Voorstellings-informatie

Voorstellings-informatie

The Four Note Opera

Tom Johnson (1939)

Duur

70 minuten

De voorstelling wordt gezongen in het Engels
Er is geen boventiteling

Libretto
Tom Johnson

Regie
Kenza Koutchoukali
Muzikale leiding
Alejandro Cantalapiedra
Scenografie en kostuums
Yannick Verweij
Licht
Coen van der Hoeven
Dramaturgie
Laura Roling, Wout van Tongeren

Uitgevoerd door artiesten van De Nationale Opera Studio:
Soprano
Sophia Hunt
Alto
Martina Myskohlid
Tenor
Salvador Villanueva
Baritone
Georgiy Derbas-Richter
Bass
Mark Kurmanbayev
Pianist
Daniel Ruiz de Cenzano Caballero

Coproductie van De Nationale Opera met de Nederlandse Reisopera en Opera Zuid

 

Productieteam

Assistent-regisseur
Maarten van Grootel
Vocal coach / Hoofd De Nationale Opera Studio
Rosemary Joshua
Taalcoach
William Kelley
Bewegingscoach
Maarten van Grootel
Masha Zhukova
Avondregie
Maarten van Grootel
Repetitoren
Amy Chang
Daniel Ruiz de Cenzano Caballero
Voorstellingsleiding
Roy van Zon
Artistieke planning
Sonja Heyl
Eerste toneelmeester
Trinus Hertroijs
Eerste rekwisiteur
Niko Groot
Geluidstechnicus
Juan Verdaguer
Hoofd muziekbibliotheek
Rudolf Weges
Productievoorbereider
Sieger Kotterer
Productieleiding
Maaike Ophuijsen

In het kort

In het kort

Het verhaal

Een groep operazangers en een pianist hebben slechts vier noten – A, B, D en E – tot hun beschikking en kunnen over niets anders zingen dan de opera waar ze op dat moment zelf in staan. In een reeks koren, recitatieven, aria's, duetten, trio’s en een kwartet belichamen ze de clichés en de rigiditeit van de traditionele operawereld. Zeggenschap over wat ze doen hebben ze niet: ‘That is the way the opera is written – we have no control over such things’, is een terugkerende sleutelzin. De situatie blijkt onhoudbaar en de opera eindigt in totale verstarring.

Kenza Koutchoukali
Kenza Koutchoukali | Foto: Fabian Calis

Showcase voor jonge zangers

The Four Note Opera beleefde in 1975 zijn Europese première, bij het Studio Ensemble van de voorloper van De Nationale Opera. Ruim vijftig jaar later is het werk nog steeds een prachtige showcase waarin zangers niet alleen hun vocale vermogens, maar ook hun spelkwaliteiten kunnen tonen. Het werk is daarmee een mooie uitdaging voor de jonge artiesten van De Nationale Opera Studio, het talentontwikkelingsprogramma van De Nationale Opera.

 

Minimalisme

Componist Tom Johnson (1939) is een muzikale minimalist. Zijn composities draaien vaak om de consequente toepassing van regels. Zo ordent hij in The Chord Catalogue systematisch alle 8178 akkoorden die mogelijk zijn binnen het octaaf c-c1. En in Music for 88 past hij verschillende wiskundige getaltheorieën toe op de 88 toetsen van een piano. Zijn oeuvre kenmerkt zich door een rigiditeit én een speelsheid.

“I always feel very uncomfortable in the Final Scene.
But what can we do?
That is the way the opera is written.
We have no control over such things.”


Uit The Four Note Opera 

Theatraal onderzoek met horrorelementen

Voor deze productie van The Four Note Opera zijn regisseur Kenza Koutchoukali en vormgever Yannick Verweij een aantal weken de studio ingedoken met de jonge artiesten van De Nationale Opera Studio. Aan de hand van deze rigide opera, die bol staat van de clichés over operazangers, zocht het team naar een manier om te laten zien wat voor schade bepaalde systemen – zoals het ‘operasysteem’ dat in The Four Note Opera op de hak wordt genomen – kunnen toebrengen aan het individu. Een belangrijke sleutel bleek te liggen in een horror-benadering. Horrorfilms zijn grotesk, gruwelijk, soms ronduit lachwekkend, maar ze hebben ook een grote traditie van maatschappijkritiek en engagement. Kenza Koutchoukali: “De uitvergroting om problematische systemen aan te kaarten, daar spelen we mee.” 

Salvador Villanueva (Tenor) en Mark Kurmanbayev (Bass)
Salvador Villanueva (Tenor) en Mark Kurmanbayev (Bass) | Foto: Fabian Calis

Vervallen theater vol rood 

In de vormgeving werkt het artistiek team veel met bloed en met de kleur rood. Rood pluche, rode toneelgordijnen, rood vloerkleed: “Rood is de kleur van het theater, maar ook van bloed en lijden,” aldus vormgever Yannick Verweij. Daarnaast heeft het team ook nadrukkelijk gezocht naar manieren om de verbinding te leggen met de buitenwereld, om te laten zien dat de operazangers die in The Four Note Opera geen zeggenschap hebben, misschien wel degelijk iets te vertellen zouden hebben als ze die ruimte kregen.

‘Is dit soort opera een vorm van horror?’

Regisseur Kenza Koutchoukali en vormgever Yannick Verweij over het maakproces van The Four Note Opera

Tot op het allerlaatste moment zijn er wijzigingen geweest in de regie en vormgeving van de productie. Dat betekent dat een aantal details in dit interview met regisseur Kenza Koutchoukali en vormgever Yannick Verweij niet meer volledig kloppen.

‘Is dit soort opera een vorm van horror?’

In The Four Note Opera zit geen plot, de personages vertellen niets anders dan wat ze zingen en de buitenwereld lijkt niet te bestaan. Het is een satire op het clichébeeld van opera, vijftig jaar oud en inmiddels toch echt wel enigszins achterhaald. Wat doet een jong en geëngageerd operaregisseur met dat gegeven?

Kenza Koutchoukali heeft behoorlijk geworsteld met die vraag, bekent ze in de artiestenfoyer, een kleine twee weken voor de première: “Het stuk is een kritische satire op het genre opera en in 1972 was dat waarschijnlijk enorm interessant en actueel, maar vijftig jaar later is het, in een operahuis als dit waar vernieuwing en creativiteit hoog in het vaandel staan, niet meer zo relevant. Dus heb ik mezelf afgevraagd: wat kan ik anno 2024 zeggen met dit stuk?” 

Ze werkt al vanaf het begin van haar carrière samen met scenograaf Yannick Verweij, die ze ‘een intelligente maker’ noemt die veel meer is dan ‘alleen’ een vormgever; iemand die meehelpt na te denken over concept en regie. Hij noemt haar op zijn beurt iemand die ‘beeldend denkt’, veel uit de vormgeving haalt en van daaruit haar regieconcept ontwikkelt. Een mooie complementaire samenwerking die ook in het gesprek duidelijk wordt; voortdurend wisselen ze van rol en vullen ze elkaar aan. 

Kenza Koutchoukali en Yannick Verweij
Kenza Koutchoukali en Yannick Verweij | Foto: Fabian Calis

Koutchoukali werd in de zomer van 2023 gevraagd om een project met de zangers van de Opera Studio te komen doen. Een kleinschalige opera moest het worden, een coproductie van De Nationale Opera met de Nederlandse Reisopera en Opera Zuid. De keuze viel uiteindelijk op The Four Note Opera. Ondanks de aanvankelijke bedenkingen besloot ze om te gaan onderzoeken wat ze dan wel zou kunnen en willen vertellen met deze curieuze opera over operaconventies. Waarbij uiteraard ook de vraag wordt gesteld: wat is de zeggingskracht van opera überhaupt?

 

Satire op de heersende operapraktijk

The Four Note Opera is geschreven in 1972 als een satire op de heersende operapraktijk waarin alle clichés voorbijkomen. Het stuk bestaat uit een reeks aria's, recitatieven en koren waarin vier noten worden gebruikt: A, B, D, E. Het libretto zegt bijna alleen letterlijk waar de muziek over gaat en laat duidelijk zien dat de personages over weinig vrijheid en zeggenschap beschikken, bijvoorbeeld in de slotscène: 

I always feel very uncomfortable in the Final Scene.
But what can we do?
That is the way the opera is written.
We have no control over such things. 

Koutchoukali: “Het stuk speelt met de rigiditeit van de klassieke operastructuur: een bombastisch openingskoor, eindeloze herhalingen en clichéverhoudingen tussen de zangers. Ik vind de kritiek die Tom Johnson uit met dit stuk niet meer zo relevant. En ik wilde al helemaal geen kritiek geven op de zangers of op het vak van operazanger. Dus we bedachten dat het misschien interessant zou kunnen zijn om de zangers zelf te laten protesteren tegen het stuk, tegen de manier waarop ze overgeleverd zijn aan de grillen van de componist of van het artistiek team. Dat biedt veel mogelijkheden.”

 

Het operaysteem

“Een andere ingang die we relevant vinden, is het gegeven dat operahuizen nog steeds werken met rigide systemen, zoals dat trouwens in de hele maatschappij in alle mogelijke geledingen het geval is. Een operahuis is een vrij zwaar en log apparaat, veel staat al jaren van tevoren vast, het is niet gemakkelijk om je als individu te verhouden tot dat systeem. En er is weliswaar veel veranderd in vergelijking met de tijd waarin The Four Note Opera is geschreven, maar toch: ik zie nog steeds geregeld in opera’s vrouwen in negligé die van achteren worden genomen, om maar wat te noemen. Er is vooruitgang op dat vlak, maar er valt nog genoeg te verbeteren wat betreft problematische verbeeldingen van gender, kleur enzovoort.” 

Kenza Koutchoukali
Kenza Koutchoukali | Foto: Fabian Calis

Verweij: “Kenza is een geëngageerd maker, ze wil dat haar werk over iets relevants gaat. Hoe verhoud je je dan tot een stuk dat juist heel erg naar binnen gericht is? Het is lastig om een verbinding tot stand te brengen. Ik heb vanuit de vormgeving geprobeerd om daar ideeën voor aan te reiken. Langzaam maar zeker ben ik bovendien de afgelopen jaren als vormgever steeds meer gespecialiseerd geraakt in het begeleiden van complexe creatieve processen. Ik probeer als vormgever de regisseur gereedschappen te geven om een visie door te ontwikkelen, soms ook door heel concrete opdrachten te geven.”

 

In de overdrive

Koutchoukali: “De zangers brengen in dit stuk clichézang en clichéteksten, dat kun je zonder commentaar brengen en dat werkt waarschijnlijk ook, maar ik wilde het in de overdrive zetten. Dat hebben we uitgeprobeerd en werkte voor ons meteen vervreemdend. Zo gaat het nog steeds uit van de kern van het materiaal, maar we laten ook meteen de absurditeit ervan zien; bijna alsof de zangers ditzelfde stuk al vijftig jaar brengen, dat heeft meteen een heel komische kwaliteit. Zodra het licht aangaat, ja hoor, daar gaan ze weer! Performen! Die overdrijving deed ons denken aan het horrorgenre. De uitvergroting om problematische systemen aan te kaarten, dat doen wij ook, en daar spelen we mee. Is dit soort opera niet een vorm van horror?”

Verweij: “Dat levert ook genoeg mogelijkheden op voor het scenografisch concept. We werken veel met bloed en met de kleur rood. Rood pluche, rode toneelgordijnen, rood vloerkleed: rood is de kleur van het theater maar ook die van bloed en lijden. Intussen willen we ook nog refereren aan de buitenwereld, zonder daar te veel nadruk op te leggen. We zijn nog bezig met hoe dat er straks uit moet zien: we laten nu de zangers telkens als ze even niet hoeven te zingen aan de slag gaan met het maken van pamfletten om te kijken of dat principe werkt.”

Koutchoukali: “De zangers beginnen steeds meer lol te krijgen in het spel en meer autonomie te voelen. We hebben ook een aantal workshops voor hen bedacht. Zo heeft Francis van Broekhuizen een workshop gegeven: hoe voel je je vrij in spelen, hebben we bewegingsworkshops door danser Masha Zhukova georganiseerd en werken we met intimiteitscoördinator Markoesa Hamer voor de scènes die dat nodig hebben.”

Verweij: “Bij de vormgeving is de ‘green deal’ van belang: DNO wil terecht zoveel mogelijk recyclen. We gebruiken het glazen ‘hok’ van Ändere die Welt en met het Decoratelier ben ik nog op zoek naar specifieke decorelementen die goed passen in zo’n theatrale setting. Onze lichtontwerper Coen van der Hoeven heeft mooi theatraal licht ontworpen, we werken veel met rook, het moet er af en toe uitzien als een gelikte musical.”

 

Four Note Experiment

Koutchoukali: "Ik besprak met Sophie de Lint dat ik dit project wilde aangaan als een experiment en zij juichte dat absoluut toe. Dat wil zeggen: zonder vooraf vastgelegd concept, maar de vloer op met ideeën en materialen. Niets stond vast. Gaandeweg zijn we wel geconfronteerd met een gebrek aan ervaring om dit soort experimentele processen te faciliteren. Voor Studio Boekman gelden andere randvoorwaarden dan voor de grote zaalprojecten en dat is nog even uitzoeken. Het eerste idee van Yannick was eigenlijk om steeds voor een verstoring van buitenaf te zorgen, zodat de zangers telkens even uit hun comfortzone zouden worden gehaald, maar dat bleek op het laatste moment om technische redenen niet haalbaar. Uiteindelijk hebben we ervoor gekozen om te werken met 'old school’ operareferenties, zoals een rood gedrapeerd gordijn, een kroonluchter en andere elementen die doen denken aan een operatheater maar dan in een vervallen vorm. Alles voelt verouderd, unheimisch.”

Artiesten van De Nationale Opera Studio
Artiesten van De Nationale Opera Studio | Foto: Fabian Calis

Koutchoukali: “Voor de kostuums zoeken we juist niet naar koddige kleren uit de verkleedkist, het moet een zekere strakheid hebben, geen ‘hahaha-theater’ worden. We laten de zangers door middel van fysieke opdrachten bepaalde operaclichés verbeelden. Met licht en beweging kun je heel veel suggereren. We spelen natuurlijk ook met het contrast ‘echt’ versus ‘niet echt’, de theatrale wetten. Verbeelden de personages zich dat ze de grootste opera aller tijden aan het uitvoeren zijn of voelen ze de druk om net te doen alsof?”

 

Operaclichés

“We werken ook met de operaclichés als het gaat om de rolverdeling: een voorbeeld is de tenor die geen solo krijgt of de veronderstelde rivaliteit tussen de sopraan en de mezzosopraan. De hoofdrol is altijd voor de sopraan in het klassieke repertoire en dat levert achter de schermen de nodige rivaliteit op. Die dynamiek laten we escaleren in onze horror-aanpak. Het genre horror is altijd een uitvergroting van iets wat problematisch is en dat linkt weer aan ons onderzoek naar het systeem van opera: rivaliteit, vrouwonvriendelijkheid enzovoort. Het stuk wordt, hopen we, zowel toegankelijk voor nieuw publiek als voor de doorgewinterde operaliefhebber die zal glimlachen om dit absurde spel met clichés.”

Twee weken voor de montage bedacht Koutchoukali: “Kan een stuk dat nergens over gaat wel ergens over gaan? En is dat nodig? Precies die vraag, die frictie die ik zelf al vanaf het begin voel, die kan ik onderzoeken met dit experiment en met deze voorstelling.” 

Verweij: “En die worsteling van Kenza en het hele team stelt de vraag: hoe beweeg ik mij in de operawereld? En hoe krijg ik de buitenwereld binnen? Het moet niet enkel show-engagement worden, we zoeken echt naar een verbinding met wat er in de wereld gaande is. Juist het contrast tussen escapisme en engagement is interessant.”

Tekst: Margriet Prinssen

‘Operapersonages op zoek naar een componist’

Componist Tom Johnson over The Four Note Opera

‘Operapersonages op zoek naar een componist’

In 2004 schreef componist Tom Johnson terugblikkend het volgende over The Four Note Opera (1972) en zijn werk als componist.

Ik was 32 jaar oud toen The Four Note Opera 32 jaar geleden in première ging. Nu, vele jaren later, zou ik misschien van alles moeten kunnen vertellen over dit vroege werk, maar ik weet in alle oprechtheid niet veel meer dan voorheen. Het enige wat zeker is, is dat het cruciale moment in de evolutie van het stuk een avond heel lang geleden was, toen ik met grote opwinding Luigi Pirandello's Zes personages op zoek naar een auteur las. Normaal gesproken zijn personages zich niet bewust van het feit dat ze bestaan op het toneel. Ze zijn volledig gehoorzaam aan de auteur, ze schikken zich volledig naar de wereld die de auteur creëert en ze hebben geen eigen gedachten. Maar Pirandello's meesterwerk was anders. Zijn personages wisten dat ze bestonden in een theatrale ruimte, en dat slechts voor een paar uur. Ze waren zich bewust van het publiek en ook van de auteur. Het was niet het soort theater dat van je vraagt om iets te geloven dat niet waar is. Het was het soort theater dat je wel moet geloven, juist omdat alles waar is. 

Pirandello's visie had een sterke indruk op me gemaakt en jarenlang bleef er een vraag in mijn achterhoofd rondspoken: hoe zou het zijn als het geen toneelpersonages waren op zoek naar een auteur, maar operapersonages op zoek naar een componist? Blijkbaar waren een inderdaad een aantal operakarakters op zoek naar een componist. Ongeveer 10 jaar na het lezen van Pirandello vonden ze mij en kwamen ze tot leven in The Four Note Opera. Deze opera, mijn eerste, ging in 1972 in première in het Cubicolo Theatre in New York, en was meteen een groot succes. Later dat jaar werd het overgenomen door CBS TV, vervolgens door het Studio Ensemble van De Nationale Opera voor een Europese première in het daaropvolgende seizoen, en vervolgens door andere operagezelschappen, zowel professioneel als niet-professioneel, in de jaren daarna.

Muziekpartij The Four Note Opera

Natuurlijk dacht ik dat het schrijven van andere succesvolle opera's hierna gemakkelijk zou zijn, nu ik zo'n goede start had gemaakt. Drie jaar later schreef ik dan ook The Masque of Clouds – een echte ‘masque’, met duidelijke verwijzingen naar Elizabethaanse tradities. De hoofdpersonen waren The Lake (mezzo), The Forest (bariton), en The Clouds (twee coloraturen). De zangers hadden allemaal mooie aria's, en het idee had ook echt kunnen werken als we een groot budget en een groot orkest hadden gehad. Maar met een bescheiden en snelle aanpak was zoiets gedoemd te mislukken. Het werk is sindsdien nooit meer opgevoerd. 

Ik heb altijd gehouden van de Amerikaanse traditie van 'shaggy dog stories' – zich herhalende verhalen die heel lang duren om te vertellen en uiteindelijk eindigen met een domme clou, meestal een simpele woordspeling of een ironische opmerking. Mijn volgende poging tot een opera, in 1978, ging dan ook die kant op. Het resultaat waren vijf kameropera's, elk van ongeveer 15 minuten, die ik zelf ensceneerde in een kleine loftruimte in Lower Manhattan. Ook deze onderneming was minder succesvol dan The Four Note Opera, hoewel drie van deze korte opera's nog steeds af en toe worden uitgevoerd: Drawers, waarin een solosopraan haar vingerhoed zoekt, Dryer, waarin een visser vis vangt en aan de waslijn te drogen hangt en Door, waarin twee vrouwen vaak het woord "gaap" zingen en zich afvragen of ze de deur wel moeten openen.

Daarna volgde in 1984 Sopranos Only, dat in feite een processie is voor zes sopranen, begeleid door fluit, viool, harp en cello. Met zoveel sopranen in de wereld is er altijd behoefte aan nieuwe sopraanrollen, en dit stuk van 35 minuten heeft wel degelijk een functie – meestal in workshops op Amerikaanse universiteiten en conservatoria. 

Een echt succesverhaal begon in 1988 met de première in Bremen van de Riemannoper: een avondvullend stuk voor vier zangers en piano, met een libretto dat uitsluitend is ontleend aan het Riemann Musik-Lexikon, het Duitse equivalent van The Groves Dictionary of Music. De Duitse muziekwetenschap is bloedserieus en de definities zijn extreem kort en precies, dus de resultaten kunnen alleen maar amusant zijn als zangers precies doen wat er in de tekst staat. Neem bijvoorbeeld de definitie van aria di bravura: “Durch die Aria di bravura werden Wut, Rache und Triumph ausgedruckt.” (De aria di bravura drukt woede, wraak en triomf uit.) Dus de bariton zingt een couplet "woede woede woede", een andere zanger "wraak wraak wraak", en weer een ander "triomf triomf triomf", en daar heb je het. De Riemannoper is in wezen onvertaalbaar, dus het werk wordt alleen gespeeld op plaatsen waar het publiek Duits verstaat – al was onlangs de 28ste productie van het werk te zien in Halberstadt, en wordt het werk in sommige jaren vaker uitgevoerd dan The Four Note Opera

Georgiy Derbas-Richter (Baritone), Salvador Villanueva (Tenor) en Mark Kurmanbayev (Bass)
Georgiy Derbas-Richter (Baritone), Salvador Villanueva (Tenor) en Mark Kurmanbayev (Bass) | Foto: Fabian Calis

Toch is The Four Note Opera mijn meest bestendige succes, met zes of acht vertalingen en voor zover ik weet minstens 70 verschillende ensceneringen. Ik heb zelf maar een klein percentage van deze uitvoeringen gezien, maar ze hebben me een mooie schat aan herinneringen opgeleverd. Ik herinner me bijvoorbeeld nog goed de avond van de wereldpremière in dat kleine theater, met ongeveer 15 mensen in het publiek, bijna allemaal persoonlijke vrienden, en hoe verrast we waren dat de voorstelling het weekend daarop uitverkocht was. Ik herinner me de Franse première, geregisseerd door Henry Pillsbury op het Festival d'automne in Parijs in 1982, met nogal langzame tempi en een bijzondere Franse elegantie. Ik herinner me een enscenering in Padua in 1984, met een decor dat gewoon bestond uit gekleurde kubussen, en met een echt koor van veertig vrijwilligers. Ik zal ook nooit de voorstelling in Polen vergeten, waar een jonge tenor van het Warsaw Chamber Company zo mooi zong dat ik het mezelf nauwelijks kon vergeven dat ik hem geen tweede aria had gegeven. De herinneringen blijven zich opstapelen en twee recente opvoeringen verrasten me opnieuw. Een van mijn favoriete momenten in de Pavana-productie in Valencia was het ‘Forty-bar duet’, gepresenteerd als een intens pokerspel met veertig kaarten. Waarom hebben andere regisseurs daar nooit aan gedacht? Een even origineel en stimulerend moment was de slotscène, zoals die uitgevoerd werd door het Atelier Lyrique de Franche-Compté. De vier gezichten van de vier zangers gluurden door vier gaten van een beschilderd paneel, wat de vier noten suggereerde, maar ook suggereerde dat het gevangenen waren die opgesloten zaten in een schavot. Dezelfde afbeelding, zonder de gezichten, was ook de reclameposter van de productie. 

De opera ziet er elke keer anders uit en het succes van The Four Note Opera heeft ongetwijfeld veel te maken met de flexibiliteit van het werk. Elke nieuwe cast verandert de personages, elke nieuwe ontwerper verandert het uiterlijk en het resultaat is altijd fris. Mijn componeren is in de afgelopen tien jaar abstracter van aard geweest, vaak gebaseerd op wiskundige principes, en ik volg deze nieuwe transformaties van The Four Note Opera niet meer zo erg. Het stuk is echter nu 32 jaar oud, en zoals elke 32-jarige moet het nu zijn eigen weg gaan. Meer kan een vader niet doen. 

Tekst: Tom Johnson
Vertaling: Laura Roling

Hoofdsponsor Nationale Opera & Ballet