Voorstellings-informatie

Voorstellings-informatie

Die Zauberflöte

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Duur

3 uur en 15 minuten, inclusief een pauze

De voorstelling wordt in het Duits gezongen, met boventiteling in het Nederlands en Engels.

Singspiel in twee bedrijven (KV 620)

 

Makers

Libretto

Emanuel Schikaneder

Muzikale leiding

Riccardo Minasi

Regie

Simon McBurney

Decor

Michael Levine

Kostuums

Nicky Gillibrand

Licht

Jean Kalman

Video

Finn Ross

Geluid

Gareth Fry

Dramaturgie

Simon McBurney

Klaus Bertisch

Instudering regie

Rachael Hewer

 

Cast

Sarastro

Christof Fischesser

Tamino

Mingjie Lei

Der Sprecher

Frederik Bergman

Königin der Nacht

Rainelle Krause

Pamina

Ying Fang

Papageno

Thomas Oliemans

Monostatos

Lucas van Lierop

Papagena

Laetitia Gerards

Zweiter Priester / Erster geharnischter Mann

Marcel Reijans

Erster Priester / Zweiter geharnischter Mann

Mark Kurmanbayev*

Erste Dame

Sophia Hunt*

Zweite Dame

Martina Myskohlid*

Dritte Dame Esther Kuiper

* De Nationale Opera Studio

Nederlands Kamerorkest

Koor van De Nationale Opera

Koordirigent

Edward Ananian-Cooper

Coproductie met

English National Opera, Londen Festival d’Aix-en-Provence

 

Productieteam

Assistent-dirigent

Boudewijn Jansen

Assistent-regisseur

Annemiek van Elst

Maarten van Grootel

Avondregie

Annemiek van Elst

Instudering beweging

Jessica Angleskhan

Stuntcoach

Femke Luyckx

Repetitoren

Nathalie Dang

Jan-Paul Grijpink

Amy Chang

Daniel Ruiz De Cenzano Caballero

Taalcoach soli

Miriam Kaltenbrunner

Taalcoach koor

Cora Schmeiser

Assistent-koordirigent

Ad Broeksteeg

Voorstellingsleiding

Joost Schoenmakers

Pieter Loman

Niek Stroomer

Artistieke planning

Margot Vervliet

Productieleider orkest

Rugiero Vitalis

Associate lichtontwerper

Mike Gunning

Associate video-ontwerper

Jane Michelmore

Associate geluidsontwerper

Matthieu Maurice

Assistent kostuumproductie

Mariama Lechleitner

Eerste toneelmeester

Peter Brem

Eerste belichter

Coen van der Hoeven

Licht operator

Jasper Paternotte

Tweede rekwisiteur

Jolanda Borjeson

Special Effects

Peter Visser

Platform operator

Emiel Duijves

Eerste kleder

Jenny Henger

Eerste grimeur

Pim van der Wielen

Geluidstechnicus

Florian Jankowski

David te Marvelde

Gerco van Veenen

Video operator

Erik Vrees

Titelregie

Eveline Karssen

Bediening boventiteling

Maxim Paulissen

Hoofd muziekbibliotheek

Rudolf Weges

Productievoorbereider

Puck Rudolph

Gerko Min

Productieleiding

Lotte Heeman

 

Koor van De Nationale Opera

Sopranen

Lisette Bolle

Taylor Burgess

Jeanneke van Buul

Caroline Cartens

Nicole Fiselier

Deasy Hartanto

Oleksandra Lenyshyn

Simone van Lieshout

Tomoko Makuuchi

Vesna Miletic

Sara Pegoraro

Jannelieke Schmidt

Alten

Elsa Barthas

Daniella Buijck

Rut Codina Palacio

Johanna Dur

Yvonne Kok

Fang Fang Kong

Myra Kroese

Itzel Medecigo

Sophia Patsi

Marieke Reuten

Carla Schaap

Klarijn Verkaart

Tenoren

Wim-Jan van Deuveren

Frank Engel

Milan Faas

Ruud Fiselier

Cato Fordham

Dimo Georgiev

John van Halteren

Stefan Kennedy

Robert Kops

Tigran Matinyan

Frank Nieuwenkamp

Dean Parker

Richard Prada

François Soons

Jeroen de Vaal

Bassen

Ronald Aijtink

Jorne van Bergeijk

Nicolas Clemens

Jeroen van Glabbeek

Agris Hartmanis

Hans Pieter Herman

Sander Heutinck

Tom Jansen

Dominic Kraemer

Matthijs Schelvis

Jaap Sletterink

Berend Stumphius

Harry Teeuwen

 

Foley artiest

Ruth Sullivan

 

Video artiest

Blake Habermann

 

Knaben

Nationale Koren (onderdeel van Vocaal Talent Nederland)

Instudering

Irene Verburg

Jelle Wolfert

Syl Becht

Wourick de Boer

Jonne Stallenberg

Lucas van ’t Hof

Marwan Linders

Jonathan Hoffmann

Midas Engelbrecht

Mil Blindenbach

 

Acteurs

Rowin Prins

Jorge Arbert

Alexander de Vree

Erik van Welzen

Marty Keiser

James Owen Dunn III

Judy Lijdsman

Karin van der Hilst

Lieke Gorter

Julia Cavagna

Natalie Saibel

Gabriella Schmidt

 

Nederlands Kamerorkest

Eerste viool

Cécile Huijnen

Tijmen Huisingh

Melissa Ussery

Beverley Lunt

Philip Dingenen

Kilian van Rooij

Marijke van Kooten

Vanessa Damanet

Maaike Aarts

Inês Costa Pais

Tweede Viool

Laura Oomens

Olga Caceanova

Maria Gilicel

Catharina Ungvari

Siobhán Doyle

Stephanie van Duijn

Inge Jongerman

Natasa Grujic

Altviool

Luba Tunnicliffe

Berdien Vrijland

Anna Jurriaanse

Minna Svedberg Feldtmann

Fiachra de Hora

Elias Zaabi Saez

Cello

Sietse-Jan Weijenberg

Jan Bastiaan Neven

Anastasia Feruleva

Charles Watt

Contrabas

Annette Zahn

Lucía Mateo Calvo

Fluit

Hanspeter Spannring

Elke Elsen

Hobo

Toon Durville

Danielle Kreeft

Klarinet

Rick Huls

Peter Cranen

Fagot

Margreet Bongers

Dymphna van Dooremaal

Hoorn

Fabio Forgiarini

Fred Molenaar

Trompet

Gertjan Loot

Nicolas Isabelle

Trombone

Joren Elsen

Joao Mendes Canelas

Joost Swinkels

Pauken

Theun van Nieuwburg

Glockenspiel

Jan-Paul Grijpink

Die Zauberflöte in het kort

Die Zauberflöte in het kort

Van wonderkind tot gevestigde componist

Mozart werd geboren in 1756 als jongste zoon van Leopold Mozart, een beroemde componist, violist en pedagoog uit Salzburg. Vanaf zijn derde jaar kijkt hij mee met de pianolessen van zijn oudere zus Nannerl en al snel pakt ook Wolfgang het pianospel op hoog niveau op. Hun vader neemt de twee ‘wonderkinderen’ mee op sleeptouw door heel Europa. In zijn korte leven weet Mozart een uitgebreid oeuvre bij elkaar te componeren, waarin naast kamermuziek, pianoconcerten en symfonieën ook de opera een centrale plaats inneemt. Zijn laatste levensjaar is muzikaal een van de vruchtbaarste waarin hij onder andere twee opera’s schrijft, waarvan Die Zauberflöte de laatste is waar hij aan werkt.

 

Mozart en Schikaneder

Mozart en Emanuel Schikaneder, een in die tijd beroemde toneelschrijver, acteur en impresario, ontmoeten elkaar wellicht voor het eerst in 1780 op het moment dat Schikaneder met zijn gezelschap in Salzburg verblijft. De twee blijven elkaar gedurende tien jaar op verschillende momenten tegenkomen. In 1789 krijgt Schikaneder zeggenschap over het Theater auf der Wieden in Wenen, waar Mozart regelmatig te gast is. Omwille van de populariteit begint Schikaneder met het produceren van verschillende sprookjesopera’s. In de lijn van deze trend legt Schikaneder begin 1791 aan Mozart het libretto van Die Zauberflöte voor. Mozart gaat hiermee aan de slag en de première van de opera vindt plaats op 30 september 1791. Ongeveer twee maanden na de première overlijdt Mozart.

Gravure bij de eerste libretto-uitgave van Die Zauberflöte (1791)
Gravure bij de eerste libretto-uitgave van Die Zauberflöte door Ignaz Alberti (1791)

De Verlichting, Vrijmetselarij en het oude Egypte

Zowel Mozart als Schikaneder sluiten zich in de jaren 1780 aan bij de Vrijmetselaars. De Vrijmetselaarssymboliek, die aansluit bij de Verlichting, vormde een grote bron van inspiratie bij de totstandkoming van Die Zauberflöte. Goed tegenover kwaad en licht tegenover duisternis zijn centrale tegenstellingen in de opera. Ook beelden uit het oude Egypte waren een voedingsbron voor Mozart en Schikaneder, en hoewel de naam van het land nooit genoemd wordt, gaat het in het libretto wel over tempels, piramides en Egyptische goden. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat het onwaarschijnlijk is dat Mozart of Schikaneder met Die Zauberflöte een vrijmetselaars-allegorie hebben willen schrijven.

 

Die Zauberflöte als inspiratie voor velen

Na Mozart en Schikaneder gaan veel componisten, schrijvers en andere kunstenaars aan de slag met de thematiek van Die Zauberflöte. Naast Schikaneder zelf, die in 1798 met componist Peter Winter een vervolg op zijn opera schrijft, raken ook Wolfgang von Goethe, Richard Wagner en Richard Strauss geïnspireerd door Die Zauberflöte. De inmiddels meer dan 200 jaar oude opera blijft daarnaast de gemoederen van menig musicoloog, uitvoerder en onderzoeker bezighouden, die de boodschap van het werk op verschillende manieren interpreteren.

Ontwerp voor de opkomst van de Koningin van de Nacht door Friedrich Schinkel (1815)
Ontwerp voor de opkomst van de Koningin van de Nacht door Friedrich Schinkel (1815)

Die Zauberflöte als problematisch werk

De tekst van Die Zauberflöte komt uit een tijd waarin uitdrukkingen en houdingen die vandaag de dag ongepast zijn en als kwetsend ervaren kunnen worden, gemeengoed waren. Door de jaren heen is hier door regisseurs en theatermakers op verschillende manieren mee omgegaan. In de productie van McBurney zijn in de gezongen en gesproken tekst en in de boventiteling meerdere veranderingen doorgevoerd, terwijl er tegelijkertijd zo dicht mogelijk bij de originele tekst wordt gebleven.

Simon McBurney
Simon McBurney | Foto: Johan Persson

Simon McBurneys fantasierijke regie

In 2012 maakt regisseur Simon McBurney een nieuwe productie van Die Zauberflöte voor De Nationale Opera. Hij houdt het fantasierijke van de opera in stand, maar plaatst vraagtekens bij de Verlichtingsretoriek, vraagtekens die ook al in Mozarts muziek te herkennen zijn. Ook de positie van de vrouw in het stuk wordt door McBurney met een kritische blik benaderd. In McBurney’s enscenering staat de magie van het theater centraal: juist door de technische werking van de theatrale elementen te openbaren, wordt de betoverende kracht van de kunstvorm benadrukt.

Het verhaal

Het verhaal

I.

Vluchtend voor een slang is prins Tamino terechtgekomen in het rijk van de Koningin van de Nacht. Hij wordt gered door haar drie dames. De koningin broedt op een plan: zou deze jonge prins haar dochter Pamina kunnen bevrijden uit de handen van de kwade Sarastro? Als Tamino bijkomt ontmoet hij de vogelvanger Papageno, die hem wijsmaakt dat hij de slang verslagen heeft. Als de drie dames terugkomen, leggen ze Papageno het zwijgen op. Aan Tamino geven ze een portret van Pamina.

Tamino wordt op slag verliefd en stemt toe Pamina te bevrijden. Papageno wordt met de prins meegestuurd en krijgt als hulpmiddel een klokkenspel, Tamino krijgt een toverfluit. Beide instrumenten kunnen de gemoederen van mens en dier veranderen. Bovendien zullen drie knapen hen als beschermers bijstaan.

In het rijk van Sarastro is het Papageno die Pamina als eerste vindt, terwijl zij wordt belaagd door Sarastro’s dienaar Monostatos. Wanneer Monostatos wegvlucht, vertelt Papageno Pamina over de prins die nabij is om haar te redden. Elders in het rijk stuit Tamino bij de Tempel der Wijsheid op een priester, die Tamino’s verwensingen jegens Sarastro ongegrond noemt.

Bij een grote ceremonie verschijnt Sarastro, en zien Tamino en Pamina elkaar voor het eerst. Als zij verliefd in elkaars armen willen vallen, worden ze uit elkaar gehaald. Tamino dient zich eerst aan een aantal beproevingen te onderwerpen.

Thomas Oliemans (2012)
Thomas Oliemans (2012) | Foto: BAUS

II.

De beproevingen beginnen. Nadat ook Papageno een vrouw wordt beloofd voegt hij zich bij Tamino. De zwijgproef die hun allebei wordt opgelegd, wordt door Papageno bijna meteen doorbroken, tot ergernis van Tamino.

Monostatos probeert een slapende Pamina te belagen, maar deze poging wordt onderbroken door de Koningin van de Nacht, die haar dochter oproept tot wraak. Maar hoezeer Pamina haar moeder ook liefheeft, zij is niet in staat Sarastro te doden. Wanneer Monostatos Pamina opnieuw tracht te belagen, wordt hij door Sarastro verjaagd.

Tamino en Pamina worden herenigd, maar omdat Tamino zich aan zijn zwijgproef dient te houden, denkt Pamina dat zijn liefde voor haar over is. Ten einde raad wil zij zichzelf van het leven beroven, maar wordt tegengehouden door de drie knapen. De twee worden herenigd en mogen nu wel spreken omdat Tamino’s zwijgproef afgelopen is.

Samen volbrengen zij de laatste twee proeven. Aangezien Papageno zich niet aan zijn proef heeft gehouden, wordt zijn beloofde vrouw Papagena hem na kennismaking meteen ontnomen. Ook zijn zelfmoordpoging wordt door de drie knapen tegengehouden en uiteindelijk wordt hij met Papagena herenigd. De Koningin van de Nacht probeert met haar gevolg nogmaals Sarastro’s tempel binnen te dringen, maar wordt definitief verslagen. Tamino en Pamina worden gehuldigd als paar dat door hun liefde alle beproevingen heeft doorstaan.

Die Zauberflöte in jaartallen

Die Zauberflöte in jaartallen

27 januari 1756

Mozart wordt geboren in Salzburg als zevende kind van ouders Leopold en Anna Maria Mozart. Van de zeven kinderen overleven alleen Wolfgang en zijn oudere zus Maria Anna, ook wel Nannerl genoemd, hun eerste levensjaar. Vader Leopold is een gevierd vioolpedagoog en componist. Wanneer Nannerl op haar zevende levensjaar haar eerste pianolessen krijgt van haar vader, kijkt de dan driejarige Wolfgang geboeid over haar schouders mee. Binnen de kortste keren is ook Wolfgang zeer vaardig op de piano en begint hij met componeren.

1762-1773

Vanaf zijn zesde jaar worden Wolfgang en zijn zus Nannerl door vader Leopold meegenomen op concerttournees door Europa. Het ‘Wonderkind’ Wolfgang speelt van Milaan tot in Den Haag. Tijdens deze tournees schrijft hij zijn eerste symfonieën en vanaf zijn vroege tienerjaren zet hij zijn eerste stappen in het operagenre.

Aquarel van Leopold Mozart met zijn twee kinderen door Louis Carrogis Carmontelle (1763)
Aquarel van Leopold Mozart met zijn twee kinderen door Louis Carrogis Carmontelle (1763)

1785

De inmiddels gevierde Wolfgang Amadeus Mozart sluit zich aan bij een vrijmetselaarsloge in Wenen. In een andere Weense vrijmetselaarsloge zit Emanuel Schikaneder, een Duitse impresario, toneelschrijver, acteur, zanger en componist. We weten dat de twee mannen al in 1780 kennis maakten, toen Schikaneder in Salzburg verbleef. Later brengt Schikaneder met zijn gezelschap meermaals Mozarts opera’s op de planken.

1789-1791

Schikaneder krijgt na een aantal omzwervingen door Zuid-Duitsland de leiding over een eigen theater in Wenen en richt daar een nieuw gezelschap op. Het Theater auf der Wieden staat bekend om zijn ‘toveropera’s’, die door Wolfgang regelmatig bezocht worden. In het voorjaar van 1791 schrijft Schikaneder het libretto voor Die Zauberflöte en vraagt Mozart er muziek voor te schrijven. Wellicht in april start Wolfgang met componeren.

Librettist Emanual Schikaneder speelde tijdens de wereldpremière zelf de rol van Papageno
Librettist Emanual Schikaneder speelde tijdens de wereldpremière zelf de rol van Papageno

30 september 1791

Slechts twee dagen voor de première legt Mozart de laatste hand aan de ouverture van Die Zauberflöte. De première is een daverend succes. In de volgende tien jaar zal het stuk maar liefst 233 keer worden uitgevoerd in het Theater auf der Wieden. Van dit langdurige succes zal Mozart niet veel meekrijgen, hij overlijdt twee maanden na de première op 5 december 1791. Die Zauberflöte zou zijn laatste opera worden.

1794

Die Zauberflöte is voor het eerst te zien in Amsterdam. In 1799 volgt de eerste uitvoering in een Nederlandse vertaling, getiteld De Toverfluyt. Naast de uitvoeringen in Amsterdam verspreidt het stuk zich snel over heel Europa. Die Zauberflöte zal ook in de toekomst een vaste waarde in het operarepertoire blijven.

1882

Richard Wagner voltooit zijn laatste ‘Bühnenweihfestspiel’ Parsifal, waarvoor hij zich liet inspireren door Die Zauberflöte. Met name de rituele inwijdingen en de eigenschappen van de hoofdfiguur kunnen we herkennen van Die Zauberflöte.

Lucas van Lierop (Monostatos), Thomas Oliemans (Papageno), Rainelle Krause (Königin der Nacht) en Ying Fang (Pamina) tijdens een repetitie (2023)
Lucas van Lierop (Monostatos), Thomas Oliemans (Papageno), Rainelle Krause (Königin der Nacht) en Ying Fang (Pamina) tijdens een repetitie (2023) | Foto: Melle Meivogel

1919

Die Frau ohne Schatten, de opera van Richard Strauss op een libretto van Hugo von Hofmannsthal, gaat in première. Met dit werk hoopten de makers de wereld een nieuwe Zauberflöte te schenken en de werkelijkheid te tonen in een symbolische vorm.

1954

Die Zauberflöte wordt voor het eerst uitgevoerd door Stichting De Nederlandse Opera, de voorloper van De Nationale Opera. Dirigent is Josef Krips en de regie is in handen van Georg Hartmann.

2012

Na vele verschillende producties van Die Zauberflöte gaat op 6 december 2012 de productie van Simon McBurney in première bij De Nederlandse Opera. Sinds 2012 blijft de productie onverminderd populair, met reprises in 2015 en 2018 bij De Nationale Opera en uitvoeringen wereldwijd, waaronder recent in The Metropolitan Opera in New York.

In gesprek met Riccardo Minasi

In gesprek met Riccardo Minasi

Maestro Riccardo Minasi, die voor deze productie de leiding heeft over het Nederlands Kamerorkest, is een van de meest gevraagde Mozartdirigenten van deze tijd. Vlak voordat hij naar Amsterdam kwam, dirigeerde hij de Berliner Philharmoniker in een Mozartprogramma.

U bent een van de meest gevraagde Mozartdirigenten van dit moment. Wat maakt dat u steeds terugkomt bij het werk van Mozart?

“Hij is een componist die ik met heel mijn hart aanbid en ik heb altijd al zijn muziek beluisterd en bestudeerd, en ik heb bijna al zijn opera's gedirigeerd, maar nog nooit Die Zauberflöte. Het is dus een absoluut genoegen om hier te zijn! Maar hij is niet mijn enige muzikale liefde. Vorig seizoen heb ik een groot scala aan repertoire uitgevoerd, van middeleeuwse muziek tot nieuwe opdrachten, dus ik probeer alles te doen.”

Die Zauberflöte is anders dan de rest van Mozarts late werk, omdat hij terugging naar het genre Singspiel nadat hij onder andere de Da Ponte-opera’s had geschreven. Wat maakt Die Zauberflöte muzikaal zo anders?

“Ik denk dat het de meest complete opera is die Mozart ooit heeft geschreven, een optelsom van alle ervaringen die hij in zijn helaas korte leven heeft opgedaan. De uitzonderlijke formele diversiteit binnen Die Zauberflöte is opmerkelijk, kijk maar eens naar het begin: de ouverture begint met een langzame Franse opening, gevolgd door een fuga, de hoogste en meest nobele muzikale vorm. Dan wordt een vrij conventionele 'aria di furore' uit de traditie van de opera seria abrupt onderbroken door een mars, die weer uitmondt in een 'farsa' geïnspireerd op de opera buffa-traditie. Na deze eerste lappendeken komen we een Zuid-Tirools volkslied tegen en een liefdesromanza. Het unieke assortiment aan vormen in dit eerste deel is absoluut uniek, maar nog opmerkelijker is de samenhang die voortkomt uit deze schijnbaar krankzinnige verscheidenheid. Het is een voortreffelijk manifest van het meest universele en esoterische principe van het tijdperk van de Verlichting: vrijheid. Schikaneder, de bedenker, belangrijkste ambachtsfiguur én librettist van Die Zauberflöte, heeft een diepgaande invloed uitgeoefend op de totstandkoming van deze magnifieke creatie.”

Riccardo Minasi tijdens een repetitie (2023)
Riccardo Minasi tijdens een repetitie (2023) | Foto: Melle Meivogel

Die Zauberflöte kent talloze interpretaties, maar wat zegt de partituur volgens u?

“De speculaties over de diepere betekenis van het stuk zijn ontelbaar en vaak ook zeer tot de verbeelding sprekend. Er bestaat echter een risico van oversimplificatie als het libretto gereduceerd wordt tot een tweedeling van goed en kwaad, waardoor een genuanceerder begrip van de plot verloren gaat. De ambiguïteit van de meerderheid van de personages, de omkering en vervlechting van de situaties en de moeilijkheid om onderscheid te maken tussen wat waar lijkt en wat waar is, zijn de sleutels tot de boodschap die Schikaneder en Mozart ons wilden overbrengen.”

“In bepaalde tradities is het besef aanwezig dat een goddelijke constructie alleen kan bestaan in de aanwezigheid van twee polen in contrapositie. En het lag zeker aan de basis van de organisatie van de meest liberale bewegingen van die tijd, waar zowel Mozart als Schikaneder zich in bevonden. Ze streefden ernaar een traditie en zelfbewustzijn over te dragen, met als doel om de samenleving te verbeteren door het cultiveren van individuele kennis in plaats van door politieke opleggingen en beperkingen.”

Als we het niet hebben over goed of slecht, maar meer over polen, wat zegt dit dan over de wereld van Die Zauberflöte?

“In de Levensboom van de kabbala staat de 'vrouwelijke' linkertak, die donker is zoals de Koningin van de Nacht, in contrast met een 'mannelijke' actieve tak aan de rechterkant, helder zoals Sarastro. Ze hebben geen stempel van positiviteit of negativiteit, maar zijn eerder in elkaar geïntegreerd, analoog aan het samenspel van Yin en Yang; hun coëxistentie is essentieel ondanks hun dubbelzinnigheden. Ambiguïteit dringt door in elk facet van het libretto, inclusief de metafoor van de herontdekte kinderlijke onschuld die de drie knaapjes belichamen. Hoewel hun goedheid duidelijk is, ligt het raadsel in hun band met de koningin. De reis die Tamino onderneemt maakt deel uit van een proces dat niet simpelweg verklaard kan worden door de goedheid van Sarastro en de mannen die hem omringen. Zij zijn degenen die een traditie in stand houden in het oog van een verstoorde natuurlijke balans na de dood van de echtgenoot van de koningin. Na zijn dood is de zonneschijf, het symbool van wijsheid en het universum, naar degenen gegaan die de traditie bewaakten. Maar hoe kan Tamino de polen te reïntegreren en problemen die zijn veroorzaakt door de breuk met de natuur oplossen? Door de verzoening met zichzelf, met het goddelijke en een orde die geworteld is in het herstel van mededogen, delen en eenheid. Scheiding, opleggen, privileges, arrogantie, angst en egoïsme zouden niet meer moeten bestaan.”

Die Zauberflöte (2018)
Die Zauberflöte (2018) | Foto: Michel Schnater

Hoe kunnen we Papageno in dit geheel plaatsen?

“Papageno is het symbool van de gewone man die Tamino vergezelt op zijn reis. Hoewel hij de culturele verfijning van de prins mist, bezit hij het vermogen om emoties uit te drukken door middel van muziek – een belichaming van ultieme vrijheid. Zijn klokkenspel werkt op de emoties en vergemakkelijkt de dialoog tussen wezens die anders niet met elkaar zouden communiceren. Het geluid zal ook hem leiden naar een balans van de natuur, maar omgezet in een essentie van puur verlangen, verpersoonlijkt door Papagena. Ideeën, ervaringen en culturele voorbereiding zijn de noodzakelijke voorwaarden om toegang te krijgen tot hogere kennis, maar ze culmineren onvermijdelijk in een ontmoeting met angst. Wat Tamino zoekt is ware verlossing van angst, van de slang in het begin van de opera. In deze existentiële uitdaging is Papageno veel sterker dan Tamino. Als Tamino vraagt wanneer de duisternis zal verdwijnen, vat het antwoord, "binnenkort of nooit!", de raadselachtige aard van zijn queeste samen.”



Wat is de rol van liefde en muziek in deze context?

“Tamino's motivatie op zijn reis komt niet voort uit een verlangen naar glorie of ambitie, maar uit een diepe liefde voor Pamina, met wie hij de natuurtoestand kan herstellen die tussen de koningin en haar man bestond. Zij is de sleutel die Tamino in staat stelt om krachten te vinden om verder te gaan. In feite speelt hij alleen fluit wanneer hij weet dat Pamina leeft. Hij creëert muziek met een fluit die hem uit een staat van wanhoop sleept. In een metaforische parallel neemt Tamino een rol aan die verwant is aan een goddelijke schepper op miniatuurschaal. Zijn creatieve daad krijgt een intrinsieke betekenis en weerspiegelt de bredere betekenis van de schepping zelf. Bijgevolg ligt de essentie van het leven voor Tamino – en bij uitbreiding voor de mensheid – in de scheppingsdaad, waarbij de fluit dient als een symbolisch voertuig voor de alchemie van het bewustzijn, en de vereniging van de vier elementaire krachten belichaamt.”

Die Zauberflöte (2018)
Die Zauberflöte (2018) | Foto: Michel Schnater

Zoals u al zei, gebeurt er veel in Die Zauberflöte. Onze drie hoofdpersonen, Tamino, Papageno en Pamina, blijven zich maar afvragen "Wo bin ich?". Ze zijn verdwaald, ze weten niet waar ze zijn. Wat zegt dit over de wereld, of in ieder geval de wereld van Die Zauberflöte?

“Deze werelden worden verbonden door onzekerheid, door het feit dat we zelfs vandaag de dag nog verdwaald zijn, voortdurend op zoek zijn naar iets en ons nog niet eens volledig bewust zijn van onze mogelijkheden. Alles om ons heen is pure illusie. We zijn allemaal gewend om als waar te beschouwen wat aan ons verschijnt, en dat is de gemakkelijkste manier om een samenleving te beheersen. Het is immers voldoende om alleen maar schijn te creëren. De wereld die hieruit voortkomt, allegorisch maar toch concreet, duikt in de fundamentele vragen van de mensheid: bijvoorbeeld wanneer Pamina Tamino door de laatste beproevingen loodst en hem aanmoedigt op de fluit te spelen om zijn angst voor de dood, of preciezer gezegd het verlies van materialiteit, onder ogen te zien. De fluit is het geheim: met artistieke expressie is het mogelijk om de dood te overwinnen, door in je eigen gevoelens te geloven. Wie niet bang is voor de dood leeft, wie bang is voor de dood is al overleden.”



Ziet u Die Zauberflöte met al zijn muzikale variëteit als Mozarts meest revolutionaire opera?

"Het muzikale materiaal is steeds uiterst creatief en Mozarts compositorische strategieën, met een uiterst verstandig gebruik van harmonische formules die iedereen raken, is absoluut uitstekend in dit stuk. Ik ben ervan overtuigd dat de muzikale revolutie, die gewoonlijk aan Beethoven wordt toegeschreven, al in Salzburg begon, en dat het hoogtepunt daarvan bereikt wordt in Die Zauberflöte!"

Brief van Mozart aan zijn vrouw

Brief van Mozart aan zijn vrouw

[Wenen, 7 en 8 oktober 1791]

Vrijdag half elf ’s avonds

Liefste, beste vrouwtje!

Ik kom net terug van de opera. Het was net zo vol als anders. Het duet ‘Mann und Weib’ enz. en het klokkenspel in de eerste akte werden zoals gewoonlijk gebisseerd, en ook het jongensterzet in de tweede akte. Maar wat mij altijd de meeste vreugde schenkt is de stille bijval! Je kan goed zien dat deze opera hoe langer hoe meer in de smaak valt. Nu over wat ik verder beleefd heb. Direct na je vertrek speelde ik met mijnheer Mozart (degeen die die opera van Schikaneder schreef) twee partijtjes biljart. Daarna verkocht ik die oude knol voor 14 dukaten; toen vroeg ik Joseph om Primus* wat zwarte koffie te laten halen, waar ik een heerlijke pijp bij rookte; en toen instrumenteerde ik bijna het hele rondo van Stadler. Ondertussen kwam er uit Praag een brief van Stadler; met de Duscheks gaat het goed. Het leek me zo dat ze niet één brief van je hebben gekregen, al kan ik dat bijna niet geloven. Enfin! Ze hadden allemaal al gehoord van het schitterende onthaal van mijn Duitse opera. En het gekste van alles is dat precies op dezelfde avond dat mijn nieuwe opera met zo veel bijval werd uitgevoerd, Tito in Praag voor de laatste maal ging met geweldig applaus voor ieder nummer. […]

*’Primus’ was de bijnaam van de kellner Joseph Deiner uit een naburige herberg.

Wolfgang Amadeus en Constanze Mozart
Wolfgang Amadeus (door Barbara Krafft, 1819) en Constanze Mozart (door Joseph Lange, 1782)

Om half zes ging ik de Stubenpoort uit en liep mijn favoriete ommetje over de Glacis naar de schouwburg. Wat zie ik? Wat ruik ik? Daar is Don Primus met de koteletjes! Che gusto! Ik eet ze nu, op jouw gezondheid. Zojuist slaat het elf uur – misschien slaap je al? St! St! St! Ik zal je niet wakker maken!

Zaterdag de 8ste. Je had me gisteravond aan de maaltijd moeten zien zitten. Ik kon het oude eetgerei niet vinden en heb dus maar het met sneeuwbloemen versierde tafelzilver te voorschijn gehaald en de dubbele kandelaar met de waskaarsen voor me neergezet. […] Je zult vast en zeker aan het zwemmen zijn terwijl ik dit schrijf. De kapper kwam precies om 6 uur. Primus had al om half zes de kachel aangemaakt en wekte me om kwart voor zes. Waarom regent het nou weer? Ik hoopte zo dat je mooi weer zou hebben. Zorg dat je lekker warm blijft, zodat je geen kou vat. Ik hoop dat je door die baden een goede winter zal hebben – want met alleen dat oogmerk overreedde ik je naar Baden te gaan. Ik voel me eenzaam zonder jou. Dat had ik zien aankomen. Als ik niets te doen had, was ik meteen voor acht dagen met je mee gegaan, maar er zijn daar geen faciliteiten om goed te werken, en ik zou graag zoveel mogelijk alle geldzorgen voorkomen; er is niets prettiger dan rustig te leven, en daarvoor moet hard gewerkt worden, wat ik graag doe.

Geef … namens mij een paar fikse oorvijgen, en ik vraag … (die ik 1000 maal kus) hem er ook een paar te geven – laat hem in ’s hemelsnaam in dit opzicht niet te kort komen. Het laatste wat ik zou willen is, dat hij mij vandaag of morgen verwijt dat je hem niet zorgzaam behandelt of verzorgt – geef hem liever te veel klappen dan te weinig. Het zou goed zijn als je hem een snee in zijn neus krabde, een oog uitsloeg of een andere zichtbare wond toebracht, zodat die kerel nooit zal kunnen ontkennen dat hij iets van je gekregen heeft.

Adieu, lief vrouwtje! De koets gaat direct weg. Ik hoop er vast op dat ik vandaag een brief van je zal krijgen en in die zoete hoop kus ik je 1000 maal en ben ik voor altijd je liefhebbende echtgenoot.

W. A. Mozart

Vertaling: Lucas Bunge

Stille bijval

Simon McBurney over Die Zauberflöte

Stille bijval

Simon McBurney over Die Zauberflöte

Op 7 oktober 1791 schreef Mozart bij thuiskomst na een voorstelling van Die Zauberflöte aan zijn vrouw Constanze dat – hoewel het theater uitverkocht was en vele nummers moesten worden gebisseerd – wat hem de meeste vreugde schonk de stille bijval was. ‘Stille bijval’ is niet per se het eerste waar je aan denkt in verband met Die Zauberflöte. Lachen, ja, applaus, desnoods mensen die meezingen, maar... stilte?

 

Gelaagdheid en verwarring

Het repeteren van Die Zauberflöte lijkt op een archeologische opgraving. Hoe meer lagen je blootlegt, hoe meer artefacten je naar boven haalt. Maar het moeilijke zit hem in het doorgronden van je vondsten. Niets is wat het lijkt. Het ene landschap rolt terug en onthult weer een ander. De treurende moeder blijkt een wraakzuchtige harpij te zijn; de verschrikkelijke ontvoerder van haar dochter is meer een bemoedigende peetvader dan een despoot, ook al heeft hij de totale macht over zijn volk. En ook al is hij een despoot, dan is hij er een die gelooft in wijsheid en liefde. Zijn assistent daarentegen is een verkrachter. In deze vreemde wereld, even ver van ons als Prospero’s eiland, zijn jongens wijze mannen en bezitten volwassen mannen helemaal geen wijsheid. De vrouwen worden misbruikt, maar Pamina, de vrouw die in het stuk centraal staat, is de enige met genoeg kracht en intelligentie om de boel bij elkaar te houden. Hier is het meest komische personage tevens het meest ontroerende – ook al zijn de grappen misschien niet echt leuk. En als het landschap al vreemd is, dan is het verhaal nog ongewoner.

‘Kun je het in orde maken?’
‘Nou, we zouden dit deel van Papageno’s dialoog naar achteren kunnen plaatsen om het verhaal duidelijker te maken...’
‘Nee, wacht even, ik had het niet tegen jou.’
‘We hebben hier een probleem met de verhaallijn.’
‘Dat weet ik, maar wacht... kort na het begin lijkt de voorwaartse beweging uit zijn koers te raken...’
‘Ja, dat is precies wat er met het verhaal gebeurt...’
‘Nee, nee, wacht even alsjeblieft!’
‘Ik praat nu met de technici over het bewegen van dit onderdeel van de toneelmachines… niet over het verhaal, verdomme!’
‘Yep... maar je moet er een oplossing voor zoeken, want anders slaat het nergens op.’

Zo gaat het tijdens de repetities. Zodra je even pauzeert, barsten er allerlei gesprekken los, die met elkaar samenvallen en tegen elkaar ingaan. Overal misverstanden. Chaos. Vandaag kijk ik toe hoe de beweging van de toneelmachinerie steeds meer onbestuurbaar wordt. De andere gesprekken komen tegelijk op mij af en veroorzaken een soort turbulentie, waartegen ik niets kan ondernemen. De beweging wordt onbestuurbaar omdat die chaotisch is, legt een van de voortreffelijke voorstellingsleiders van De Nationale Opera uit. Hij wijst naar een liermechaniek. Zodra het in gang wordt gezet, begint het mechaniek lussen te maken en wordt het van kwaad tot erger. Het is heel gevoelig voor de beginsituatie, en als er ook maar de geringste instabiliteit is, raakt het in een lusbeweging, waar het niet meer uit komt.

‘Aha,’ antwoord ik.
‘Het gaat erom hoe het begint,’ zegt hij.

Die Zauberflöte (2018)
Die Zauberflöte (2018) | Foto: Michel Schnater

‘Het gaat erom hoe het begint,’ herhaal ik tegen mezelf, wanneer de zangers en de acteurs de studio uitgaan om koffie te drinken. ‘Gevoelig voor de beginsituatie...’ Volgens de theorie van de chaos: ‘Een willekeurig kleine verstoring van de stroombaan kan leiden tot significant afwijkend gedrag in de toekomst.’ Met andere woorden: wanneer je begint, betekent elke verstoring dat je geen idee meer hebt wat voor een chaos je aan het eind zult krijgen. Zoiets als het weer. We hebben totaal geen idee waar dat vandaan komt en wat het nu weer gaat doen. Toch lijkt het zijn eigen patroon en logica te hebben. Zoals Die Zauberflöte. Soms onlogisch, soms onpeilbaar diep en soms zelfs onbegrijpelijk – toch heeft het stuk zijn eigen patroon en logica. En als het werkt, weet je niet altijd waarom.

 

Het scheppen van orde

Ik giet nog wat koffie naar binnen, terwijl ik me herinner hoe moeilijk het is om het verhaal aan iemand te vertellen, laat staan om het uit te voeren. En geloof me, het afgelopen jaar heb ik meer dan eens geprobeerd het verhaal na te vertellen aan vrienden die deze opera niet kenden. Gewoon om enige orde te scheppen in mijn eigen gedachten daarover.

‘Het is een soort sprookje.’

‘Een soort...?’

‘Ja, eh, er zitten ook andere verhalen in...’

‘Okay, vertel...’

‘Het begint met een knul die door een slang wordt achtervolgd.’

‘Cool.’

Maar binnen een paar minuten ben ik de draad kwijt... Ik kijk even naar mijn vriend aan wie ik dit aan het vertellen ben, terwijl ik mij door de eerste paar gebeurtenissen heen worstel. Ik ben nog niet eens bij de aankomst van de Koningin van de Nacht. Ik probeer het over een andere boeg te gooien.

‘Ahum, laten we zeggen dat het stuk tjokvol zit met fascinerende zaken... het getal drie bijvoorbeeld, dat is een sleutel.’

‘Drie?’

‘Ja, drie is iets geweldigs, het is het kleinste priemgetal, weet je. DNA heeft een drievoudig systeem, ik bedoel maar, het is ongelooflijk, we zijn gewoon gemáákt uit het getal drie, het zit in onze genetische code, is aanwezig op alle niveaus van onze cultuur en, en, en… (terwijl ik doorratel, zie ik zijn blik glazig worden). Er zijn ten slotte drie grote godsdiensten die teruggaan op Abraham: het jodendom, het christendom en de islam. Jezus stond op de derde dag uit de dood op, er zijn drie wijzen en in Die Zauberflöte is drie overal: er zijn drie dames, drie knapen, drie priesters. De opera begint met drie akkoorden in de toonsoort Es-groot met drie mollen (meld ik wijsneuzig), en...’

‘Nou, het klinkt uiterst boeiend,’ valt mijn vriend mij plotseling in de rede, ‘ik kan zien dat je je er goed in hebt verdiept, welterusten dan maar, we zien elkaar wel weer aan het ontbijt.’

 

Drie artiesten

Ik kijk om me heen naar de chaotische activiteit in onze studio. Hoe zou het geweest zijn met hen bij elkaar in hun Weense studio in 1791? Emanuel Schikaneder, de librettist Carl Gieseke en Mozart... Het was beslist een soort chaos met deze drie (ja, drie!), die al even onvoorspelbaar waren als het stuk dat ze gezamenlijk creëerden.

Ying Fang (Pamina) en Thomas Oliemans (Papageno) in repetitie (2023)
Ying Fang (Pamina) en Thomas Oliemans (Papageno) in repetitie (2023) | Foto: Melle Meivogel

Carl Ludwig Giesecke, de beruchte vrouwenhater die een eerste versie van het libretto schreef, verliet Wenen halsoverkop en eindigde als mineraloog, die om Groenland heen roeide in een oemiak. Een oemiak is een Inuit-boot, gemaakt en gebruikt door vrouwen. Hij wordt gebouwd uit wrakhout, geweien en uitgerekte huid. Een paradox voor een onbeduidende misogyne Wener: dat een vaartuig gebouwd voor en door vrouwen zijn leven meer dan eens heeft gered.

Emanuel Schikaneder, bouwer van het Theater an der Wien, een van de grootste theatermensen van zijn tijd, berucht om zijn onbetrouwbaarheid, voortdurend ontrouw aan zijn vrouw, boetseerde, herschreef en creëerde dit stuk over trouw, harmonie, waarheid en vriendschap. Aan het eind van zijn leven zette hij Beethoven in een appartement boven het theater en betaalde hem om een opera te schrijven. Daarbij zat hij hem voortdurend op de hielen omdat hij niet snel genoeg kon schrijven. ‘Mozart kon in een paar dagen een ouverture schrijven,’ schreeuwde hij telkens.

En Mozart. Stervende. Schrijvend naar Constanze, vol ironie over die nieuwe opera die hij had gecomponeerd, maar intussen opgetogen over het succes: ‘... je kunt zien hoe [Die Zauberflöte] steeds meer wordt gerespecteerd en gewaardeerd.’ Nog slechts een paar maanden daarvóór had hij liever een opera gemaakt over The Tempest. En The Tempest is duidelijk overal aanwezig in Die Zauberflöte. Sarastro lijkt sprekend op Prospero, Pamina is Miranda, Monostatos is een bloedverwant van Caliban, de drie knapen zijn geesten zoals Ariel...

 

Magie

Voordat de zangers en de acteurs na hun koffiepauze terugkomen in de repetitiestudio, blijft mijn geest rondwervelen in zijn eindeloze turbulentie. Okay, het stuk heet Die Zauberflöte. Dus moet er magie in zitten. En een fluit. Waarom een fluit? Ik denk aan een grotwoning in Noord-west-Libië. Dicht bij de Middellandse Zee, het heet daar Hauh Fteah. Mijn vader, die prehistoricus was, groef het in de vroege jaren 1950 op en ontdekte dat er gedurende 90.000 jaren zonder onderbreking mensen hadden gewoond. En in de laag die gedateerd werd op 35.000 jaar geleden vond hij een bot. Hol. Een fragment. Maar met een gat erin en nog een half gat waar het was afgebroken. Een benen fluit. Wellicht het oudste bestaande muziekinstrument ter wereld. De fluit was dus een van de eerste instrumenten. Een middel om de menselijke adem tot klinken te brengen. Elementair. Mythisch. En de magie? Bij magie draait het om verandering. Iets in iets anders veranderen. Dingen laten verschijnen en verdwijnen. Het is altijd makkelijker om alles te vertellen wat je wilt vertellen wanneer je een verhaal vertelt waarin magie voorkomt. Omdat we allemaal weten dat het niet ‘echt’ is. Maar door de non-realiteit van het ‘sprookje’ kunnen we juist de ware realiteit van onze wereld herkennen. Over de psychologische en symbolische betekenis van sprookjes is veel en overtuigend geschreven. Die kan misschien zelfs politiek beladen onderwerpen verbergen, zaken waarover je niet openlijk kunt spreken. Verwijzingen naar keizers en keizerinnen, misschien zelfs een uitdrukking van ons verlangen naar het creëren van een nieuwe maatschappij... Net als Shakespeare dat kan doen in The Tempest

Die Zauberflöte (2015)
Die Zauberflöte (2015) | Foto: Hans van den Bogaard

Maar bovenal kan magie mensen veranderen. Veranderen wie zij zijn en hoe ze zich gedragen. Zodra ik deze gedachte heb, wekt die een nieuwe geestelijke storm op. Want op dit stuk lijkt haast elke interpretatie te passen, terwijl het zich soms weer paradoxaal verzet tegen welke interpretatie dan ook. Ik begin zenuwachtig te worden. Moet ik er allerlei historische verwijzingen in verwerken? De nadruk leggen op het vrijmetselaarsgedoe? Er volks amusement van maken? Is het alleen maar een komedie, heeft het eigenlijk wel een diepere betekenis, heeft het... is het...? De zangers en de dirigent komen zo terug. Ik moet mezelf tot de orde roepen. De pianist oefent de beginnoten van de finale van het tweede bedrijf.

‘...wat mij altijd de meeste vreugde schenkt, is de stille bijval...’

 

Muziek

Die Zauberflöte. Een fluit die magisch is. Een fluit die kan veranderen. Hij kan de harten veranderen, hij kan de geesten van de mensen veranderen, zingen de drie dames in het eerste bedrijf, wanneer ze Tamino zijn fluit overhandigen. Hij kan er ook vrouwenhaters mee bekeren tot vrouwenliefhebbers, vertellen ze hem. En plotseling, terwijl ik de studio rondkijk en de gezichten zie van de cast, die erop wacht om te horen wat we nu gaan doen, plotseling weet ik dat – als ik verdwaald raak in de onvoorspelbare wervelwind van deze opera, die eigenlijk geen opera is maar een theaterstuk – de muziek mijn kompas moet zijn om de weg terug te vinden. Ik moet ergens houvast vinden en dat vind ik in het luisteren. Luisteren naar het stuk, luisteren naar de muziek. Te proberen... Mozart te horen. Want het lijkt erop dat het midden in deze storm vooral Mozart is die ons vertelt dat er een manier is om mensen te veranderen. Maar als mensen willen veranderen, moeten ze wél luisteren. Luisteren naar een van de sterkste beschavende krachten die hun inwerking kunnen hebben op de harten, geesten en lichamen van de mensen: de muziek. Eerder dan woorden, meer dan woorden. Haar kracht heeft evenveel macht over een pasgeboren kind als over een man die stervende is. En als zij op haar sterkst is, doen wij er het zwijgen toe. We schenken haar onze stille bijval voor de verandering die ze teweeg heeft gebracht.

Vertaling: Frits Vliegenthart

Die Zauberflöte nu

Die Zauberflöte nu

We lijken het gemakkelijk te vergeten − of misschien hebben we het nooit geweten − maar de wereld waarin Die Zauberflöte speelt, is allesbehalve harmonieus.

Wanneer we de voorgeschiedenis trachten te reconstrueren dan komen we ongeveer tot de volgende situatie: de Koningin van de Nacht is na de dood van haar man haar macht kwijtgeraakt. Vlak voor zijn dood heeft hij “uit sympathie” de allesverterende, zevenvoudige zonnekring, embleem en bron van zijn macht, vrijwillig aan de Ingewijden geschonken, in de hoop dat hun opperpriester Sarastro hem “manhaftig” zou beheren. Zij, de Koningin, is daarbij buitenspel gezet. Niet verwonderlijk dus dat de eenzijdige machtsoverdracht vanaf het begin tussen de Koningin en Sarastro een grote spanning en vijandigheid creëert.

Maar het conflict beperkt zich niet tot het persoonlijke niveau. Ook op macro-niveau weerspiegelt de strijd zich in de dualiteit tussen licht en duisternis, tussen dag en nacht, de zon en de maan, tussen natuur en cultuur, tussen man en vrouw. De wereld van Die Zauberflöte is een wereld in tweespalt; een verscheurde wereld waarin de paradijselijke zelfgenoegzaamheid van de mens die onbekommerd opgaat in zijn omgeving, is ver- dwenen. Alleen de wat naïeve Papageno lijkt nog een verre echo van dat ideaal – lijkt, want ook hij wordt uiteindelijk tot opperste vertwijfeling gebracht. In die door de machts- strijd van de oudere generatie verscheurde wereld moet de jonge generatie haar weg zoeken. Tamino, Pamina en ook Papageno zijn dolende figuren, tastend, twijfelend, kwetsbaar en vaak angstig. Want wie valt er in deze wereld uiteindelijk nog te vertrouwen?

 

Desoriëntatie

Die toestand van onzekerheid zien we op talloze plaatsen in de tekst opduiken — en het is tevens de indruk die de toeschouwer krijgt: wie is er goed, wie kwaad? Waar speelt dit alles zich af en wanneer? Er heerst inderdaad weinig duidelijkheid over waar en in welke tijd we ons precies bevinden. Zelfs in de regieaanwijzingen blijft de informatie oppervlakkig en abstract: een (gewijd) bos met tempel, een palmwoud, een voorhof met tempel en ruïnes, een aangename tuin, piramides… Ondanks de aanwezigheid van natuur en tuinen speelt Die Zauberflöte geenszins in een paradijs.

Die Zauberflöte (2012)
Die Zauberflöte (2012) | Foto: BAUS

Ook de tijd maakt sprongen: de handeling beweegt zich plotsklaps van nacht naar dag en terug. De duisternis van de maannacht wisselt af met het sterke licht van de zon of met de verblinding door iemand die een zak over het hoofd krijgt. De desoriëntering is er troef: Tamino, Pamino en Papageno vragen zich bij het begin van iedere nieuwe scène af waar ze zich bevinden. “Wo bin ich?” luidt het overal. Ze zijn niet alleen ontrukt aan hun achtergrond en familiale kring, maar volledig ontworteld en aan hun lot overgelaten. Hun tekst verwoordt niet alleen de twijfel over de ruimte en de tijd, maar ook de twijfel over werkelijkheid en verbeelding, over waar- heid en leugen, over de eigen identiteit en die van een ander: “Wer ich bin?”, “Wer bist du?”.

Het hele verhaal van Die Zauberflöte lijkt een zoektocht naar een houvast en een uitweg uit een bevreemdende, angstaanjagende wereld. Die Zauberflöte een kindersprookje? Dan toch wel een van het wrede soort. Verschrikkingen, bedreigingen, vertwijfeling en beproevingen duiken voortdurend op in het verhaal en staan naast een terugkerende wens naar de dood. Alleen een hevig en plots opduikend verlangen naar liefde lijkt een antwoord te geven op de innerlijke leegte en verlorenheid die de hoofdpersonages tot in hun diepste kern voelen. Alleen de liefde, die pas na een moeilijk traject gewonnen kan worden, geeft levenskracht en hoop. Als er in deze opera zich al enige troost aandient, dan komt ze uit een andere wereld — uit de wereld van de muziek: “Wir wandeln durch des Tones Macht/ Froh durch des Todes düstre Nacht!” (II,28), gesterkt door hun liefde voor elkaar én door de kracht van de muziek slagen Tamino en Pamina erin de diepste beproevingen te doorstaan.

 

Jonge generatie

Het grondgevoel van existentiële ontreddering en bedreiging maakt van Die Zauberflöte een verhaal over de (jonge) mens van nu en zijn vaak benarde bestaan in een onzekere tijd. Het gaat verder dan het traditionele Verlichtingsoptimisme dat eraan wordt toegedicht. In een hedendaagse context vormen noch de verdwenen wereld van de Koningin van de Nacht, noch die van Sarastro voor de nieuwe generatie een bevredigend antwoord. Hun strijd heeft de wereld aan de rand van de afgrond gebracht. Een restauratie van de oude harmonie is onmogelijk; het alternatief dat door de Ingewijden wordt geproclameerd klinkt hol en gezwollen en hopeloos esoterisch.

Martina Myskohlid (Zweite Dame), Sophia Hunt (Erste Dame) en Esther Kuiper (Dritte Dame) in repetitie (2023)
Martina Myskohlid (Zweite Dame), Sophia Hunt (Erste Dame) en Esther Kuiper (Dritte Dame) in repetitie (2023) | Foto: Melle Meivogel

De vraag die Die Zauberflöte vandaag oproept is niet meer die naar het aandeel van de vrijmetselarij of welke andere theoretische, historische of alchemistische sleutellezing dan ook. Het is de vraag waarheen en door wie we ons laten leiden. Het ideaal − dat ook dat van Mozart en Schikaneder geweest zou kunnen zijn − van bevrijding door liefde, wordt vandaag niet meer gerepresenteerd door die vreemde, elitaire groep van ingewijden. Hun zelf toegeëigende monopolie op waarheid en heil, hun pseudo-religieus leiderschap zonder verantwoording of tegenspraak, inclusief misogynie en racisme, laat een verdachte sectaire en autoritaire indruk na. Het is een soort kliek van het grote gelijk met alle gevaren van dien.

Dat de jonge generatie als enige aan het eind niet meezingt met de moraal van het verhaal is een misschien ongewild, maar veelbetekenend signaal voor de onwaarachtigheid ervan. De snelheid waarmee de slotfrase wordt afgehandeld geeft de indruk dat de bezongen stralen van de zon hen te heet zijn en dat ze weg willen uit deze twijfelachtige glorificatie. En zo blijft de oplossing aan het eind open: er is geen antwoord, er is slechts één nieuwe mogelijkheid: de liefde voor elkaar geeft de kracht het leven verder te voeren: “Wir leben durch die Lieb’ allein.” (I,14)

Tekst: Luc Joosten

Een pleidooi voor Monostatos

Een pleidooi voor Monostatos

De tekst van Die Zauberflöte bevat een aantal uitdrukkingen en oordelen die naar hedendaagse normen op zijn minst ongepast en zelfs vernederend kunnen worden ervaren. Ze blijven – terecht – tot op heden de gemoederen beroeren. Zonder de pijnpunten te willen gladstrijken, blijken een aantal van die opvattingen helaas het resultaat van een onnauwkeurige lezing van het libretto. Reeds in de jaren tachtig van vorige eeuw gaf de Duitse musicoloog Atilla Csampai het volgende kritisch pleidooi voor een herwaardering van de figuur van Monostatos.

Hoe “verlicht”, hoe “humaan” een hiërarchisch systeem werkelijk is, kan het best beoordeeld worden door zij die onderaan staan. In Sarastro’s rijk zijn er slaven. En er is Monostatos, hun miserabele opzichter. Hij is het pijnpunt van alle burgerlijke interpretaties die hem niet beter behandelen dan Sarastro, namelijk als een ondermens die het niet verdient om dezelfde menselijke waardigheid toebedeeld te krijgen als de hoger geplaatste personages. Maar zelfs als je de discriminerende onzin zou accepteren dat Monostatos een kwaadaardig monster is, zou dat niets veranderen aan het feit dat hij deel uitmaakt van en dus een product is van Sarastro’s wereld, een pure slavenmaatschappij. Hij is de echte toetssteen voor de geloofwaardigheid, voor de menselijkheid van de priesterlijke moraal. Als een echte kettinghond van het systeem krijgt Monostatos niet eens theoretisch de kans om op te klimmen naar de rangen van de ingewijden (wat Papageno wel mag proberen), om nog maar te zwijgen van het vooruitzicht om ooit een “meisje of vrouw” te krijgen. Is het verwonderlijk dat hij verliefd wordt op Pamina wanneer een zonnestraal van Pamina ook op zijn vertrapte ziel valt? Is er een man in deze opera die onbewogen zou blijven door Pamina’s gratie, haar innerlijke schoonheid?

Lucas van Lierop (Monostatos) in repetitie (2023)
Lucas van Lierop (Monostatos) in repetitie (2023) | Foto: Melle Meivogel

Zelfs Sarastro, de “goddelijke wijze”, kan zijn sterke gevoelens voor haar geen moment inhouden; en zelfs de veel geciteerde, vreselijk moralistische ‘Hallenaria’ (nr. 15) is in zijn muzikale dictie niets anders dan een verkapte, larmoyante liefdesverklaring van Sarastro aan Pamina. Zo bezien bevat de schijnbaar willekeurige straf van Monostatos een portie onvrijwillige jaloezie van een afgewezen despoot, die zijn gekwetste trots (lichtgeraakt als hij nu eenmaal is) koelt op de eerste de beste ondergeschikte en wellicht niet aan zichzelf kan toegeven dat een barbaar, een underdog zoals deze, door precies dezelfde gevoelens wordt bewogen als hijzelf, de goddelijke Zoroaster.

 

Sociale verwantschap

In tegenstelling tot Sarastro en het pijnlijk gesloten front van eerdere woord- en toneelvertolkers tegen Monostatos, hebben de auteurs zelf, dat wil zeggen Mozart en Schikaneder […], er geen twijfel over laten bestaan aan wiens kant ze staan. Schikaneder laat Papageno duidelijk zijn onbevooroordeelde houding tegenover dit arme schepsel uitdrukken: “Er zijn zwarte vogels in de wereld, waarom geen zwarte mannen?” (I, 14). Maar Mozart gaat nog een stap verder en “ontmaskert” Monostatos’ “gevaarlijkheid” op elk punt waar hij zich dreigend, kwaadaardig of schurkachtig gedraagt, door liefdevolle, tedere, buffoneske muziek te gebruiken als de onschuldige dreigende gebaren van een kwetsbaar wezen. En hoe had Mozart de gelijkheid, de sociale verwantschap van Monostatos en Papageno overtuigender kunnen neerzetten dan door de volstrekt identieke muzikale behandeling van beiden in de “Herkenningsscène” (trio nr. 6, m. 53 e.v.) − als bij de eerste ontmoeting van de Moor en de Vogelman elk van beiden gelooft dat de ander Satan in levende lijve is en beiden bevend van angst hetzelfde stamelen: “Hu! Dat is zeker de duivel!”. En dan heeft Mozart ook nog de kleine, droevige, tedere pianissimo aria in de tweede akte (nr. 13) opgedragen aan de zwarte man, waarin Monostatos’ gevoelige, bange, geschopte ziel een moment van onopgemerkte vervulling krijgt: Is het niet ronduit meelijwekkend wanneer het door de Ingewijden tot hond gedegradeerde schepsel zich beroept op zijn menselijkheid en vraagt: “Heb ik geen hart, ben ik niet van vlees en bloed?” en zich ten slotte zelfs verontschuldigt tegenover de maan, zijn enige getuige, voor zijn heiligschennende maar in wezen volkomen onschuldige kusje.

Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Monostatos) en Iride Martinez (Königin der Nacht), 2015
Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Monostatos) en Iride Martinez (Königin der Nacht), 2015 | Foto: Hans van den Bogaard

Dit is noch “geil en eendimensionaal”, zoals Wolfgang Hildesheimer en alle andere vroegere Mozart-biografen graag hadden gezien, noch zijn het de “seksuele” verlangens van Pamina “geprojecteerd op Monostatos” die Rainer Riehn fantaseert, maar een subtiel muzikaal psychogram van een verschoppeling, een gedegradeerde man wiens nek al is gebroken door de “Ingewijden”. Voor deze paar momenten plaatst Mozart de misdeelde man duidelijk onder de beschermende paraplu van zijn menselijke empathie, want hij bezorgt hem hier met terugwerkende kracht de eer die Schikaneders sprookjesplot alleen voor Tamino en Papageno had bedoeld − als symbolen van menselijke expressie. Naar analogie van Tamino’s toverfluit en Papageno’s faunfluit geeft Mozart Monostatos een piccolo − al is het maar puur muzikaal: in het orkest – ter beschikking. Kan men zich in een opera, die over een fluit gaat, een belangrijkere opwaardering van een minder belangrijk personage voorstellen?

 

De humane boodschap van de muziek

Het is ook geen toeval dat uitgerekend Monostatos en de slaven nog ontvankelijk zijn voor de louterende kracht van muziek (in de eerste finale), die nog onvervreemdbaar genoeg zijn om gehypnotiseerd te worden door de humane boodschap van de muziek, die symbolisch wordt gevangen in de magie van de klokken. Waarom komen Tamino noch Papageno op het idee om hetzelfde magische spel te proberen met Sarastro, die hen bedreigt? Ze beseffen dat dit zinloos zou zijn, omdat Sarastro ongevoelig is. De humaniserende krachten van de magische instrumenten kunnen misschien slaven, Moren en wilde dieren tot bedaren brengen, maar zeker niet Sarastro en zijn mannen, die in hun koninkrijk alleen de zuivere rede laten zegevieren, een rede die niet alleen alle oude magie verafschuwt, maar ook elk ongecontroleerd affect, elke emotionele openheid (neurotisch): onderdrukking en willekeur zijn sowieso makkelijker te handhaven met kilte van gevoel, rationalistische berekening.

Tekst: Attila Csampai

Hoofdsponsor Nationale Opera & Ballet

Word Vriend van De Nationale Opera

Vrienden van De Nationale Opera steunen de zangers en makers van ons gezelschap. Die vriendschap is voor hen onmisbaar, zeker in deze tijd. Daar doen wij graag iets voor terug. Voor Operavrienden organiseren we exclusieve activiteiten achter de schermen en online. U ontvangt van ons het Vriendenmagazine en u krijgt voorrang bij de verkoop van plaatsbewijzen.