ANONYME – Udite, selve, mie dolce parole
Udite, selve, mie dolce parole, Poi che la ninfa mia udir non vuole.
|
ANONYME – Luister, bossen, naar mijn zoete woorden
Luister, bossen, naar mijn zoete woorden, Want mijn nimf wil ze niet horen.
|
La bella ninfa è sorda al mio lamento E ’l suon di nostra fistula non cura: Di ciò si lagna el mio cornuto armento, Né vuol bagnar il grifo in acqua pura; Non vuol toccar la tenera verdura, Tanto del suo pastor gl’incresce e dole.
|
De mooie nimf is doof voor mijn klaagzang. En de klank van mijn fluit bekoort haar niet: Mijn kudde klaagt erover, Ze willen hun snuiten niet baden In ‘t zuivere water; Ze verlangen niet meer naar het tere groen; Uit het veld geslagen betreurt de kudde haar herder.
|
Udite, selve, mie dolce parole, Poi che la ninfa mia udir non vuole.
|
Luister, bossen, naar mijn zoete woorden, Mijn nimf wil ze niet horen.
|
Ben si cura l’armento del padrone: La ninfa non si cura dell’amante, La bella ninfa che di sasso ha ’l core, Anzi di ferro, anzi l’ha di diamante. Ella fugge da me sempre davante Com’agnella dal lupo fuggir suole.
|
De kudde is bezorgd om haar herder: Maar de nimf niet om haar minnaar: Die mooie nimf met haar hart van steen, Nee van ijzer, nee van diamant: Ze vlucht steeds voor me weg, Zoals het lam vlucht voor de wolf.
|
Udite, selve, mie dolce parole, Poi che la ninfa mia udir non vuole.
|
Luister, bossen, naar mijn zoete woorden, Mijn nimf wil ze niet horen.
|
Portate, venti, questi dolci versi Drento all’orecchie della donna mia: Dite quante io per lei lacrime versi E la pregate che crudel non sia; Dite che la mia vita fugge via E si consuma come brina al sole.
|
Winden, breng deze zoete verzen Naar de oren van mijn nimf: Zeg haar hoeveel tranen ik voor haar vergiet, En smeek haar om niet zo wreed te zijn: Zeg haar dat mijn leven snel voorbijgaat, Wegsmelt als sneeuw voor de zon.
|
Udite, selve, mie dolce parole, Poi che la ninfa mia udir non vuole.
|
Luister, bossen, naar mijn zoete woorden, Mijn nimf wil ze niet horen.
|
CRISTOFANO MALVEZZI – Dal vago e bel sereno
Dal vago e bel sereno Ove non cangia mai stagion il sole, Ove non vengon meno Per soverchio di gel gigli e vïole, Moviam liete carole In questo dì giocondo Per arricchir, per adornar il mondo.
|
CRISTOFANO MALVEZZI – Aan het mooi en zuiver firmament
Laat van het heldere firmament Waar de zon niet van wijken weet, Waar lelies en viooltjes niet Door laagjes rijp verwelken, Vrolijke dansen beginnen Op deze blije dag, Om de wereld rijker en mooier te maken.
|
LIBRO I – Amor Machina
CRISTOFORO MALVEZZI – O fortunato giorno
O fortunato giorno, Poiché di gioia e speme Lieta canta la terra e ’l ciel insieme! Ma quanto fia più adorno Quando farà ritorno Per sì bel sposo eternità d’amore.
|
LIBRO I – Amor Machina
CRISTOFORO MALVEZZI – O gelukzalige dag
O gelukzalige dag, Waarop hemel en aarde Samen zingen vol vreugde en hoop! Maar het zal nog veel weelderiger zijn Als zo’n aantrekkelijke bruidegom Eeuwige liefde zal beloven.
|
GIULIO CACCINI – Al fonte, al prato
Al fonte, al prato, Al bosco, all’ombra, Al fresco fiato Che ’l caldo sgombra, Pastor correte. Ciascun ch’ha sete, Ciascun ch’è stanco Riposi il fianco.
|
GIULIO CACCINI – Naar de bron, naar het veld
Ren naar de bron, het veld, het bos en de schaduw, Naar de frisse bries, die de hitte verjaagt, Ren herders. Laat ieder die dorstig En ieder die moe is Hier komen rusten.
|
Fugga la noia, Fugga ’l dolore, Sol riso e gioia, Sol caro Amore Nosco soggiorni Ne’ lieti giorni, Né s’odan mai Querele o lai.
|
Weg met verveling, Weg met pijn, Alleen vreugde en plezier, Laat op deze blije dagen Alleen dierbare Amor bij ons zijn. Van geruzie Of verdriet Willen wij niets horen.
|
JACOPO PERI – Al canto, al ballo
Al canto, al ballo, all’ombre, al prato adorno, Alle bell’onde e liete Tutti, o pastor, correte Dolce cantando in sì beato giorno.
|
JACOPO PERI – Naar zang, naar dans
Herders, ren, naar zang, dans, Schaduw en het kleurrijke veld Naar de mooie, blije glooiingen, Zacht zingend op zo’n gezegende dag.
|
GIULIO CACCINI – Dalla porta d’Orïente
Dalla porta d’Orïente Lampeggiando in ciel usciva, E le nubi coloriva L’alba candida e lucente. E per l’aure rugiadose Apría gigli e spargea rose.
|
GIULIO CACCINI – Vanuit de poort van het Oosten
Vanuit de poort van het Oosten, Zette de glanzend witte dageraad Schitterend koers aan de hemel En kleurde de wolken. Met zijn bedauwde bries Opende hij lelies en strooide hij rozen.
|
Ch’a sgombrar l’oscuro velo Più soave e vezzosetta, Una vaga giovinetta Accendea le rose in cielo. E di fiamme porporine fería l’aure matutine.
|
Om het donker te verjagen Ontstak een mooie jongedame, Rozen in de lucht. En de morgenstond kleurde Met purperen vlammen.
|
Da le labbra innamorate, Muov’Amor con novi strali, E di perle orïentali Se ne gían l’alme fregiate, Et ardeva i cor meschini Dolce foco di rubini.
|
Van haar verliefde lippen Vuurde Amor nieuwe pijlen af, En de zielen werden geraakt Door de schoonheid van oosterse parels. En in smachtende harten Brandde een zacht robijnen vuur.
|
GIULIO CACCINI – Mentre che dolce mia vita
Mentre che dolce mia vita Non ti spiacque darmi aita, Sai ben tu che strali, e foco, Mi fur sempre festa, e gioco; Hor non posso, il vo pur dire, Star nel foco e non morire.
|
GIULIO CACCINI – Als mijn leven fijn is
Als mijn leven fijn is Wil je me wel helpen, Je weet heel goed dat pijlen, en vuur, Altijd een feestelijk spel voor me waren; Maar nu moet ik toegeven dat ik niet Kan branden zonder te sterven
|
GIULIO CACCINI – Mentre che tra pace e guerra
Mentre che tra pace e guerra Viveran gli amanti in terra, Sia pur fera, e sia crudele, Ti sarò servo fedele Che se ben tal hor mi doglio, Non per questo a te mi toglio.
|
GIULIO CACCINI – Tussen oorlog en vrede
Geliefden moeten op aarde Leven tussen oorlog en vrede. Ook al ben je woest en wreed Ik blijf toch je trouwe dienaar Ook al doe je me soms pijn, Hierom laat ik je heus niet los.
|
GIULIO CACCINI – Non ha ’l ciel cotanti lumi
Non ha ’l ciel cotanti lumi, Tante still’e mari e fiumi, Non l’april gigli e vïole, Tanti raggi non ha il sole, Quant’ha doglie e pen’ogni hora Cor gentil che s’innamora.
|
GIULIO CACCINI – De hemel telt niet zoveel sterren
De hemel telt niet zoveel sterren, De zeeën en de rivieren niet zoveel druppels, April niet zoveel lelies en viooltjes, De zon niet zoveel stralen, Als het hart van een verliefde ziel Verdriet en pijn heeft.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Balliamo, che l’onde
Balliamo, che l’onde Al vento che spira Le move e l’aggira, Le spinge e confonde Sì come lor siede, Se movon il piede; E ballan le linfe Quai garrule ninfe.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Laten we dansen, zodat de wind
Laten we dansen, zodat de wind De golven opstuwt en omrolt, Ze opjaagt en omwoelt, Zoals ze dat gewend zijn En ze bewegen hun voeten En de wateren dansen, Als dartele nimfen.
|
Balliamo che i vezzosi Bei fior rugiadosi, Se l’aura li scuote Con urti e con ruote, Fan vaga sembianza Anch’essi di danza.
|
Laten we dansen zodat de bevallige Mooie en bedauwde bloemen, Wanneer het briesje hen beweegt, Met porren en draaien Ook bijna lijken te dansen
|
Balliamo e giriamo, corriamo e saltiamo, qual cosa è più degna il ballo n’insegna.
|
Laten we dansen en draaien, Rennen en springen, Niets is voortreffelijker dan Hetgeen de dans ons leert.
|
FRANCESCO CORTECCIA – Ballo di Satiri e Baccanti
Bacco, Bacco, E U O È!
|
FRANCESCO CORTECCIA – Dansfeest van satyrs en Bacchanten
Bacchus, Bacchus, E U O È!
|
LIBRO II – Amor
JACOPO PERI – Lassa, che di spavento e di pietate
Lassa! che di spavento e di pietate Gelami il cor nel seno. Miserabil beltate, Come in un punto ohimè! venisti meno; Ahi che lampo, o baleno In notturno seren ben ratto fugge, Ma più rapida l’ale Affretta umana vita al dì fatale.
|
LIBRO II – Amor
JACOPO PERI – Ach, van angst en medelijden
Ach, van angst en medelijden Bevriest mijn hart in mijn borst. Ongelukkige schoonheid, Wat ben je plotseling heengegaan. Ach, nog veel sneller dan een bliksemschicht Een heldere nachthemel doorklieft, Vliegt een mensenleven Naar zijn laatste dag.
|
Per quel vago boschetto Ove rigando i fiori Lento trascorre il fonte degl’allori, Prendea dolce diletto Con le compagne sue la bella sposa, Chi violetta, o rosa Per far ghirlande al crine Togliea dal prato, e dall’acute spine, E qual posando il fianco Su la fiorita sponda Dolce cantava al mormorar dell’onda.
|
In dit aangename bos, waar de beek, Bron voor de laurier, langzaam stromend De bloemen verkoelt Vermaakte de mooie bruid zich Samen met haar vriendinnen, Sommigen vlochten kransen Van viooltjes en rozen Die ze plukten uit het veld Tussen de scherpe doornen vandaan, Terwijl anderen zich neervlijden Aan de oever vol bloemen En zachtjes bij het ruisen van de golfjes.
|
Ma la candida ninfa Movea danzando il piè sul verde prato, Quando, ria sorte acerba, Serpe crudo e spietato, Che celato giacea tra fiori e l’erba, Punsele il piè con sì maligno dente, Ch’impallidì repente Come raggio di sol che nube adombri, E dal profondo core Con un sospir mortale Sì spaventoso ohimè! sospinse fore, Che quasi avesse l’ale Giunse ogni ninfa al doloroso suono, Ed ella in abbandono Tutta lasciossi allor nell’altrui braccia, Spargea il bel volto e le dorate chiome Un sudor vie più freddo assai che ghiaccio.
|
Maar de mooie nimf zette dansend Haar voet op de groene weide, Toen, kwaadaardig, bitter lot, Een wilde, meedogenloze slang, Verstopt tussen bloemen en gras, In haar voet beet met zijn vileine giftand, En ze onmiddellijk verbleekte Als een zonnestraal, Verduisterd door een wolk Met een dodelijke zucht Uit het diepst van haar hart, Zo vreselijk dat alle nimfen vliegensvlug Afkwamen op het smartelijk geluid, Viel ze flauw in hun armen, En bedekte zweet, kouder dan ijs haar prachtige gezicht en haar gouden haar.
|
Indi s’udìo il tuo nome Tra le labbra sonar fredde e tremanti, E volti gl’occhi al cielo, Scolorito il bel viso, e i bei sembianti, Restò tanta bellezza immobil gelo.
|
Toen weerklonk zijn naam Vanuit koude, bevende lippen, Haar ogen hemelwaarts gericht, Haar gezicht en haar gelaat lijkbleek. En werd zoveel schoonheid roerloos ijs.
|
DOMENICO BELLI – Languirò d’amato zelo
Languirò d’amato zelo.
|
DOMENICO BELLI – Verliefd zal ik met overgave smachten
Verliefd zal ik met overgave smachten.
|
SIGISMONDO D’INDIA – Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci
Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci. Anima bella, se qui intorno gire, Se odi il mio pianto, a le mie voglie audaci Perdona il furto e ’l temerario ardire: Da le pallide labbra i freddi baci, Che sì caldi sperai, vuo’ pur rapire; Parte torrò di sue ragioni a morte, Baciando queste labbra esangui e smorte.
|
SIGISMONDO D’INDIA – Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk
Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk Hou ik ook van je. Mooie ziel, wanneer je hier rondwaart, Als je mijn gehuil En mijn gewaagde verlangens hoort, Vergeef me mijn inhaligheid en durf, Aan jouw bleke lippen Wil ik de koude kussen ontrukken, Die ik me zo warm had voorgesteld. Ik zal de dood Een deel van zijn recht ontnemen, Door deze bloedeloze, Doodsbleke lippen te kussen.
|
MARCO DA GAGLIANO – Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore
Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore, Raccogliete le penne, aure celesti, E voi, pietosi e mesti, Fermate il piè d’argento, o fonti, o fiumi, Lagrimate ne l’alto, eterni numi.
|
MARCO DA GAGLIANO – Huil, o nimfen
Huil, o nimfen en laat Amor met jullie wenen, Vouw je vleugels dicht, hemelse bries, En jullie, o barmhartige en treurige Bronnen en rivieren stop jullie zilveren stroom, Onsterfelijke goden in de hemel, ween.
|
Sparse più non vedrem di quel fin oro Le bionde chiome al vento. Ahi! Né più s’udirà tra ’l bel tesoro Di perle e di rubin l’alto concento. Ahi! Ch’eclissato e spento È del ciglio seren l’almo splendore. Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore. Dov’è la bella man, dove il bel seno, Dove, dove il bel viso?
|
Nooit meer zullen we De blonde lokken van fijn goud Zien wapperen in de wind. Wee! Nooit meer Zal haar heldere stem klinken Te midden van de schat Van parels en robijnen. Wee! Verduisterd en uitgedoofd Is de nobele schoonheid van haar klare blik. Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen. Waar is haar mooie hand, Waar haar mooie boezem, Waar, waar haar mooi gezicht, En waar haar zoete lach? Waar is het zachte stralen van haar blik?
|
Ahi lagrime, ahi dolore! Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore.
|
Oh tranen, oh verdriet Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Che se tu se’ il cor mio
Che se tu se’ il cor mio, Come se’ pur malgrado Del ciel e de la terra, Qual hor piangi e sospiri, Quelle lagrime tue son il mio sangue, Quei sospir il mio spirto, E quelle pen’e quel dolor che senti Son miei, non tuoi tormenti.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Omdat je mijn hart bent
Omdat je mijn hart bent, Ondanks hemel en aarde, Zijn, als je huilt en zucht, Jouw tranen mijn bloed, Jouw zuchten mijn adem En je verdriet en je pijnen Niet jouw, maar mijn marteling.
|
DOMENICO BELLI – Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore
Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore Dell’alma aprir, che tacito, cocente Quasi invisibil fulmine cadente, Dentro mi strugge e non appar di fore.
|
DOMENICO BELLI – Ik brand, maar durf de verborgen gloed niet te tonen
Ik brand, maar durf de verborgen gloed Van mijn ziel niet te tonen. Hij vernietigt me als een onzichtbare bliksem, Hij verteert me ongezien van binnenuit.
|
Ben ne gli sguardi e nei sospiri amore L’arsura palesar cerca sovente, Ma vinta dal timor la fiamm’ardente Fugge dal volto e si concentr’al core.
|
Met blikken en met zuchten Probeert de liefde vaak Haar schroeiende hitte te tonen. Maar door vrees overmand Vlucht de vlam weg van het gezicht, Naar het hart.
|
Così tremo et agghiaccio ove la mia Face più avampa. Hor chi misero aspetto Ch’a non veduto mal rimedio dia?
|
Daardoor huiver ik en verstijf, Terwijl mijn toorts opvlamt. Nu verwacht ik, armzalige, Dat degene die nooit Dit lijden heeft ondergaan me geneest.
|
Soffri e taci, mio cor, fatto ricetto Di sì bel foco; incenerisci e sia Delle ceneri tue sepolcro il petto.
|
Lijd in stilte, mijn hart, hoeder Van zo’n mooi vuur. Brand en laat mijn borst Het graf voor jouw as zijn.
|
LUCA MARENZIO – Qui di carne si sfama
Qui di carne si sfama Lo spaventoso serpe, in questo loco Vomita fiamm’e foco, e fischia, e rugge, Qui l’erb’e i fior distrugge. Ma dov’è ’l fero mostro? Fors’avrà il Dio udito il pianto nostro.
|
LUCA MARENZIO – Hier stilt men zijn honger met vlees
Hier stilt hij zijn honger met vlees. Op deze plaats braakt de angstwekkende slang Vlammen en vuur en sist en brult, Hier verwoest hij het gras en de bloemen. Maar waar is dat wrede monster? Misschien hebben de goden Ons horen huilen.
|
O Dio, forza del cielo, Volgi pietosi gl’occhi A l’infelice gelo, A te dimand’aita, e piang’e plora, Movi lampo e saetta A far di lei vendetta Contr’il mostro crudel che la divora.
|
O god, hemelse kracht, Keer uw genadige ogen Naar de ongelukkige Aarde. Zij vraagt om hulp en huilt en smeekt, Werp om haar te wreken Bliksem en pijlen Naar het wrede monster dat haar verslindt.
|
LIBRO III – Aqua Amoris
JACOPO PERI – Funeste piagge, ombrosi orridi campi
Funeste piagge, ombrosi orridi campi, Che di stelle, o di sole Non vedeste giammai scintill’e lampi, Rimbombate dolenti al suon dell’angosciose mie parole, Mentre con mesti accenti Il perduto mio ben con voi sospiro, E voi! deh! per pietà del mio martiro, Che nel misero cor dimora eterno, Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.
|
LIBRO III – Aqua Amoris
JACOPO PERI – Noodlottige oevers, sombere, donkere velden
Noodlottige oevers, sombere, donkere velden Die nooit het flonkeren van sterren Of de stralen van de zon hebben aanschouwd Weerkaats bedroefd de klank Van mijn gekwelde woorden, Terwijl ik snikkend mijn verloren geliefde Met jullie betreur. En jullie, schimmen uit het dodenrijk, Ach, huil uit medelijden met mijn rouw, Die voor eeuwig zetelt in mijn hart.
|
Ohimè! che su l’aurora Giunse all’occaso il sol de gl’occhi miei, Misero! e su quell’ora Che scaldarmi a’ bei raggi mi credei, Morte spense il bel lume e freddo, e solo Restai fra pianto, e duolo Com’angue suole in fredda piaggia il verno, Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.
|
Helaas, in de ochtend van haar dagen Daalt de zon van mijn ogen neer. Ik, ongelukkige, toen ik nog geloofde Me te warmen aan haar stralen Doofde de dood dat mooie licht En bleef ik koud en alleen achter, Ten prooi aan pijn en verdriet, Als een slang in winterslaap In een ijskoud veld, Huil om mijn verdriet, Schimmen uit het dodenrijk.
|
E tu, mentre al ciel piacque, Luce di questi lumi Fatti al tuo dipartir fontan’e fiumi, Che fai per entro i tenebrosi orrori? Forse t’affliggi, e piagni L’acerbo fato, e gl’infelici amori?
|
En jij, nu het de hemel behaagt Dat het licht van mijn ogen, Na jouw heengaan In fonteinen en rivieren, is veranderd Wat doe jij in die gruwelijke duisternis? Ben je bedroefd en huil je Om het bittere lot en je verloren liefde?
|
Deh, se scintilla ancora Ti scalda il sen di quei sì cari ardori, Senti mia vita, senti, Quai pianti, e quai lamenti Versa il tuo caro, ohimè, dal cor interno, Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.
|
Ach, wanneer een vonk Van deze dierbare liefdesgloed Jouw hart nog kan verwarmen, Hoor dan, mijn leven, Het klagen en de tranen aan, Die jouw geliefde vergiet Vanuit de diepte van zijn hart, Huil met mij, schimmen uit het dodenrijk.
|
ANONYME – Torna, torna al freddo cor
Torna, torna al freddo cor, Onde partita sei, Vita mia,
|
ANONYME – Keer terug, keer terug
Keer terug, keer terug in het koude hart, Waaruit je vertrokken bent, mijn leven.
|
Bianco e nero sarà il mio manto, Poi che piace a te, Vita mia.
|
Wit en zwart zal mijn mantel zijn, Want dat wil je graag, mijn leven.
|
Io ti lasso, o cieco mondo, Tu non fai per me.
|
Ik verlaat je, blinde wereld, Je bent niet voor mij.
|
Io ti lasso, o cara madre, Mi parto da te.
|
Ik verlaat je, oh lieve moeder, Ik ga weg van jou.
|
Addio padre, addio fratelli, Pregate per me. Voi sorelle, pregate per me.
|
Vaarwel vader, vaarwel broers, Bid voor mij. Jullie, zusters, bid voor mij.
|
GIULIO CACCINI – Ineffabile ardore
Ineffabile ardore, Ch’agli alberghi del ciel richiama il core.
|
GIULIO CACCINI – Onuitsprekelijke passie
Onuitsprekelijke passie, Die het hart naar de hemel roept.
|
LIBRO IV – Locus Solus
|
LIBRO IV – Locus Solus
|
LIBRO V – Venum in Parola
CLAUDIO MONTEVERDI – Apprendete pietà
Apprendete pietà, donne e donzelle!
|
LIBRO V – Venum in Parola
CLAUDIO MONTEVERDI – Toon toch medelijden
Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Lettera Amorosa
Se i languidi miei sguardi, Se i sospiri interrotti, Se le tronche parole Non han fin hor potuto, O bell’idolo mio, Farvi de le mie fiamme intera fede, Leggete queste note, Credete a questa carta, A questa carta, in cui Sotto forma d’inchiostro, il cor stillai. Qui sotto scorgerete Quegl’interni pensieri, Che con passi d’amore Scorron l’anima mia; Anzi avvampar vedrete Come in sua propria sfera, Nelle vostre bellezze, il foco mio.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Liefdesbrief
Als mijn smachtende blikken, Als mijn hortend gezucht, Als mijn gestamel, O mijn schone aanbedene, U tot nu toe niet voldoende konden overtuigen, Van mijn brandende liefde, Lees dan deze regels, Hecht geloof aan dit papier waarop Mijn hartenbloed stroomt in de vorm van inkt. Hieronder zul je die intieme gedachten Ontwaren, die in het ritme van de liefde Mijn ziel doorstromen; Sterker, u zult mijn vuur Zonder terughoudendheid zien branden, Voor uw schoonheid.
|
Non è già parte in voi Che, con forza invisibile d’amore, Tutto a sé non mi tragga. Altro già non son io Che di vostra beltà preda, e trofeo. A voi mi volgo, o chiome, Cari miei lacci d’oro, Deh, come mai potea scampar sicuro, Se come lacci l’anima legaste, Come oro la compraste? Voi pur, voi dunque sete De la mia libertà catena, e prezzo. Stami miei preziosi, Bionde fila divine, Con voi l’eterna Parca Sovra il fuso fatal mia vita torce.
|
Er is door de onzichtbare kracht van de liefde Immers niets dat mij niet volledig Bindt aan u, Ik ben slechts prooi of trofee Van uw schoonheid. Ik richt me tot u o haardos, Geliefde gouden snoeren, Ach, waar vind ik nog een veilige toevlucht Nu u mijn ziel ermee hebt gestrikt, Als was die met goud gekocht. U bent de keten aan mijn vrijheid, en de prijs. Blijf bij mij goddelijke blonde lokken, Met u spint het lot mijn leven Op haar noodlottige spinnewiel.
|
Voi, voi, capelli d’oro, Voi pur sete di lei, Ch’è tutta foco mio, raggi, e faville. Ma, se faville sete, Ond’avvien che ad ogn’hora Contra l’uso del foco in giù scendete? Ah, ch’a voi per salir scender conviene, Che la magion celeste ove aspirate, O sfera degli ardori, o Paradiso, È posta in quel bel viso.
|
Jullie, jullie, gouden lokken, Jullie stralen en vonken van haar Zetten mij in vuur en vlam, Maar als jullie vonken zijn, Hoe komt het dan dat jullie Alsmaar, tegen de regels in afdalen? Ah, jullie moeten eerst dalen Om te kunnen stijgen, Want de hoogste hemel Waarnaar jullie streven, Of de lichtende hoge sferen, of het paradijs Bevinden zich in dat mooie gezicht.
|
Cara mia selva d’oro, Ricchissimi capelli, In voi quel labirinto Amor intesse, Onde uscir non saprà l’anima mia. Tronchi pur morte i rami Del prezioso bosco, E da la fragil carne Scuota pur lo mio spirto, Che tra fronde sì belle ancor recise, Rimarrò prigioniero, Fatto gelida polve, ed ombra ignuda.
|
Dierbare gouden bos, Onschatbaar rijke haardos, In jullie weeft Amor het labyrint Waaruit mijn ziel geen uitweg weet. Wist Amor mij te strikken Hak de takken maar af Van dit dierbare bos En verdrijf uit het zwakke vlees Mijn ziel, want tussen zo fraai gebladerte, Ook nu het is gesnoeid, Zal ik gevangene blijven Zelfs als ijzig stof en naakte schim
|
Dolcissimi legami, Belle mie piogge d’oro, Qual hor sciolte cadete Da quelle ricche nubi, Onde raccolte sete, E, cadendo, formate Preziose procelle, Onde con onde d’or bagnando andate Scogli di latte, e rive d’alabastro, More subitamente, O miracolo eterno D’amoroso desìo, Fra sì belle tempeste arso il cor mio.
|
Liefste koorden, Mijn mooie goudenregen, Wanneer jullie druipend Uit die rijke wolken vallen, Waarin jullie waren verzameld, En vallend kostbare stormen vormen, En jullie golf over golf van goud, Melkwitte rotsen En kusten van albast overspoelen, O, eeuwig wonder van liefdesverlangen, Dan, tussen zulke fraaie stormen, Sterft op slag mijn hart
|
Ma già l’hora m’invita, O degli affetti miei nunzia fedele, Cara carta amorosa, Che dalla penna ti divida homai. Vanne, e s’Amor e ’l Cielo Cortese ti concede Che de’ begl’occhi non t’accenda il raggio, Ricovra entro il bel seno, Chi sà che tu non giunga Da sì felice loco Per sentieri di neve a un cor di foco.
[Apprendete pietà, donne e donzelle!]
|
Maar nu eist de tijd, Oh, dierbare liefdesbrief, Dat je je losmaakt van mijn pen. Ga, en als de liefde en de hemel toelaten Dat de stralen van haar ogen Je niet verbranden, Verberg je dan maar in haar boezem. Wie zegt dat jij niet Vanaf zo’n zalige plek, Over sneeuwwitte paden Tot haar vurige hart doordringt.
[Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!]
|
LIBRO VI – Contra Mondo
ANONYME – Stravaganza d’amore
Stravaganza d’amore!
|
LIBRO VI – Contra Mondo
ANONYME – De uitbundigheid van de liefde!
De uitbundigheid van de liefde!
|
CLAUDIO MONTEVERDI – Zefiro torna, e di soavi accenti
Zefiro torna, e di soavi accenti L’aer fa grato, e ’l piè discioglie a l’onde, E mormorando tra le verdi fronde, Fa danzar al bel suon su’l prato i fiori.
|
CLAUDIO MONTEVERDI – De Zefier keert terug, en met zachte stootjes
Het briesje keert terug, En met zachte stootjes Speelt hij met de lucht en woelt de golven op, En fluisterend tussen de groene takken, Laat hij de bloemen op het veld dansen.
|
Inghirlandato il crin ninfe e pastori Note tempran d’amor care e gioconde; E da monti e da valli ime e profonde Raddoppian l’armonia gli antri canori; Sorge più vaga in ciel l’aurora, e ’l sole Sparge più luci d’or, più puro argento Fregia del mare il bel ceruleo manto.
|
Nimfen en herders, Hun haar getooid met kransen, Zingen zoete, vrolijke liefdesliederen; En vanuit de bergen en de valleien, Hoog en laag Echoën de zoetgevooisde grotten hun lied. De dageraad maakt de hemel nog helderder En de zon straalt met gouden licht, En een zuiver zilver versiert de lichtblauwe mantel van de zee.
|
Sol io, per selve abbandonate e sole, L’ardor di due begli occhi e ’l mio tormento, Come vuol mia ventura, or piango or canto.
|
Ik loop alleen Door eenzame verlaten wouden, En beurtelings zing ik of huil ik, om de gloed van twee mooie ogen, En om mijn kwelling, Zoals mijn lot dat voorzien heeft.
|
EMILIO DE’ CAVALIERI – O che nuovo miracolo
O che nuovo miracolo, Ecco che in terra scendono, Celeste alto spettacolo, Gli dèi che il mondo accendono. Ecco Amore e Venere Col piè la terra hor premere.
|
EMILIO DE’ CAVALIERI – O wat een nieuw wonder
Oh, wat een nieuw wonder, Hemels schouwspel, Zie hoe de goden die de wereld verlichten, Afdalen naar de aarde. Zie, hoe Amor en Venus Voet zetten op de aarde.
|
De’ sposi homai, che con benigna speme Angustia affrena e preme, Udito ha Giove in cielo Il purissimo zelo, E dal suo seggio santo Manda il ballo e il canto.
|
Jupiter heeft in de hemel gehoord Van de zuivere toewijding Van het hoopgevende paar Dat het noodlot bestrijdt, En heeft vanuit zijn heilige troon Dans en zang gestuurd
|
Che porti, o drappel nobile, Ch’orni la terra immobile?
|
Wat brengen jullie, o nobel gezelschap, Om de roerloze aarde te versieren?
|
Portiamo il bello e il buon che in ciel si serra, Per far al Paradiso ugual la terra.
|
We brengen schoonheid en goedheid, Die in de hemel ligt besloten, Om de aarde gelijk te maken aan het paradijs.
|
Tornerà d’auro il secolo? Tornerà il secol d’oro, Una felice hora Ogni novella aurora.
|
Is een eeuw van goud op komst? Er komt een eeuw van goud, Elke nieuwe dageraad Een gelukzalig uur.
|
Quando verrà che fugghino I mali e si distrugghino? Di questo nuovo Sole Nel subito apparire E i gigli e le vïole Si vedranno fiorire.
|
Wanneer het zover is dat het kwaad Verdwijnt en wordt vernietigd Dan zullen we bij het plotseling verschijnen Van deze nieuwe zon De lelies en de viooltjes Zien bloeien.
|
O felice stagion, beata Terra! Zefiro, ben saprai beato a pieno Dagli sposi levar ogni veleno.
|
Oh heerlijk jaargetijde, gelukkige aarde! Briesje, jij zal het gelukkige paar Tegen elk gif beschermen.
|
O novella d’amor fiamma lucente! Questa è la fiamma ardente Che infiammerà d’amore Ancor l’anime spente.
|
Oh nieuwe lichtende liefdesvlam! Dit is de gloeiende vlam Die de liefde opnieuw Zal laten ontbranden in uitgedoofde zielen.
|
Ecco ch’Amor ogn’hora Il ciel arde e innamora.
|
Kijk, Amor en Cura laten de hemel In liefde ontbranden.
|
Alla coppia nuziale Corona trionfale Tessin ninfe e pastori Dei più leggiadri fiori.
|
Voor het liefelijke paar Vlechten nimfen en herders Triomfale kransen Van de sierlijkste bloemen.
|
Sì bel sposo hor va felice, e altero, E sposa sì gentil di santo foco Arde e si accinge a l’amoroso gioco.
|
De mooie bruidegom beweegt zich nu Gelukkig en trots, En de gelukkige bruid gloeit van heilig vuur En maakt zich op, Voor het liefdesspel.
|
Voi, dèi, scoprite a noi la degna prole. Nasceranno progenie Che renderan felice Del mond’ogni pendice.
|
U, goden gun ons het edel nageslacht. Er zullen nakomelingen geboren worden Die elke plooi van de wereld Gelukkig zullen maken.
|
Serbin le glorie i fiori in questa terra Se Morte li occhi chiude e serra.
|
Laten de goden hun glorie bezingen Als de dood hun ogen sluit.
|
Le meraviglie nuove Noi narreremo altrove; Hor che scelta fatale Il Ciel rende immortale.
|
De nieuwe wonderen Zullen we overal vertellen, Nu de hemelse lotsbeschikking, Ze onsterfelijk maakt.
|
Le quercie hor mel distillino E latte i fiumi corrino, D’amor l’alme sfavillino E gli empi vizi aborrino, Disìo tessa l’istorie Di così eterne glorie.
|
Laat uit eiken honing vloeien En in de beken melk. Laat de zielen fonkelen van liefde En afkerig zijn van lage ondeugd En laat Verlangen de geschiedenis vertellen Van deze onvergankelijke glorie.
|
Guidin vezzosi balli Fra queste amene valli, Portin ninfe e pastori Dal campo al ciel gli onori. Giove benigno aspiri Ai vostri alti desiri. Cantiam con lieto ardore Stravaganze d’amore!
|
Laat nimfen en herders sierlijk dansen In deze liefelijke valleien, En laat ze de eer verder dragen, Van het veld naar de hemel. Moge Jupiter welwillend beschikken Over jullie hooggestemde verlangens. Laten we blij de lof zingen Van de uitbundigheid van de liefde!
|