Speeldata

15-21 november 2024

Locatie

Nationale Opera & Ballet, Grote zaal

Duur

1:50, geen pauze

Tickets

n.v.t.

Twee standbeelden
Foto: Hugo Thomassen

De schaduwkanten van de liefde

Laat je meevoeren door betoverende renaissancemuziek en aangrijpende verbeeldingen van de liefde als een lijdensweg, een hunkering, een marteling. In deze gloednieuwe productie gaan dirigent Raphaël Pichon en theatermaker Romeo Castellucci, samen met de musici van Pygmalion, terug naar de oorsprong van de opera als kunstvorm. Le lacrime di Eros is een beeldende muziektheatervoorstelling zonder rechtlijnig verhaal, waarin de liefde zich in een reeks indringende taferelen van haar meest duistere kant toont.

De schaduwkanten van de liefde

Het lijden dat liefde heet

In Florence in de late 16e en vroege 17e eeuw bundelden componisten, filosofen, dichters, choreografen, schilders en uitvinders hun krachten om een nieuwe kunstvorm te creëren die de menselijke emoties het best tot uitdrukking brengt: opera. Uit het repertoire van renaissancecomponisten als Striggio, Malvezzi, Marenzio, Peri, Caccini, Cavalieri en de jonge Claudio Monteverdi blijkt de creativiteit en experimentele vrijheid van die tijd. In hun muziek is de liefde allesbehalve zoetsappig, maar draagt ze een duistere schaduw met zich mee.

In een pasticcio – een samenstelling van muziekstukken – uit de ontstaansperiode van de opera, presenteren Pichon en Castellucci deze schaduwkanten van de liefde op adembenemende wijze als een reeks ‘boeken’ (libri) op het toneel. Als meester op het snijvlak van opera, theater, beeldende kunst en performance art, weet Romeo Castellucci als geen ander toneelbeelden te creëren die niet het hoofd, maar direct het hart aanspreken.

Dialoog van oude en elektronische muziek

Raphaël Pichon en zijn Pygmalion brengen het originele renaissancemateriaal in dialoog met de elektronische muziek van Scott Gibbons. Voor zijn nieuwe composities gebruikt Gibbons onder meer de geluiden van de lichamen van de performers om door te dringen tot de menselijke passies, in al hun zachtheid én wreedheid.

Daarnaast wordt in Le lacrime di Eros – met behulp van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het vlak van artificiële akoestiek en sound mapping – een klankdecor gecreëerd dat op zichzelf al een kunstwerk is. In die geavanceerde geluidsruimte zal naast het koor van Pygmalion een ensemble van grootse stemmen weerklinken. Sopraan Jeanine De Bique zong bij De Nationale Opera eerder de rollen van Annio in La clemenza di Tito (2018) en Aida in Caruso a Cuba (2018). Mezzosopraan Katia Ledoux vertolkte eerder de rollen van Geneviève in Pelléas en Mélisande (2019), Makuba in Hoe Anansi de stories of the world bevrijdde (2021) en Proserpina in Eurydice - Die Liebenden, blind (2022). Bariton Gyula Orendt keert terug na zijn vertolking van Gaveston/Stranger in George Benjamins Lessons in Love and Violence (2018). Tenor Zachary Wilder maakt zijn huisdebuut.

Voorstellings­informatie

Gezongen in het Italiaans

Libretto  Originele teksten, licht bewerkt voor deze productie

Muzikaal concept, arrangementen en muzikale leiding  Raphaël Pichon
Concept, regie, decor, kostuums en licht  Romeo Castellucci
Elektro-akoestische  compositie  Scott Gibbons
Dramaturgie  Piersandra Di Matteo
Artistiek medewerker  Maxi Menja Lehmann
Medewerker decor  Lisa Behensky
Medewerker kostuums  Clara Rosina Straßer
Medewerker choreografie   Nis Fee Brender 
Medewerker licht  Benedikt Zehm

Il Poeta / Orfeo  Gyula Orendt
La Ninfa / Euridice  Jeanine De Bique
La Messagiera  Katia Ledoux
Il Pastore  Zachary Wilder

Pastori 
Zachary Wilder, Camille Chopin, Perrine Devillers, Renaud Brès, Constantin Goubet, Guillaume Gutierrez

Performers
Ana Velasco
Renzo Popolizio
Federica Panariello
Luigi Vilotta

Pygmalion

Installation in collaboration with Frederik Heyman
frederikheyman.com

Let op, in deze voorstelling komen verbeeldingen van bloed, marteling en zelfmoord voor, die als indringend kunnen worden ervaren.

133 zelfmoorpreventie banner

Online programmaboek

Naast het gedrukte programmaboek bieden wij ook online programma-informatie aan bij deze voorstelling. In het online programmaboek krijg je een kijkje achter de schermen door middel van verdiepende verhalen, artikelen en interviews met de makers en cast.

Libretto

Libretto

Nederlandse vertaling: Jaap Dieleman

ANONYME – Udite, selve, mie dolce parole

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

ANONYME – Luister, bossen, naar mijn zoete woorden

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Want mijn nimf wil ze niet horen.

La bella ninfa è sorda al mio lamento 
E ’l suon di nostra fistula non cura: 
Di ciò si lagna el mio cornuto armento, 
Né vuol bagnar il grifo in acqua pura; 
Non vuol toccar la tenera verdura, 
Tanto del suo pastor gl’incresce e dole.

De mooie nimf is doof voor mijn klaagzang. 
En de klank van mijn fluit bekoort haar niet: 
Mijn kudde klaagt erover, 
Ze willen hun snuiten niet baden
In ‘t zuivere water; 
Ze verlangen niet meer naar het tere groen; 
Uit het veld geslagen betreurt de kudde haar herder.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

Ben si cura l’armento del padrone:
La ninfa non si cura dell’amante,
La bella ninfa che di sasso ha ’l core,
Anzi di ferro, anzi l’ha di diamante.
Ella fugge da me sempre davante
Com’agnella dal lupo fuggir suole.

De kudde is bezorgd om haar herder:
Maar de nimf niet om haar minnaar:
Die mooie nimf met haar hart van steen,
Nee van ijzer, nee van diamant:
Ze vlucht steeds voor me weg,
Zoals het lam vlucht voor de wolf.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

Portate, venti, questi dolci versi
Drento all’orecchie della donna mia:
Dite quante io per lei lacrime versi
E la pregate che crudel non sia;
Dite che la mia vita fugge via
E si consuma come brina al sole.

Winden, breng deze zoete verzen 
Naar de oren van mijn nimf:
Zeg haar hoeveel tranen ik voor haar vergiet,
En smeek haar om niet zo wreed te zijn:
Zeg haar dat mijn leven snel voorbijgaat,
Wegsmelt als sneeuw voor de zon.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

CRISTOFANO MALVEZZI – Dal vago e bel sereno

Dal vago e bel sereno
Ove non cangia mai stagion il sole,
Ove non vengon meno
Per soverchio di gel gigli e vïole,
Moviam liete carole
In questo dì giocondo
Per arricchir, per adornar il mondo.

CRISTOFANO MALVEZZI – Aan het mooi en zuiver firmament

Laat van het heldere firmament
Waar de zon niet van wijken weet,
Waar lelies en viooltjes niet 
Door laagjes rijp verwelken,
Vrolijke dansen beginnen
Op deze blije dag,
Om de wereld rijker en mooier te maken.

LIBRO I – Amor Machina

CRISTOFORO MALVEZZI – O fortunato giorno 

O fortunato giorno,
Poiché di gioia e speme
Lieta canta la terra e ’l ciel insieme!
Ma quanto fia più adorno
Quando farà ritorno
Per sì bel sposo eternità d’amore.

LIBRO I – Amor Machina

CRISTOFORO MALVEZZI – O gelukzalige dag

O gelukzalige dag,
Waarop hemel en aarde 
Samen zingen vol vreugde en hoop!
Maar het zal nog veel weelderiger zijn
Als zo’n aantrekkelijke bruidegom
Eeuwige liefde zal beloven.

GIULIO CACCINI – Al fonte, al prato

Al fonte, al prato,
Al bosco, all’ombra,
Al fresco fiato
Che ’l caldo sgombra,
Pastor correte.
Ciascun ch’ha sete,
Ciascun ch’è stanco
Riposi il fianco.

GIULIO CACCINI – Naar de bron, naar het veld

Ren naar de bron, het veld, 
het bos en de schaduw, 
Naar de frisse bries, 
die de hitte verjaagt,
Ren herders.
Laat ieder die dorstig 
En ieder die moe is
Hier komen rusten.

Fugga la noia,
Fugga ’l dolore,
Sol riso e gioia,
Sol caro Amore
Nosco soggiorni
Ne’ lieti giorni,
Né s’odan mai
Querele o lai.

Weg met verveling, 
Weg met pijn,
Alleen vreugde en plezier,
Laat op deze blije dagen
Alleen dierbare Amor bij ons zijn.
Van geruzie 
Of verdriet
Willen wij niets horen. 

JACOPO PERI – Al canto, al ballo

Al canto, al ballo, all’ombre, al prato adorno,
Alle bell’onde e liete
Tutti, o pastor, correte
Dolce cantando in sì beato giorno.

JACOPO PERI – Naar zang, naar dans

Herders, ren, naar zang, dans, 
Schaduw en het kleurrijke veld
Naar de mooie, blije glooiingen, 
Zacht zingend op zo’n gezegende dag.

GIULIO CACCINI – Dalla porta d’Orïente

Dalla porta d’Orïente
Lampeggiando in ciel usciva,
E le nubi coloriva
L’alba candida e lucente.
E per l’aure rugiadose
Apría gigli e spargea rose.

GIULIO CACCINI – Vanuit de poort van het Oosten 

Vanuit de poort van het Oosten,
Zette de glanzend witte dageraad
Schitterend koers aan de hemel 
En kleurde de wolken.
Met zijn bedauwde bries
Opende hij lelies en strooide hij rozen.

Ch’a sgombrar l’oscuro velo
Più soave e vezzosetta,
Una vaga giovinetta
Accendea le rose in cielo.
E di fiamme porporine
fería l’aure matutine.

Om het donker te verjagen 
Ontstak een mooie jongedame, 
Rozen in de lucht.
En de morgenstond kleurde
Met purperen vlammen.

Da le labbra innamorate,
Muov’Amor con novi strali,
E di perle orïentali
Se ne gían l’alme fregiate,
Et ardeva i cor meschini
Dolce foco di rubini.

Van haar verliefde lippen 
Vuurde Amor nieuwe pijlen af,
En de zielen werden geraakt 
Door de schoonheid van oosterse parels. 
En in smachtende harten
Brandde een zacht robijnen vuur. 

GIULIO CACCINI – Mentre che dolce mia vita 

Mentre che dolce mia vita 
Non ti spiacque darmi aita,
Sai ben tu che strali, e foco, 
Mi fur sempre festa, e gioco; 
Hor non posso, il vo pur dire, 
Star nel foco e non morire.

GIULIO CACCINI – Als mijn leven fijn is

Als mijn leven fijn is
Wil je me wel helpen,
Je weet heel goed dat pijlen, en vuur, 
Altijd een feestelijk spel voor me waren;
Maar nu moet ik toegeven dat ik niet 
Kan branden zonder te sterven

GIULIO CACCINI – Mentre che tra pace e guerra 

Mentre che tra pace e guerra
Viveran gli amanti in terra,
Sia pur fera, e sia crudele,
Ti sarò servo fedele
Che se ben tal hor mi doglio,
Non per questo a te mi toglio.

GIULIO CACCINI – Tussen oorlog en vrede

Geliefden moeten op aarde 
Leven tussen oorlog en vrede.
Ook al ben je woest en wreed
Ik blijf toch je trouwe dienaar
Ook al doe je me soms pijn,
Hierom laat ik je heus niet los.

GIULIO CACCINI – Non ha ’l ciel cotanti lumi

Non ha ’l ciel cotanti lumi,
Tante still’e mari e fiumi,
Non l’april gigli e vïole,
Tanti raggi non ha il sole,
Quant’ha doglie e pen’ogni hora
Cor gentil che s’innamora.

GIULIO CACCINI – De hemel telt niet zoveel sterren

De hemel telt niet zoveel sterren,
De zeeën en de rivieren niet zoveel druppels,
April niet zoveel lelies en viooltjes, 
De zon niet zoveel stralen,
Als het hart van een verliefde ziel 
Verdriet en pijn heeft.

CLAUDIO MONTEVERDI – Balliamo, che l’onde

Balliamo, che l’onde
Al vento che spira
Le move e l’aggira,
Le spinge e confonde
Sì come lor siede,
Se movon il piede;
E ballan le linfe
Quai garrule ninfe.

CLAUDIO MONTEVERDI – Laten we dansen, zodat de wind

Laten we dansen, zodat de wind
De golven opstuwt en omrolt,
Ze opjaagt en omwoelt,
Zoals ze dat gewend zijn
En ze bewegen hun voeten
En de wateren dansen,
Als dartele nimfen.

Balliamo che i vezzosi
Bei fior rugiadosi,
Se l’aura li scuote
Con urti e con ruote,
Fan vaga sembianza
Anch’essi di danza.

Laten we dansen zodat de bevallige
Mooie en bedauwde bloemen, 
Wanneer het briesje hen beweegt,
Met porren en draaien
Ook bijna lijken te dansen

Balliamo e giriamo,
corriamo e saltiamo,
qual cosa è più degna
il ballo n’insegna.

Laten we dansen en draaien,
Rennen en springen,
Niets is voortreffelijker dan
Hetgeen de dans ons leert.

FRANCESCO CORTECCIA – Ballo di Satiri e Baccanti

Bacco, Bacco, E U O È!

FRANCESCO CORTECCIA – Dansfeest van satyrs en Bacchanten

Bacchus, Bacchus, E U O È!

LIBRO II – Amor

JACOPO PERI – Lassa, che di spavento e di pietate

Lassa! che di spavento e di pietate
Gelami il cor nel seno.
Miserabil beltate,
Come in un punto ohimè! venisti meno; 
Ahi che lampo, o baleno
In notturno seren ben ratto fugge,
Ma più rapida l’ale
Affretta umana vita al dì fatale.

LIBRO II – Amor

JACOPO PERI – Ach, van angst en medelijden

Ach, van angst en medelijden
Bevriest mijn hart in mijn borst.
Ongelukkige schoonheid,
Wat ben je plotseling heengegaan.
Ach, nog veel sneller dan een bliksemschicht
Een heldere nachthemel doorklieft,
Vliegt een mensenleven
Naar zijn laatste dag.

Per quel vago boschetto
Ove rigando i fiori
Lento trascorre il fonte degl’allori, 
Prendea dolce diletto
Con le compagne sue la bella sposa,
Chi violetta, o rosa
Per far ghirlande al crine
Togliea dal prato, e dall’acute spine,
E qual posando il fianco
Su la fiorita sponda
Dolce cantava al mormorar dell’onda.

In dit aangename bos, waar de beek, 
Bron voor de laurier, langzaam stromend 
De bloemen verkoelt
Vermaakte de mooie bruid zich
Samen met haar vriendinnen,
Sommigen vlochten kransen 
Van viooltjes en rozen 
Die ze plukten uit het veld 
Tussen de scherpe doornen vandaan,
Terwijl anderen zich neervlijden 
Aan de oever vol bloemen
En zachtjes bij het ruisen van de golfjes.

Ma la candida ninfa
Movea danzando il piè sul verde prato, 
Quando, ria sorte acerba,
Serpe crudo e spietato,
Che celato giacea tra fiori e l’erba,
Punsele il piè con sì maligno dente,
Ch’impallidì repente
Come raggio di sol che nube adombri,
E dal profondo core
Con un sospir mortale
Sì spaventoso ohimè! sospinse fore,
Che quasi avesse l’ale
Giunse ogni ninfa al doloroso suono,
Ed ella in abbandono
Tutta lasciossi allor nell’altrui braccia, 
Spargea il bel volto e le dorate chiome
Un sudor vie più freddo assai che ghiaccio.

Maar de mooie nimf zette dansend
Haar voet op de groene weide,
Toen, kwaadaardig, bitter lot,
Een wilde, meedogenloze slang,
Verstopt tussen bloemen en gras, 
In haar voet beet met zijn vileine giftand,
En ze onmiddellijk verbleekte
Als een zonnestraal, 
Verduisterd door een wolk
Met een dodelijke zucht 
Uit het diepst van haar hart,
Zo vreselijk dat alle nimfen vliegensvlug
Afkwamen op het smartelijk geluid,
Viel ze flauw in hun armen,
En bedekte zweet, kouder dan ijs haar prachtige gezicht en haar gouden haar.

Indi s’udìo il tuo nome
Tra le labbra sonar fredde e tremanti,
E volti gl’occhi al cielo,
Scolorito il bel viso, e i bei sembianti,
Restò tanta bellezza immobil gelo. 

Toen weerklonk zijn naam
Vanuit koude, bevende lippen,
Haar ogen hemelwaarts gericht,
Haar gezicht en haar gelaat lijkbleek.
En werd zoveel schoonheid roerloos ijs.

DOMENICO BELLI – Languirò d’amato zelo

Languirò d’amato zelo.

DOMENICO BELLI – Verliefd zal ik met overgave smachten

Verliefd zal ik met overgave smachten.

SIGISMONDO D’INDIA – Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci

Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci.
Anima bella, se qui intorno gire,
Se odi il mio pianto, a le mie voglie audaci
Perdona il furto e ’l temerario ardire:
Da le pallide labbra i freddi baci,
Che sì caldi sperai, vuo’ pur rapire;
Parte torrò di sue ragioni a morte,
Baciando queste labbra esangui e smorte.

SIGISMONDO D’INDIA – Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk

Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk
Hou ik ook van je.
Mooie ziel, wanneer je hier rondwaart,
Als je mijn gehuil 
En mijn gewaagde verlangens hoort,
Vergeef me mijn inhaligheid en durf,
Aan jouw bleke lippen 
Wil ik de koude kussen ontrukken,
Die ik me zo warm had voorgesteld.
Ik zal de dood 
Een deel van zijn recht ontnemen,
Door deze bloedeloze, 
Doodsbleke lippen te kussen.

MARCO DA GAGLIANO – Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore

Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore,
Raccogliete le penne, aure celesti,
E voi, pietosi e mesti,
Fermate il piè d’argento, o fonti, o fiumi,
Lagrimate ne l’alto, eterni numi.

MARCO DA GAGLIANO – Huil, o nimfen

Huil, o nimfen en laat Amor met jullie wenen,
Vouw je vleugels dicht, hemelse bries,
En jullie, o barmhartige en treurige
Bronnen en rivieren stop jullie zilveren stroom,
Onsterfelijke goden in de hemel, ween.

Sparse più non vedrem di quel fin oro 
Le bionde chiome al vento.
Ahi! Né più s’udirà tra ’l bel tesoro
Di perle e di rubin l’alto concento. 
Ahi! Ch’eclissato e spento
È del ciglio seren l’almo splendore. 
Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore. 
Dov’è la bella man, dove il bel seno,
Dove, dove il bel viso?

Nooit meer zullen we 
De blonde lokken van fijn goud
Zien wapperen in de wind.
Wee! Nooit meer 
Zal haar heldere stem klinken
Te midden van de schat 
Van parels en robijnen.
Wee! Verduisterd en uitgedoofd 
Is de nobele schoonheid van haar klare blik.
Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen.
Waar is haar mooie hand, 
Waar haar mooie boezem,
Waar, waar haar mooi gezicht,
En waar haar zoete lach?
Waar is het zachte stralen van haar blik?

Ahi lagrime, ahi dolore!
Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore.

Oh tranen, oh verdriet
Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen.

CLAUDIO MONTEVERDI – Che se tu se’ il cor mio

Che se tu se’ il cor mio,
Come se’ pur malgrado
Del ciel e de la terra,
Qual hor piangi e sospiri,
Quelle lagrime tue son il mio sangue,
Quei sospir il mio spirto,
E quelle pen’e quel dolor che senti
Son miei, non tuoi tormenti.

CLAUDIO MONTEVERDI – Omdat je mijn hart bent

Omdat je mijn hart bent,
Ondanks hemel en aarde,
Zijn, als je huilt en zucht,
Jouw tranen mijn bloed,
Jouw zuchten mijn adem
En je verdriet en je pijnen
Niet jouw, maar mijn marteling.

DOMENICO BELLI – Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore

Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore
Dell’alma aprir, che tacito, cocente
Quasi invisibil fulmine cadente,
Dentro mi strugge e non appar di fore.

DOMENICO BELLI – Ik brand, maar durf de verborgen gloed niet te tonen

Ik brand, maar durf de verborgen gloed
Van mijn ziel niet te tonen.
Hij vernietigt me als een onzichtbare bliksem,
Hij verteert me ongezien van binnenuit.

Ben ne gli sguardi e nei sospiri amore
L’arsura palesar cerca sovente,
Ma vinta dal timor la fiamm’ardente
Fugge dal volto e si concentr’al core.

Met blikken en met zuchten 
Probeert de liefde vaak 
Haar schroeiende hitte te tonen.
Maar door vrees overmand 
Vlucht de vlam weg van het gezicht,
Naar het hart.

Così tremo et agghiaccio ove la mia 
Face più avampa. 
Hor chi misero aspetto
Ch’a non veduto mal rimedio dia?

Daardoor huiver ik en verstijf,
Terwijl mijn toorts opvlamt.
Nu verwacht ik, armzalige, 
Dat degene die nooit 
Dit lijden heeft ondergaan me geneest.

Soffri e taci, mio cor, fatto ricetto
Di sì bel foco; incenerisci e sia
Delle ceneri tue sepolcro il petto.

Lijd in stilte, mijn hart, hoeder
Van zo’n mooi vuur. Brand en laat mijn borst
Het graf voor jouw as zijn.

LUCA MARENZIO – Qui di carne si sfama

Qui di carne si sfama
Lo spaventoso serpe, in questo loco
Vomita fiamm’e foco, e fischia, e rugge,
Qui l’erb’e i fior distrugge.
Ma dov’è ’l fero mostro?
Fors’avrà il Dio udito il pianto nostro.

LUCA MARENZIO – Hier stilt men zijn honger met vlees

Hier stilt hij zijn honger met vlees.
Op deze plaats braakt de angstwekkende slang
Vlammen en vuur en sist en brult,
Hier verwoest hij het gras en de bloemen.
Maar waar is dat wrede monster?
Misschien hebben de goden 
Ons horen huilen.

O Dio, forza del cielo,
Volgi pietosi gl’occhi
A l’infelice gelo,
A te dimand’aita, e piang’e plora,
Movi lampo e saetta
A far di lei vendetta
Contr’il mostro crudel che la divora.

O god, hemelse kracht,
Keer uw genadige ogen
Naar de ongelukkige Aarde.
Zij vraagt om hulp en huilt en smeekt, 
Werp om haar te wreken
Bliksem en pijlen
Naar het wrede monster dat haar verslindt.

LIBRO III – Aqua Amoris

JACOPO PERI – Funeste piagge, ombrosi orridi campi

Funeste piagge, ombrosi orridi campi,
Che di stelle, o di sole
Non vedeste giammai scintill’e lampi,
Rimbombate dolenti al suon dell’angosciose mie parole,
Mentre con mesti accenti
Il perduto mio ben con voi sospiro,
E voi! deh! per pietà del mio martiro,
Che nel misero cor dimora eterno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

LIBRO III – Aqua Amoris

JACOPO PERI – Noodlottige oevers, sombere, donkere velden

Noodlottige oevers, sombere, donkere velden
Die nooit het flonkeren van sterren
Of de stralen van de zon hebben aanschouwd
Weerkaats bedroefd de klank 
Van mijn gekwelde woorden,
Terwijl ik snikkend mijn verloren geliefde 
Met jullie betreur.
En jullie, schimmen uit het dodenrijk,
Ach, huil uit medelijden met mijn rouw, 
Die voor eeuwig zetelt in mijn hart. 

Ohimè! che su l’aurora
Giunse all’occaso il sol de gl’occhi miei,
Misero! e su quell’ora
Che scaldarmi a’ bei raggi mi credei,
Morte spense il bel lume e freddo, e solo
Restai fra pianto, e duolo
Com’angue suole in fredda piaggia il verno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

Helaas, in de ochtend van haar dagen
Daalt de zon van mijn ogen neer. 
Ik, ongelukkige, toen ik nog geloofde 
Me te warmen aan haar stralen
Doofde de dood dat mooie licht 
En bleef ik koud en alleen achter,
Ten prooi aan pijn en verdriet,
Als een slang in winterslaap 
In een ijskoud veld,
Huil om mijn verdriet, 
Schimmen uit het dodenrijk.

E tu, mentre al ciel piacque,
Luce di questi lumi
Fatti al tuo dipartir fontan’e fiumi,
Che fai per entro i tenebrosi orrori?
Forse t’affliggi, e piagni
L’acerbo fato, e gl’infelici amori?

En jij, nu het de hemel behaagt
Dat het licht van mijn ogen, 
Na jouw heengaan
In fonteinen en rivieren, is veranderd
Wat doe jij in die gruwelijke duisternis?
Ben je bedroefd en huil je 
Om het bittere lot en je verloren liefde?

Deh, se scintilla ancora
Ti scalda il sen di quei sì cari ardori,
Senti mia vita, senti,
Quai pianti, e quai lamenti
Versa il tuo caro, ohimè, dal cor interno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

Ach, wanneer een vonk 
Van deze dierbare liefdesgloed
Jouw hart nog kan verwarmen,
Hoor dan, mijn leven, 
Het klagen en de tranen aan,
Die jouw geliefde vergiet 
Vanuit de diepte van zijn hart, 
Huil met mij, schimmen uit het dodenrijk.

ANONYME – Torna, torna al freddo cor

Torna, torna al freddo cor,
Onde partita sei, Vita mia,

ANONYME – Keer terug, keer terug

Keer terug, keer terug in het koude hart,
Waaruit je vertrokken bent, mijn leven.

Bianco e nero sarà il mio manto,
Poi che piace a te, Vita mia.

Wit en zwart zal mijn mantel zijn,
Want dat wil je graag, mijn leven.

Io ti lasso, o cieco mondo, 
Tu non fai per me.

Ik verlaat je, blinde wereld,
Je bent niet voor mij.

Io ti lasso, o cara madre, 
Mi parto da te.

Ik verlaat je, oh lieve moeder,
Ik ga weg van jou.

Addio padre, addio fratelli, 
Pregate per me.
Voi sorelle, pregate per me.

Vaarwel vader, vaarwel broers,
Bid voor mij.
Jullie, zusters, bid voor mij.

GIULIO CACCINI – Ineffabile ardore

Ineffabile ardore,
Ch’agli alberghi del ciel richiama il core.

GIULIO CACCINI – Onuitsprekelijke passie

Onuitsprekelijke passie,
Die het hart naar de hemel roept.

LIBRO IV – Locus Solus

LIBRO IV – Locus Solus

LIBRO V – Venum in Parola

CLAUDIO MONTEVERDI – Apprendete pietà

Apprendete pietà, donne e donzelle!

LIBRO V – Venum in Parola

CLAUDIO MONTEVERDI – Toon toch medelijden

Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!

CLAUDIO MONTEVERDI – Lettera Amorosa

Se i languidi miei sguardi, 
Se i sospiri interrotti,
Se le tronche parole 
Non han fin hor potuto, 
O bell’idolo mio, 
Farvi de le mie fiamme intera fede, 
Leggete queste note,
Credete a questa carta,
A questa carta, in cui
Sotto forma d’inchiostro, il cor stillai. 
Qui sotto scorgerete
Quegl’interni pensieri,
Che con passi d’amore 
Scorron l’anima mia;
Anzi avvampar vedrete
Come in sua propria sfera,
Nelle vostre bellezze, il foco mio. 

CLAUDIO MONTEVERDI – Liefdesbrief

Als mijn smachtende blikken,
Als mijn hortend gezucht,
Als mijn gestamel,
O mijn schone aanbedene,
U tot nu toe niet voldoende konden overtuigen,
Van mijn brandende liefde,
Lees dan deze regels,
Hecht geloof aan dit papier waarop 
Mijn hartenbloed stroomt in de vorm van inkt.
Hieronder zul je die intieme gedachten
Ontwaren, die in het ritme van de liefde
Mijn ziel doorstromen;
Sterker, u zult mijn vuur 
Zonder terughoudendheid zien branden,
Voor uw schoonheid.

Non è già parte in voi
Che, con forza invisibile d’amore, 
Tutto a sé non mi tragga.
Altro già non son io
Che di vostra beltà preda, e trofeo.
A voi mi volgo, o chiome,
Cari miei lacci d’oro,
Deh, come mai potea scampar sicuro, 
Se come lacci l’anima legaste,
Come oro la compraste?
Voi pur, voi dunque sete
De la mia libertà catena, e prezzo. 
Stami miei preziosi,
Bionde fila divine,
Con voi l’eterna Parca
Sovra il fuso fatal mia vita torce. 

Er is door de onzichtbare kracht van de liefde 
Immers niets dat mij niet volledig 
Bindt aan u,
Ik ben slechts prooi of trofee
Van uw schoonheid.
Ik richt me tot u o haardos, 
Geliefde gouden snoeren,
Ach, waar vind ik nog een veilige toevlucht 
Nu u mijn ziel ermee hebt gestrikt,
Als was die met goud gekocht.
U bent de keten aan mijn vrijheid, en de prijs.
Blijf bij mij goddelijke blonde lokken,
Met u spint het lot mijn leven 
Op haar noodlottige spinnewiel. 

Voi, voi, capelli d’oro,
Voi pur sete di lei,
Ch’è tutta foco mio, raggi, e faville.
Ma, se faville sete, 
Ond’avvien che ad ogn’hora 
Contra l’uso del foco in giù scendete?
Ah, ch’a voi per salir scender conviene,
Che la magion celeste ove aspirate,
O sfera degli ardori, o Paradiso,
È posta in quel bel viso.

Jullie, jullie, gouden lokken,
Jullie stralen en vonken van haar
Zetten mij in vuur en vlam,
Maar als jullie vonken zijn, 
Hoe komt het dan dat jullie
Alsmaar, tegen de regels in afdalen?
Ah, jullie moeten eerst dalen
Om te kunnen stijgen,
Want de hoogste hemel 
Waarnaar jullie streven,
Of de lichtende hoge sferen, of het paradijs
Bevinden zich in dat mooie gezicht.

Cara mia selva d’oro,
Ricchissimi capelli,
In voi quel labirinto Amor intesse,
Onde uscir non saprà l’anima mia.
Tronchi pur morte i rami
Del prezioso bosco,
E da la fragil carne
Scuota pur lo mio spirto,
Che tra fronde sì belle ancor recise,
Rimarrò prigioniero,
Fatto gelida polve, ed ombra ignuda. 

Dierbare gouden bos,
Onschatbaar rijke haardos,
In jullie weeft Amor het labyrint 
Waaruit mijn ziel geen uitweg weet.
Wist Amor mij te strikken 
Hak de takken maar af
Van dit dierbare bos
En verdrijf uit het zwakke vlees
Mijn ziel, want tussen zo fraai gebladerte,
Ook nu het is gesnoeid,
Zal ik gevangene blijven 
Zelfs als ijzig stof en naakte schim

Dolcissimi legami,
Belle mie piogge d’oro,
Qual hor sciolte cadete
Da quelle ricche nubi,
Onde raccolte sete,
E, cadendo, formate
Preziose procelle,
Onde con onde d’or bagnando andate
Scogli di latte, e rive d’alabastro,
More subitamente,
O miracolo eterno
D’amoroso desìo,
Fra sì belle tempeste arso il cor mio.

Liefste koorden, 
Mijn mooie goudenregen,
Wanneer jullie druipend 
Uit die rijke wolken vallen,
Waarin jullie waren verzameld,
En vallend kostbare stormen vormen,
En jullie golf over golf van goud,
Melkwitte rotsen 
En kusten van albast overspoelen,
O, eeuwig wonder van liefdesverlangen,
Dan, tussen zulke fraaie stormen,
Sterft op slag mijn hart

Ma già l’hora m’invita,
O degli affetti miei nunzia fedele,
Cara carta amorosa,
Che dalla penna ti divida homai.
Vanne, e s’Amor e ’l Cielo
Cortese ti concede
Che de’ begl’occhi non t’accenda il raggio, 
Ricovra entro il bel seno,
Chi sà che tu non giunga
Da sì felice loco
Per sentieri di neve a un cor di foco. 

[Apprendete pietà, donne e donzelle!]

Maar nu eist de tijd, 
Oh, dierbare liefdesbrief,
Dat je je losmaakt van mijn pen.
Ga, en als de liefde en de hemel toelaten 
Dat de stralen van haar ogen
Je niet verbranden, 
Verberg je dan maar in haar boezem.
Wie zegt dat jij niet 
Vanaf zo’n zalige plek,
Over sneeuwwitte paden
Tot haar vurige hart doordringt.

[Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!]

LIBRO VI – Contra Mondo

ANONYME – Stravaganza d’amore

Stravaganza d’amore!

LIBRO VI – Contra Mondo

ANONYME – De uitbundigheid van de liefde!

De uitbundigheid van de liefde!

CLAUDIO MONTEVERDI – Zefiro torna, e di soavi accenti

Zefiro torna, e di soavi accenti
L’aer fa grato, e ’l piè discioglie a l’onde,
E mormorando tra le verdi fronde,
Fa danzar al bel suon su’l prato i fiori.

CLAUDIO MONTEVERDI – De Zefier keert terug, en met zachte stootjes

Het briesje keert terug, 
En met zachte stootjes
Speelt hij met de lucht en woelt de golven op,
En fluisterend tussen de groene takken,
Laat hij de bloemen op het veld dansen.

Inghirlandato il crin ninfe e pastori
Note tempran d’amor care e gioconde;
E da monti e da valli ime e profonde
Raddoppian l’armonia gli antri canori;
Sorge più vaga in ciel l’aurora, e ’l sole
Sparge più luci d’or, più puro argento
Fregia del mare il bel ceruleo manto.

Nimfen en herders,
Hun haar getooid met kransen,
Zingen zoete, vrolijke liefdesliederen;
En vanuit de bergen en de valleien, 
Hoog en laag
Echoën de zoetgevooisde grotten hun lied.
De dageraad maakt de hemel nog helderder 
En de zon straalt met gouden licht,
En een zuiver zilver versiert de lichtblauwe mantel van de zee. 

Sol io, per selve abbandonate e sole,
L’ardor di due begli occhi e ’l mio tormento,
Come vuol mia ventura, or piango or canto.

Ik loop alleen 
Door eenzame verlaten wouden,
En beurtelings zing ik of huil ik, om de gloed van twee mooie ogen,
En om mijn kwelling, 
Zoals mijn lot dat voorzien heeft. 

EMILIO DE’ CAVALIERI – O che nuovo miracolo

O che nuovo miracolo,
Ecco che in terra scendono,
Celeste alto spettacolo,
Gli dèi che il mondo accendono.
Ecco Amore e Venere
Col piè la terra hor premere.

EMILIO DE’ CAVALIERI – O wat een nieuw wonder

Oh, wat een nieuw wonder,
Hemels schouwspel,
Zie hoe de goden die de wereld verlichten,
Afdalen naar de aarde.
Zie, hoe Amor en Venus
Voet zetten op de aarde.

De’ sposi homai, che con benigna speme
Angustia affrena e preme,
Udito ha Giove in cielo
Il purissimo zelo,
E dal suo seggio santo
Manda il ballo e il canto.

Jupiter heeft in de hemel gehoord
Van de zuivere toewijding
Van het hoopgevende paar 
Dat het noodlot bestrijdt,
En heeft vanuit zijn heilige troon 
Dans en zang gestuurd

Che porti, o drappel nobile,
Ch’orni la terra immobile?

Wat brengen jullie, o nobel gezelschap,
Om de roerloze aarde te versieren?

Portiamo il bello e il buon che in ciel si serra,
Per far al Paradiso ugual la terra.

We brengen schoonheid en goedheid,
Die in de hemel ligt besloten,
Om de aarde gelijk te maken aan het paradijs.

Tornerà d’auro il secolo?
Tornerà il secol d’oro,
Una felice hora 
Ogni novella aurora.

Is een eeuw van goud op komst?
Er komt een eeuw van goud,
Elke nieuwe dageraad 
Een gelukzalig uur.

Quando verrà che fugghino
I mali e si distrugghino?
Di questo nuovo Sole
Nel subito apparire
E i gigli e le vïole
Si vedranno fiorire.

Wanneer het zover is dat het kwaad 
Verdwijnt en wordt vernietigd
Dan zullen we bij het plotseling verschijnen
Van deze nieuwe zon
De lelies en de viooltjes 
Zien bloeien.

O felice stagion, beata Terra!
Zefiro, ben saprai beato a pieno
Dagli sposi levar ogni veleno.

Oh heerlijk jaargetijde, gelukkige aarde!
Briesje, jij zal het gelukkige paar
Tegen elk gif beschermen.

O novella d’amor fiamma lucente!
Questa è la fiamma ardente
Che infiammerà d’amore
Ancor l’anime spente.

Oh nieuwe lichtende liefdesvlam!
Dit is de gloeiende vlam 
Die de liefde opnieuw 
Zal laten ontbranden in uitgedoofde zielen.

Ecco ch’Amor ogn’hora
Il ciel arde e innamora.

Kijk, Amor en Cura laten de hemel 
In liefde ontbranden.

Alla coppia nuziale
Corona trionfale
Tessin ninfe e pastori
Dei più leggiadri fiori.

Voor het liefelijke paar 
Vlechten nimfen en herders 
Triomfale kransen 
Van de sierlijkste bloemen.

Sì bel sposo hor va felice, e altero,
E sposa sì gentil di santo foco
Arde e si accinge a l’amoroso gioco.

De mooie bruidegom beweegt zich nu 
Gelukkig en trots,
En de gelukkige bruid gloeit van heilig vuur 
En maakt zich op,
Voor het liefdesspel.

Voi, dèi, scoprite a noi la degna prole. 
Nasceranno progenie
Che renderan felice
Del mond’ogni pendice.

U, goden gun ons het edel nageslacht.
Er zullen nakomelingen geboren worden 
Die elke plooi van de wereld
Gelukkig zullen maken.

Serbin le glorie i fiori in questa terra
Se Morte li occhi chiude e serra.

Laten de goden hun glorie bezingen
Als de dood hun ogen sluit.

Le meraviglie nuove
Noi narreremo altrove;
Hor che scelta fatale
Il Ciel rende immortale.

De nieuwe wonderen
Zullen we overal vertellen,
Nu de hemelse lotsbeschikking, 
Ze onsterfelijk maakt. 

Le quercie hor mel distillino
E latte i fiumi corrino,
D’amor l’alme sfavillino
E gli empi vizi aborrino,
Disìo tessa l’istorie
Di così eterne glorie.

Laat uit eiken honing vloeien
En in de beken melk. 
Laat de zielen fonkelen van liefde 
En afkerig zijn van lage ondeugd 
En laat Verlangen de geschiedenis vertellen
Van deze onvergankelijke glorie.

Guidin vezzosi balli
Fra queste amene valli,
Portin ninfe e pastori
Dal campo al ciel gli onori.
Giove benigno aspiri
Ai vostri alti desiri.
Cantiam con lieto ardore
Stravaganze d’amore!

Laat nimfen en herders sierlijk dansen
In deze liefelijke valleien,
En laat ze de eer verder dragen, 
Van het veld naar de hemel. 
Moge Jupiter welwillend beschikken
Over jullie hooggestemde verlangens.
Laten we blij de lof zingen 
Van de uitbundigheid van de liefde!

Pygmalion

Pygmalion

Pygmalion, in 2006 opgericht door muzikaal leider Raphaël Pichon, bestaat uit een koor en een orkest op historische instrumenten. Het ensemble verkent de verwantschappen tussen uiteenlopende componisten en ontwikkelt unieke programma’s die muziek uit verschillende periodes samenbrengen. Pichon en zijn Pygmalion waren in 2017 al bij De Nationale Opera te horen in een uitvoering van Monteverdi’s Mariavespers en keren in seizoen 2024 – 2025 terug in de nieuwe productie Le lacrime di Eros.

Foto: Piergab

Podcast

Le lacrime di Eros
Scènebeeld Le lacrime di Eros - DNO 2024 | Foto's: Monika Rittershaus
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Le lacrime di Eros
Raphaël Pichon

Geen reconstructie, maar een hergeboorte

Muzikaal leider Raphaël Pichon en regisseur Romeo Castellucci over Le lacrime di Eros.

in de media
Recensies

Orkest Pygmalion heeft een klank die je een keer gehoord moet hebben: het siddert van levenslust. Ook hun koor brengt een geluid dat we in Nederland niet kennen, zeker wanneer het vanuit de orkestbak zingt.

16 november

Zwaarte en zoetheid in opera vol zwarte zelfkwelling - Het is mooi, bevreemdend en op bepaalde wijze ook ontroerend.

16 november

In ‘Le lacrime di Eros’ is de lugubere schoonheid onaangenaam weldadig - Uit de bak tovert Pichon de prachtigste kleuren uit zijn orkest vol renaissance-instrumenten als schalmeien, sackbuts en cornetti.

 

16 november

Le lacrime di Eros adembenemend macaber

17 november

Luister alvast naar de muziek van Le lacrime di Eros

Productiepartner

Partner

Brook Foundation