatste vertelde dat hij een moeilijke relatie had met zijn zoon, die zich schaamde en ontzet was dat zijn vader voor en met ‘The Man’ werkte – de vijand. In hetzelfde gesprek kwam Tazewell te weten dat de verzekering voor het hele gezin van de politieman – inclusief tandarts – een belangrijke motivatie was om bij de politie te gaan werken. Beide details waren van belang toen hij verder ging met het libretto, net als de herhaalde verwijzingen van beide agenten naar hun uniform als ‘their blues’.

Hoewel Blue over moeilijke onderwerpen gaat, wilden zowel Tazewell als Jeanine dat hun opera geworteld zou zijn in een stabiele familie, met sterke banden met de gemeenschap. “Ik vind dat geen enkele cultuur louter door haar lijden moet worden gerepresenteerd,” zegt Jeanine. “Onze personages zijn onschuldig aan wat hen te wachten staat.” Hoewel de vader en de moeder zich ervan bewust zijn dat zelfs hun goed opgeleide familie uit de hogere middenklasse binnen een racistische maatschappelijke structuur leeft, is er voor hen – en het publiek – reden om te hopen, te dromen en te lachen.

Kenneth Kellogg en Aundi Marie Moore tijdens een repetitie van Blue
Kenneth Kellogg en Aundi Marie Moore tijdens een repetitie voor Blue | Foto: Melle Meivogel

Eigen verhalen vertellen

Terwijl Tazewell en Jeanine aan hun opera werkten, kwamen er steeds meer verhalen in het nieuws over ongewapende zwarte mannen en vrouwen die door de politie waren gedood, en elk incident liet de gemeenschappen rauwer en meer gekwetst achter. De componist en librettist besloten al vroeg om het publiek geen getuige te laten zijn van de tragische gebeurtenis die alles voor de personages verandert. Blue is ontegenzeggelijk het verhaal van een vreselijk verlies, maar het is ook een verhaal over relaties. De opera ontvouwt zich in een reeks gesprekken – tussen een aanstaande moeder en haar vriendinnen, een man en vrouw die net vader en moeder zijn geworden, tussen een broederschap van politieagenten en vaders, een vader en zoon, een rouwende man en zijn geestelijke, een gemeenschap die verwoest is door alweer een zinloos verlies.

Bij het vertellen van een verhaal als dit, kunnen de gesprekken moeilijk zijn, maar ze zijn essentieel. “Als mensen zeggen dat iedereen elk verhaal kan vertellen, is dat feitelijk waar, maar moreel gezien gecompliceerd,” zegt Jeanine. “Het is niet altijd een comfortabel gevoel voor mij. Ik zie mezelf als een facilitator, ik ben er om het verhaal van mijn samenwerkingspartner te belichten. Als het op het structureren van de partituur aankomt, ben ik op bekend terrein. Maar de bron is Tazewell, en als ik een vraag had over het verhaal, belde ik hem. Als mensen hebben we zoveel gemeen, maar met zoiets beladens als raciale ongelijkheid, een systeem dat over een periode van honderden jaren in werking is gesteld, weet ik dat ik niet eens kan beginnen te begrijpen hoe dat is.”

Voor Tazewell zegt het vertellen van verhalen, het aangaan van een gesprek tussen artiesten en publiek, “iets diepers, iets over onze diepe onverzoenlijke, (onbetwistbare) gemeenschappelijkheid – we zijn allemaal zangers in hetzelfde koor, bladeren van dezelfde boom – hoe het lot ons ook verdeelt: zwart, bruin, geel, wit; Jood, niet-Jood; moslim; homo, lesbisch, transgender; republikein, democraat; rijk, arm.”

 

Intercontinentaal gesprek

Blue ging in juni 2019 in wereldpremière op het Glimmerglass Festival. The Financial Times gaf Blue een ‘ereplaats’ in een seizoensoverzicht en merkte op dat “Tesori’s muziek eclectisch is, zoals zoveel nieuwe opera’s, maar in dit geval trefzeker. Haar orkestratie is rijk en haar vocale lijnen behouden een schoonheid en zeggingskracht.” The New York Times’ criticus Anthony Tommasini nam Blue op als een van zijn topkeuzes van 2019, en beschreef: “Ms. Tesori’s sterke maar subtiele partituur … gecombineerd met Mr. Thompsons grimmig elegante en pittige woorden.” Overal waar Blue wordt uitgevoerd, vormen de gesprekken over de voorstelling – zowel georganiseerd als spontaan ontstaan in de foyer – een belangrijk element. Zo toont Blue aan wat de kracht van een enkel telefoongesprek kan zijn, wanneer we zien dat het kan uitgroeien tot een nationaal, en met de Europese première van Blue bij De Nationale Opera, zelfs tot een intercontinentaal gesprek.

Tekst: Kelley Rourke

Vertaling: Jasmijn van Wijnen

‘Blue is een oproep tot hoop, begrip en liefde’

Zes vragen aan librettist en regisseur Tazewell Thompson.

‘Blue is een oproep tot hoop, begrip en liefde’

Hij noemde zijn libretto zijn ‘brief aan de wereld’. Tazewell Thompson schreef met Blue een persoonlijke hartenkreet over de positie van de zwarte man in zijn thuisland de VS en buurt Harlem. Met het vertellen van de persoonlijke tragedie van een zwart-Amerikaans gezin, vertelt Thompson een verhaal dat voor de hele zwarte Amerikaanse bevolking inhaakt op alledaagse angsten, of zelfs een spiegel van de werkelijkheid vormt. Wat betekent Blue voor de schrijver en regisseur, die in zijn gloedrijke carrière zijn sporen in theater en opera al verdiende?

“Als zwarte man, geboren en getogen in Amerika, die ernaar streeft te leven en te overleven in zijn land, voel ik me machteloos in mijn wens om de politieke rancune en onrechtvaardigheid in mijn zeer onvolmaakte, verdeelde land te kunnen veranderen. Een land waar ik niettemin van hou. Natuurlijk, ik ga altijd stemmen; ik schrijf brieven naar mijn vertegenwoordigers; ja, ik demonstreer en protesteer voor allerlei bedreigde rechten – vooral de laatste jaren onder de vorige regering; ik ben vrijwilliger bij de voedselbank van mijn gemeenschap; ik doe wat miljoenen Amerikanen hebben gedaan en blijven doen als medelevende mensen. Maar het is niet genoeg. Omdat ik niet kan toekijken hoe mijn zwarte broeders en zusters voortdurend van hun families worden weggerukt en van deze wereld worden weggenomen, kan ik mezelf alleen maar aanbieden om mijn pijn en frustratie uit te drukken met kunst, als schrijver en regisseur. Blue biedt mij een kans om als librettist en regisseur op mijn manier zwarte vreugde en liefde, zwarte familie; zwarte kerken gemeenschapszin; ons verdriet, onze woede, pijn en veerkracht te verbeelden en te vieren. Elk operahuis dat Blue programmeert, leert en inspireert me om mijn plaats te bevestigen als kunstenaar en geëngageerd burger, die hunkert naar verandering, in de hoop mijn volk sterker te maken. Ik schreef het libretto, mijn brief aan de wereld, met een oproep tot hoop, begrip en liefde.”

Is Blue dan een autobiografisch verhaal?

“Nee, Blue is zeker niet autobiografisch. Ik ben een zwarte man, en als schrijver van dit verhaal zie, voel, verbeeld en steun ik alle kanten: de moeder, vader, vriendinnen, vrienden, de Eerwaarde. Als ik al iemand ben in de opera, dan ben ik de zoon. Ik sta het dichtst bij hem. Ik begrijp hem volledig: zijn liefde voor kunst, poëzie, muziek, zijn angst en afkeer van slechte agenten, en zijn woede tegen de schijnbaar eindeloze nachtmerrie, het onoverwinnelijke mechanisme van onrecht en politieke corruptie. Zijn vastberadenheid om te vechten voor verandering is opzienbarend. Ik mis hem altijd vreselijk als hij er niet meer is.”

Als toeschouwer zien we de momenten waarop hij er nog is, en daarna de momenten waarop hij er niet meer is. We zien niet wat daartussenin gebeurt, maar we horen over de gebeurtenissen in de gesprekken tussen de personages.

“Ik heb het verhaal van Blue, en zijn zwarte personages, altijd willen zien in een operahuis. En ik heb ze willen zien als echte, identificeerbare menselijke wezens. Hoe zij, via mijn tekst, zouden kunnen spreken, met elkaar omgaan en zich door de toneelruimte zouden bewegen. Hun zorgen, hun geloof, werk, vreugde, liefde en angst. Ik heb nooit, niet één keer, overwogen om de eigenlijke moord op de zoon te tonen. Eén les die ik geleerd heb van de Griekse tragedie is dat het geweld altijd buiten beeld wordt gebracht. De verbeelding kan het ons veel sterker laten invoelen en realiseren dan het werkelijke, gruwelijke beeld.”

Tazewell Thompson tijdens een repetitie van Blue
Tazewell Thompson tijdens een repetitie voor Blue | Foto: Melle Meivogel

Een belangrijk onderdeel van de voorstelling is het gesprek tussen de vader en de Eerwaarde. Waarom speelt de kerk en het geloof zo’n grote rol in de opera?

“De kerk vormt het centrum van de zwarte gemeenschap. Na familie komt de kerk. En de kerk heeft een educatieve functie. De leider van de zwarte kerk is de vader van ons allen, onze biechtvader en trooster. Daarom moest de Eerwaarde een belangrijke rol spelen in Blue.”

Naast de troostende functie van de geestelijke, speelt ook het traditionele eten in Blue een belangrijke, troostrijke rol.

“Absoluut. In alle stukken die ik heb geschreven, schrijf ik over eten. Dat is niet anders in Blue. Het voedsel van mijn volk, mijn voorouders, is van specifiek cultureel belang voor mij. Ik erken en vier de historische rol die voedsel speelde in het leven van zwarte mensen vóór de slavenhandel en de inventieve overlevingsbehoefte die ontstond op de plantages. De aria die de moeder zingt in de epiloog is een eerbetoon, een hymne aan de verbindende aard en genezende kracht van het voedsel van mijn volk. Mijn favoriete passage, een soort ‘Black food hosanna’, komt heel vroeg in de opera, wanneer een zegening wordt gegeven aan het verwachte kind: “Aan het einde van een regenboog, geen pot met goud, maar een pot met kool en varkensschenkel op de bodem, herinner je wie je bent, waar je vandaan kwam, hoe ver je ook mag gaan.”

Wat betekent het voor jou dat Blue, na verschillende uitvoeringen in de VS, nu voor het eerst in Europa te zien zal zijn?

“Het voelt als een enorme prestatie dat Blue nu in Europa uitgevoerd wordt. Ik voel me nederig en verheugd om het feit dat Jeanine Tesori en ik erin geslaagd zijn onze opera buiten de Verenigde Staten te verspreiden. Het levert nieuwe getuigen op van ons verhaal over de complexiteit en het zielsverlangen van zwarte mensen om hun leven te leven. Ik hoop dat het Nederlandse publiek komt voor het feest en blijft voor de meeslepende realiteit van het zwart zijn in Amerika. Dat het de veerkracht van deze zwarte familie en de zwarte gemeenschap waardeert, de herinneringen vasthoudt aan de prachtige muziek van Jeanine Tesori; de uitstekende zangers, het ongeëvenaarde orkest onder leiding van de grote maestro Kwamé Ryan en hun vriendenkring vertelt dat zij Blue niet mogen missen.”

Tekst: Jasmijn van Wijnen

Componist Jeanine Tesori over Blue

Een zwarte man in dagelijkse, stedelijke kleding kijkt het publiek recht aan. Zonder verdere toelichting wordt de toeschouwer alleen gelaten met zijn vooroordelen en geconfronteerd met zijn verwachtingen. Het speelveld wordt gelijkgetrokken. Zo begint Blue, de opera die Jeanine Tesori componeerde en waarin zij samen met librettoschrijver en regisseur Tazewell Thompson tegen de stereotypes in wilde bewegen, om een nieuw en écht verhaal te vertellen over de impact van politiegeweld op een heel normaal zwart gezin.

Componist Jeanine Tesori over Blue

Blue kwam tot stand naar aanleiding van een compositieopdracht van het Glimmerglass Festival. Waarom denk je dat jij in het bijzonder werd benaderd met deze vraag?

“Francesca Zambello, de directeur van het Glimmerglass Festival, wist dat ik me bezighoud met actuele thema’s. Het was nog voor de dood van George Floyd, waarna niemand meer om de Black Lives Matter-beweging heen kon, maar de problematiek van politiegeweld tegen zwarte mensen bestond al lang. Toen ze mij vroeg om een opera te componeren over de rol die ongelijkheid en ras spelen in het hedendaagse Amerika, wist ik meteen dat ik het wilde doen. Maar ik wist ook dat ik er heel zorgvuldig mee om moest gaan, omdat ik die doorleefde ervaring niet heb. Diezelfde avond zag ik een voorstelling van Tazewell Thompson, die ik toen nog niet kende en van wie ik ook nog niet wist dat hij een hele goede schrijver was. Toen ik met hem sprak over het project, hadden we meteen een goede klik. Hij stelde zelf voor het libretto te schrijven, iets waarvoor we wekenlang met elkaar spraken. Als zwarte man woonachtig in New York zat hij immers vol verhalen - dramatisch, hartverscheurend en tegelijkertijd vol van vreugde en liefde. Op basis van zijn levensverhaal besloten we een verhaal te vertellen over een zwart gezin uit Harlem, Tazewells eigen wijk.”

Is het verhaal van Blue dan gebaseerd op Tazewells eigen leven?

“Tazewell putte in eerste instantie uit zijn eigen ervaringen als zoon van een jazzmuzikant. En omdat politiegeweld op dat moment meer dan ooit alomtegenwoordig was in de VS wisten we vanaf het begin af aan dat de opera over politiegeweld moest gaan. Maar ik wilde een ander, een nieuw verhaal vertellen, omdat we het verhaal van een zwarte jazzmuzikant inmiddels wel kennen. Ik vraag mezelf altijd af wie nog niet het hoofdpersonage is geweest in zijn eigen verhaal. En dus stelde ik voor om de vader zélf een agent te laten zijn. Ik wist dat Tazewell iets zou kunnen creëren dat genuanceerd zou zijn en recht zou doen aan de complexiteit van die situatie.”

Hoe belangrijk is die nuance precies?

“Ik denk dat dit soort zaken vaak gereduceerd worden, in plaats van gedestilleerd. Wanneer je iets reduceert, bekijk je het niet vanuit verschillende oogpunten en doe je geen recht aan de complexiteit ervan. Dat is bij een onderwerp als politiegeweld juist wel nodig: het politieapparaat van de VS is ontstaan in een tijd waarin agenten tot slaaf gemaakte mensen terugbrachten naar hun eigenaars. Dat DNA moeten we onder ogen zien, want de opvoeding door zwarte ouders in Amerika komt, tot op de dag van vandaag, hieruit voort.

Als je dan een zwarte politieagent én vader van een zoon als personage creëert, dan breng je een maatschappelijk conflict naar de huiskamer. De situatie van de ‘Black man in blue’ wilden we onderzoeken: iemand die zijn leven op het spel zet, elke dag, en zijn eigen geschiedenis als het ware bevecht en vervolgens de strijd aan moet gaan met zijn eigen kinderen, door wie hij niet begrepen wordt. Hoewel Tazewell in eerste instantie een grote aversie voelde tegen het schrijven van een politieagent als personage, voelde hij ook dat dat was wat hij moest doen, juist omdát hij er zo sterk op reageerde.”

Is opera de juiste kunstvorm om een verhaal als dat van Blue te vertellen?

“Opera is een veelzijdige kunstvorm, met ruimte voor groots drama. Op het operapodium horen epische verhalen thuis. Blue is zo’n episch verhaal. Maar het is ook een waarachtig verhaal. We zien een hoogopgeleid gezin, succesvol, liefdevol – dat toevallig zwart is. We wilden bepaalde stereotiepe verbeeldingen van zwarte mensen, die je vaak ziet in films of in de media, tegengaan. We voelden dat er een haast Grieks-tragische kwaliteit lag in de opera: met de drie vriendinnen, de drie vrienden van de vader, het koppel, de zoon en zijn lotsbestemming. Ik raakte gefascineerd door het idee van het lot en vroeg me af: is het lot van een Amerikaanse zwarte man al bij de geboorte bepaald, of is er toch nog sprake van werkelijke vrijheid?”

Componist Jeanine Tesori
Componist Jeanine Tesori | Foto: Rodolfo Martinez

Hoe ben je te werk gegaan en hoe heb je een muzikale taal gevonden om dit verhaal te vertellen?

“Tazewell en ik hebben veel gepraat. Over de kerk en het geloof, over de politie en de positie van de politie in de maatschappij, over gemeenschapszin. Dat was allemaal nog voordat er één noot was geschreven. Dat is hoe ik werk. Ik bouw een werk vanaf de grond op. En vanaf het moment dat ik begin te schrijven, komen de personages tot leven. Ik kan geen kant-en-klaar libretto op muziek zetten. De personages begonnen als het ware tot me te zingen vanuit de teksten van Tazewell en de discussies die we over ze voerden. We wilden stereotypes tegengaan, ook in de muziek. Wanneer je een koor van zwarte mensen in een kerk ziet is er de verwachting dat je Gospelmuziek gaat horen. Maar ik wilde muziek componeren die meer hymne-achtig van aard was.”

Waarom?

“Een hymne straalt gemeenschapszin uit. Terwijl de duetten en trio’s meer gedragsmatig en alledaags, zijn, klinken de koorstukken veel meer als koralen. Het zijn immers de momenten waarop de gemeenschap samenkomt. Het gaat hier minder om contrapunt, maar veel meer om het samen bewegen en het harmonieuze. In het bijzonder wanneer de vader “I lay my burden down, I ain’t gonna study war no more” zingt, voelen we de omhelzing van de gemeenschap, die hem – en zijn vrouw – er doorheen gaat slepen. Dat is precies wat we wilden: de kerk niet laten voelen als een bakstenen gebouw of instituut, maar als een gemeenschap die steun biedt.”

De opera ging in première in 2019. Sindsdien lijkt de opera, mede door de dood van George Floyd, alleen maar actueler geworden. Wat hoop je voor de toekomst van het werk?

“Er zijn genoeg werken die ooit goed ontvangen werden, maar daarna in vergetelheid zijn geraakt. Je kunt niet voorspellen of iets de tand des tijds zal doorstaan, totdat de tijd daadwerkelijk verdergaat. Dat gebeurt denk ik ook met een werk als Blue. De wereld herschrijft zich, en daarom kan eenzelfde stuk in een andere tijd weer heel anders zijn. Ik ben steeds weer verrast dat er, waar we ook over het project spreken, zoveel overeenkomsten blijken te zijn. Het is overal. Het gaat in Blue heel specifiek over de VS en de politie, maar waar het eigenlijk over gaat is de frictie tussen ‘wij’ en ‘zij’ die in elke cultuur bestaat. Ik hoop dat de toeschouwer, of hij zich erin herkent of niet, na de voorstelling het theater verlaat en beseft dat de opera zich niet alleen in het operahuis afspeelde, maar uit de wereld is gegrepen.”

Tekst: Jasmijn van Wijnen

‘You keepin’ it safe for the white man, not for me’

Een blik op de geschiedenis van de Amerikaanse politie.

‘You keepin’ it safe for the white man, not for me’

De politie in de Verenigde Staten kent een lange geschiedenis. Hoewel de Amerikaanse politie altijd aan controverse onderhevig is geweest, is hun racistische handelen door verschillende voorvallen van politiegeweld en het momentum van de Black Lives Matter-beweging de laatste jaren sterker voor het voetlicht gekomen. In Blue wordt getoond dat de manier waarop zwarte Amerikanen zich verhouden tot het politieapparaat gebaseerd is op raciale ongelijkheid. Wanneer we de geschiedenis van de politie in Amerika bekijken, en preciezer inzoomen op de feiten rondom het ontstaan en de implementatie van het politiesysteem in de VS, wordt duidelijk dat deze op racistische systemen is gebouwd. Het verheldert in wat voor conflicterende situatie de vader van het gezin in Blue zich bevindt als ‘Black man in blue’ – als zwarte politieagent in Amerika.

De geschiedenis van het politieapparaat in de VS is geworteld in de tijden van slavernij. In het zuiden, waar slavernij een centrale rol in de economie innam, bestonden ‘slave patrols’ (letterlijke vertaling: slavenpatrouilles): patrouilles die ervoor moesten zorgen dat weggelopen tot slaaf gemaakte mensen werden opgepakt en teruggebracht naar hun eigenaren. Deze patrouilles kunnen gezien worden als de eerste publiek gefinancierde politiedienst in het Amerikaanse zuiden. Onder de werkzaamheden van de slavenpatrouilles vielen het doorzoeken van de verblijven van de tot slaaf gemaakte mensen, het van de weg weren en het ontbinden van bijeenkomsten van tot slaaf gemaakte mensen. De patrouilles stonden bekend om hun hoge mate van gewelddadigheid en meedogenloosheid in hun optreden. De leden van de patrouilles bestonden over het algemeen uit witte mannen (en sporadisch een paar vrouwen) uit alle lagen van de maatschappij, van zeer arme mensen tot rijke plantage-eigenaren die zelf de controle over hun slaaf gemaakte mensen wilden verzekeren.

 

Amerikaanse Burgeroorlog en Reconstructie

Ook tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) bleven de slavenpatrouilles bestaan, en ze verdwenen ook niet volledig nadat de slavernij werd afgeschaft. Tijdens de vroege Reconstructie voegden verschillende groeperingen zich bij de voormalige slavenpatrouilles om controle over zwarte Amerikanen uit te blijven oefenen. Groepen als het federale leger, staatsverdedigingstroepen en de Ku Klux Klan namen vervolgens de verantwoordelijkheden van de vroegere slavenpatrouilles over en stonden bekend als nog gewelddadiger dan hun voorgangers. In de loop van de tijd begonnen deze groepen te lijken op en te functioneren als sommige net nieuw opgerichte politie-eenheden in de VS. Historici stellen dat de overgang van de slavenpatrouilles naar door de overheid gefinancierde politiediensten haast naadloos was in het zuiden van de Verenigde Staten.

Het Reconstructietijdperk was een racistisch geladen tijdperk. De politie handhaafde met harde hand en werd ingezet om de witte gemeenschappen een gevoel van veiligheid te geven, door de zwarte gemeenschappen te intimideren en gescheiden te houden van de witte bevolking. Dat gevoel, dat de politie er in Amerika niet voor iedereen is, vindt hier zijn oorsprong en is een gevoel dat ook onder de hedendaagse zwarte Amerikaanse bevolking nog steeds heerst. De zoon verwijst hier in de opera letterlijk naar, wanneer hij zijn vader aanspreekt op zijn beroep als politieagent en zegt: “You keepin’ it safe for the white man, not for me.”

 

Jim Crow-wetten

Onder de noemer van de Jim Crow-wetten, waren tussen 1880 en 1965 een aantal wetten van kracht die ervoor moesten zorgen dat zwarte en witte gemeenschappen gescheiden bleven. Deels door een maas in het dertiende amendement, waarin de afschaffing van de slavernij behalve als vorm van bestraffing werd beschreven, kon de politie zwarte Amerikanen oppakken op grond van het overtreden van de racistische Jim Crow-wetten – wetten die hun fundamentele rechten als mens ontkenden. In gevangenschap kende slavernij op die manier een duister voortleven. Door de uitspraak in de zaak Plessy vs. Ferguson (1896), waarin het Hooggerechtshof bepaalde dat zolang witte en zwarte gemeenschappen toegang hadden tot dezelfde middelen, zij gesegregeerd konden blijven, werd de politie alleen maar aangemoedigd om racisme onderdeel te laten zijn van hun praktijk. Helaas duurde deze wettelijke segregatie bijna honderd jaar, tot de goedkeuring van de Civil Rights Act in 1964.

 

‘Stop and frisk’

Maar ook ver na de Civil Rights Movement, waarin de politie vooral verantwoordelijk was voor het tegengaan en ontbinden van protesten en demonstaties, blijven bij de politie in Amerika discriminerende praktijken ingebed in hun manier van werken. Het ‘stop and frisk’-beleid is daar een helder voorbeeld van. Politieagenten mogen iemand zonder waarschuwing aanhouden en fouilleren, zonder dat daar een heldere aanleiding voor is. Ze hoeven slechts te vermoeden dat iemand iets verkeerd doet of dat het individu op basis van etnische profilering ‘voldoet’ aan de beschrijving van een verdachte waarnaar wordt gezocht. Dit soort discriminerende praktijken zorgt ervoor dat de sociale hiërarchie die in tijden van slavernij werd gecreëerd, blijft bestaan.

Rehanna Thelwell, Vuvu Mpofu en Aundi Marie Moore tijdens een repetitie van Blue
Rehanna Thelwell, Vuvu Mpofu en Aundi Marie Moore tijdens een repetitie voor Blue | Foto: Melle Meivogel

De Nederlandse context

De Amerikaanse politie kent een heel andere geschiedenis dan de Nederlandse. De wortels van de Nederlandse politie liggen niet in een slavernijverleden, maar het politieapparaat komt ‘slechts’ voort uit de behoefte van koningen en stadsbesturen om opstanden en oproertjes te bezweren. In Amerika liggen de getallen van sterfgevallen ten gevolge van politieoptreden vele malen hoger dan in Nederland. Toch delen de Amerikaanse en Nederlandse politie het gebruik van etnische profilering in hun werkzaamheden. In Nederland wordt profilering op basis van uiterlijk en afkomst bewust ingezet als opsporingemethode en is bovendien geautomatiseerd in het zogenoemde Criminaliteits Anticipatie Systeem (CAS). Een systeem dat agenten op basis van algoritmen vertelt waar ze moeten patrouilleren om zoveel mogelijk ‘criminelen’ tegen te komen. Er wordt weleens gesteld dat de Nederlandse politie zich steeds meer in Amerikaanse richting beweegt, na jarenlange politieke pleidooien voor meer agenten en harder optreden (bijvoorbeeld met gebruik van de nieuw ingevoerde taser). Eén-op-één vergelijkbaar zullen de politieapparaten echter nooit zijn, juist doordat zij zo’n andere geschiedenis kennen.

 

‘The Talk’

Zoals de zoon in Blue aangeeft, voelt de politie in Amerika niet aan als een politie ‘voor iedereen’. Terwijl de vader zelf politieagent is – en zijn eigen leven als ‘Black man in blue’ op het spel zet voor de veiligheid van anderen – staat zijn zoon op tegen het volgens hem racistische politieapparaat. Waar de vader denkt dat zijn zoon gevaar loopt wanneer hij als zwarte jongeman al protesterend de straten opgaat, vindt de zoon dat hij zich tegen ongelijkheid moet verzetten. De dood van de zoon door een kogel van een witte politieagent bewijst het gelijk van beiden. De zorgen van ouders van zwarte zoons worden vaak geuit in wat bekend staat als ‘The Talk’. Het is het gesprek dat ouders van zwarte kinderen in de VS voeren om ze te wapenen tegen het feit dat ze anders behandeld kunnen worden – in het bijzonder door de politie. Dat de vader in Blue ‘The Talk’ pas uitspreekt in een moment van mentaal afdwalen, wanneer de toeschouwer al weet dat hij daarmee het tragische einde van zijn zoon niet heeft kunnen voorkomen, maakt het moment in de opera des te schrijnender.

Blue laat zien wat de menselijke en fatale gevolgen zijn van institutioneel racisme. Het laat het DNA van de Amerikaanse politie doorschemeren in subtiele en minder subtiele verwijzingen naar het slavernijverleden. Bovenal toont het een portret van de mensen achter de gruwelijke nieuwsfeiten omtrent politiegeweld. Maar de opera spreekt ook hoop uit: hoop op een betere toekomst, een toekomst zonder onnodig onvoltooide dromen en in de knop gebroken toekomsten.

Tekst: Jasmijn van Wijnen

 

THE TALK

Blijf in leven.

Dat is wat je moet doen.

Je bent een zwarte jongen.

Een wandelend, bewegend doelwit.

Een zwarte jongen.

Doe de capuchon af…


[...]

Zoon, het licht wordt oranje. Ren!

Ren naar de overkant van de straat. Nee!

Niet rennen. Lopen. Niet lopen.

Lopen. Niet lopen. Niet lopen!


[...]

Draag geen capuchon.

Draag geen glimmende voorwerpen.

Neem geen tatoeage.

Geen gaatjes in je oren.

Scheer je hoofd niet.

Neem geen afro.

Maak geen vuist.

Ga niet op de stoeprand zitten.

Ga niet op de motorkap van een auto zitten.

Vlecht je haar niet in.

Kijk de man niet in zijn ogen.

Kijk de man in de ogen.

Maak geen snelle bewegingen.

Steek je handen niet in je zakken.

Doe je shirt niet uit.

Ga niet op het gras liggen.

Draag geen zonnebril!

Niet spugen.

Niet kauwen.

Niet lachen.


[...]”

– The Father in Blue

‘The Soul of Food’: Van plantage naar hedendaagse keukentafel

Het eten van onze voorouders

slaat zijn armen om ons heen,

houdt ons vast, brengt ons samen.

Overleefd.

Opgebloeid.

Op het eten dat overbleef
.”

– The Mother in Blue

In Blue speelt de Afro-Amerikaanse keuken een belangrijke rol. Zo is de moeder van het gezin dat centraal staat in de opera de trotse eigenaar van een ‘soul food’-restaurant. Ook thuis communiceert zij haar liefde voor haar man en zoon via de traditionele gerechten die ze voor hen op tafel zet, in de hoop dat dat de hoogopgelopen spanningen tussen vader en zoon doet bedaren en ze dichter bij elkaar brengt. ‘Soul food’, de populaire benaming voor de traditionele Afro-Amerikaanse keuken, vindt zijn oorsprong op de plantages waar tot slaaf gemaakte mensen niet uit culinaire overwegingen, maar uit noodzaak creatief omsprongen met de overgebleven ingrediënten van de plantagehouders.

‘The Soul of Food’: Van plantage naar hedendaagse keukentafel

In de zeventiende eeuw begint wat we nu de handel op de Middenpassage noemen. Deze driehoekshandel, die ervoor zorgde dat mensen onder erbarmelijke omstandigheden vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika werden vervoerd, zou uiteindelijk tot diep in de negentiende eeuw blijven bestaan. Mannen, vrouwen en kinderen werden geroofd uit de binnenlanden van Afrika en naar de oevers van voor hen vreemde landen gebracht. Zij werden niet vervoerd als mensen, maar als vee. Met honderden tegelijk gingen zij geketend laadruimtes in voor een maandenlange tocht over de Atlantische oceaan, om vervolgens te worden verkocht aan plantagehouders, zodat ze konden werken op de katoen- en suikerrietplantages in Noord- of Zuid-Amerika.

In Afrika leefden de mensen daarom met de reële dreiging van mensenhandelaren. Vrouwen die verantwoordelijk waren voor de teelt, anticipeerden op deze dreiging en droegen voortdurend gewassen met zich mee. Ze wisten immers niet hoe hun situatie eruit zou zien als ze gedwongen werden om de oversteek op de Middenpassage te maken. Dat er voedsel nodig zou zijn, was wel zeker. Ze vlochten daarom zorgvuldig rijstzaden in hun haren en smokkelden andere voedingsmiddelen met zich mee, waardoor gewassen als rijst, cassave, sesam en okra terechtkwamen in het Westen.

 

Voeding en verzet

Eenmaal in Amerika verbouwden deze vrouwen hun gewassen op de plantages als voedselbronnen. Op de plantages werd voedsel als verzetsmiddel ingezet, maar ook als controlemiddel door de plantagehouders. Er werden voedselrantsoenen voor de tot slaaf gemaakte mensen berekend, zodat zij slechts de hoognodige hoeveelheid aan voeding binnenkregen. Enkel de goedkoopste voedingsmiddelen werden voor hen beschikbaar gesteld. Voedsel met veelal lage kwaliteit en lage voedingswaarden voldeed om de tot slaaf gemaakte mensen in leven te houden.

Om een illusie van vrijheid te creëren, stonden de plantagehouders het de tot slaaf gemaakte mensen toe om hun maaltijden aan te vullen met hun eigen voedsel. Zo mochten de tot slaaf gemaakte mensen groentes verbouwen. Dat moest allemaal wel binnen de grenzen van de plantages zelf gebeuren, zodat de plantagehouders te allen tijde controle konden blijven uitoefenen. Omdat de tot slaaf gemaakte mensen vaak onvruchtbare grond toegewezen kregen, verzetten zij zich tegen het uitgedachte systeem van de plantagehouders en onderhielden in de nacht stiekem eigen tuinen buiten de kostgronden van de plantage. Hier verbouwden ze hun voedselbronnen uit Afrika. Deze tuinen werden hiermee het symbool voor verzet tegen de onderdrukking.

 

Koken met overblijfselen

Naast de plantaardige gewassen uit West-Afrika hebben ook dierlijke producten een belangrijke plaats ingenomen in de traditioneel Afro-Amerikaanse gerechten. De tot slaaf gemaakte mensen op de plantages kregen zeker niet de beste stukken vlees toebedeeld, maar sprongen vindingrijk om met het restvlees dat zij tot hun beschikking kregen. Dat waren delen van het dier als het hoofd, de ribben, poten en organen: die delen die door de plantagehouders als onbruikbaar werden beschouwd. Om de slechte smaak van het vlees te maskeren, grepen de tot slaaf gemaakte mensen terug op de tradities uit hun West-Afrikaanse keukens. Ze rookten het vlees en gebruikten krachtige mengsels van pepers, kruiden en azijn. Zo creëerden ze onder meer de ‘kaviaar voor mensen van kleur’ genaamd ‘chitterlings’, uit de darmen van varkens, en doopten ze de ribben om tot ‘spare ribs’. Maar ook varkenspoten, nekbotten en spiermaag transformeerden ze tot volwaardige gerechten. En nog steeds zijn al deze gerechten een belangrijk onderdeel van de Afro-Amerikaanse keuken, hetzij als hoofdgerecht of om voedsel zoals bladgroente, gedroogde bonen en erwten mee op smaak te brengen.

Om niets te verspillen, werd ook genoten van ‘potlikker’: het overgebleven water waarin groenten hadden gekookt. Hiermee hoopten ze extra vitamines tot zich te kunnen nemen: vitamines die zij niet tot amper verkregen uit hun opgelegde voedselrantsoenen en die anders zouden worden weggespoeld. ‘Cast Iron Corn Bread’, een maïsbrood dat nog steeds een belangrijk bijgerecht is in de Afro-Amerikaanse keuken, werd vaak gebruikt om de ‘potlikker’ mee op te nemen.

 

Leven en voortleven

Wat begon als noodzaak om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen, is uitgegroeid tot een levende traditie die een prominente plek inneemt in het leven van zwarte Amerikanen. Met het maken van deze traditionele gerechten verhouden zij zich steeds weer tot de uitdagingen waarmee hun tot slaaf gemaakte voorouders uit noodzaak creatief zijn omgesprongen. De Afro-Amerikaanse keuken verbindt verschillende continenten en culturen met elkaar en vormt een directe en tastbare herinnering aan het koloniale verleden. De zorg, de liefde en de veerkracht van zwarte vrouwen resoneren in de traditie van het bereiden van de ‘soul food’-gerechten. En dit is ook de krachtige boodschap die symbolisch wordt verbeeld in de epiloog van de opera, waarin de moeder haar gezin voedt met de gerechten van haar voorouders.

Tekst: Naomi Teekens

Hoofdsponsor Nationale Opera & Ballet

Word vriend van De Nationale Opera

Vrienden van De Nationale Opera steunen de zangers en makers van ons gezelschap. Die vriendschap is voor hen onmisbaar en daar doen wij graag iets voor terug. Voor Operavrienden organiseren we exclusieve activiteiten achter de schermen en online. U ontvangt van ons het Vriendenmagazine, krijgt voorrang bij de verkoop van plaatsbewijzen en 10% korting in de winkel van Nationale Opera & Ballet.