Hoe werkt dat, drie personen aan het roer van één organisatie? Bepalen jullie gezamenlijk de artistieke koers?
Ted Brandsen: “We stemmen onze programmering inderdaad met elkaar af, maar op de contouren, niet op detailniveau. Dat is aan Sophie en mij afzonderlijk. Ik zal niet tegen Sophie zeggen, ‘doe jij weer eens een Verdi’.”
Sophie de Lint: “Ted en ik werken ieder onze eigen programmering uit, maar we hebben tegelijkertijd de gezamenlijke verantwoordelijkheid om opera en ballet, onze kunstvormen, te dienen. Dat betekent dat we er samen met Stijn voor zorgen dat onze organisatie goed toegerust is om alle artistieke ambities waar te maken.”
Ted Brandsen: “Er wordt – terecht – veel van Nationale Opera & Ballet verwacht. Dat wij ons nationaal en internationaal onderscheiden met producties van een hoog niveau. Dat we investeren in de ontwikkeling van nieuw talent. Maar ook dat we een breed publiek bereiken en zowel op het podium als achter de schermen een afspiegeling zijn van de samenleving. Als grote culturele organisatie moeten én willen we veel verantwoordelijkheid nemen.”
Stijn Schoonderwoerd: “De laatste jaren is daar ook duurzaamheid bijgekomen, wat lange tijd nauwelijks een thema was voor culturele instellingen. Voor ons is het nu een centraal onderwerp. Zo hebben we al enige tijd geleden een duurzaamheidscoördinator aangesteld die ons uitdaagt om te verduurzamen, ook in onze productie processen. Recentelijk hebben we bijvoorbeeld de milieu-impact van de materialen die we gebruiken voor decors, kostuums en rekwisieten in kaart gebracht. Op basis daarvan voeren onze ateliers voortaan met ontwerpers het gesprek over de milieu-impact en de duurzaamheid van hun ontwerp.”
‘Onze missie is: het leven van zoveel mogelijk mensen verrijken met de verwondering, schoonheid en betekenis van opera en ballet’
Zijn het vooral bedrijfsmatige kwesties die jullie als directie bezighouden?
Stijn Schoonderwoerd: “Operationele vraagstukken bepalen deels onze agenda, maar zeker niet volledig. Toen wij in deze samenstelling met elkaar gingen werken, hebben we onszelf allereerst de vraag gesteld wat onze missie is, als organisatie maar ook persoonlijk. En daar waren we eigenlijk snel uit: het leven van zoveel mogelijk mensen verrijken met de verwondering, schoonheid en betekenis van opera en ballet. Dat is wat ons bindt. Het is belangrijk om zo’n gemeenschappelijk fundament te hebben vastgesteld; daaruit vloeien allerlei inhoudelijke thema’s voort.”
Ted Brandsen: “Stijn zet als algemeen directeur juist ook die overkoepelende onderwerpen op de agenda: wie willen we bereiken met onze voorstellingen, en voelen deze mensen zich daadwerkelijk welkom in ons theater? Wat is onze relevantie als huis van klassieke kunstvormen in deze diverse stad en in deze veranderende samenleving? En wat is onze positie in het internationale veld van opera- en balletgezelschappen? Dat zijn geen vragen van operationele aard, maar inhoudelijke en strategische kwesties, die ook raken aan de programmering.”
Stijn Schoonderwoerd: “Maar met de artistieke keuzes op het toneel bemoei ik mij niet. Mijn rol is juist om die met enige afstand te beoordelen en vanuit die positie mijn mededirecteuren te bevragen.”
Sophie de Lint: “Ik vind het goed dat wij elkaar op die manier uitdagen. Zo blijven we ons artistieke en maatschappelijke profiel aanscherpen. Daar spelen trouwens ook diverse afdelingen een rol bij, zoals dramaturgie, educatie en marketing. Door vanuit verschillende invalshoeken naar onze programmering te kijken, hopen we een goede balans in het seizoen te vinden, met geliefde klassiekers, zoals Giselle en Lohengrin, maar ook met nieuwe werken en jeugdproducties, waar we weer heel andere toeschouwers mee aanspreken.”
Stijn Schoonderwoerd: “Het is uiteindelijk niet belangrijk of mensen na afloop van de voorstelling zeggen dat ze bij de opera, het ballet of bij Nationale Opera & Ballet zijn geweest, als ze maar ‘aangeraakt’ zijn, intellectueel of emotioneel. En ik vind het belangrijk dat ons publiek Nationale Opera & Ballet ervaart als een gastvrije plek, waar je uitzonderlijke momenten beleeft en waar altijd hoge kwaliteit te vinden is.”
Maar wat betekent hoge kwaliteit als je zo’n grote diversiteit aan voorstellingen op het toneel brengt? Kun je voor elk type productie dezelfde kwaliteitsstandaarden hanteren?
Ted Brandsen: “Kwaliteit gaat voor ons deels over het niveau van de makers en uitvoerenden; het publiek ziet hier werk van mensen die uitblinken in hun discipline en daarvoor internationaal erkenning krijgen. Maar het gaat ook over het avontuur dat we zoeken, het artistieke experiment. In de kunsten moet je risico nemen om verder te komen: kwaliteit is nooit een statisch gegeven.”
Sophie de Lint: “Voor mij heeft kwaliteit bovendien veel te maken met authenticiteit en vakmanschap, en dat vakmanschap kan zeker ook buiten de klassieke opera- of ballettradities liggen. Zo is het libretto van de jeugdproductie De theorie van alles geschreven door Roziena Salihu, die haar sporen heeft verdiend als spoken word-artiest. En de kwaliteit van The Shell Trial wordt mede bepaald door de ervaringen van de makers Romy en Gable Roelofsen, die al jarenlang maatschappelijk geëngageerde kunstprojecten realiseren met hun gezelschap Het Geluid Maastricht.”
Stijn Schoonderwoerd: “Als je samenwerkt met een partner met een andere expertise én oprecht geïnteresseerd bent in elkaars werk en werkwijze, dan kunnen ideeën over kwaliteit zich wederzijds verder ontwikkelen. Dat speelt trouwens ook bij de samenwerkingen die we hier in huis realiseren tussen opera en ballet, zoals dit seizoen bij Oedipus Rex / Antigone.”
Ted Brandsen: “Zeker. En ook hier zie je de waarde van het experiment. Wayne McGregor, de choreograaf en regisseur van de productie, zoekt in zijn werk altijd naar kruisverbindingen met andere kunstvormen. Hij werkt genre-overstijgend en gaat grote risico’s niet uit de weg. Juist dat maakt hem tot een van de grote makers van dit moment.”
Stijn Schoonderwoerd: “Doordat we dit seizoen Studio Boekman in gebruik nemen, krijgen we er een plek bij waar we juist dit soort ontwikkelingen kunnen aanjagen. Die zaal moet gaan dienen als een vrijplaats, waar we nieuwe samenwerkingen aangaan met makers en instellingen uit andere hoeken van het culturele veld. Een plek waar makers gestimuleerd worden om artistieke risico’s te nemen en waar wij als organisatie kunnen experimenteren met nieuwe vormen van programmering – van clubavonden tot open repetities.”
‘Het is belangrijk dat ons publiek Nationale Opera & Ballet ervaart als een gastvrije plek’
Jullie hebben nu een nieuw seizoen samengesteld. Naar welke producties die je mededirecteur heeft geprogrammeerd kijk je het meest uit?
Ted Brandsen: “Ik verheug mij in het bijzonder op Innocence, een nieuwe opera van een grote hedendaagse componist, met een aangrijpend verhaal. En op Mahagonny, een opera van Kurt Weill, geregisseerd door Ivo van Hove.”
Sophie de Lint: “Ik zie Nationale Opera & Ballet graag als een artistieke familie, en dus ben ik erg benieuwd naar de nieuwe creaties van twee leden van die familie: Juanjo Arqués in het najaar en Milena Sidorova in het voorjaar. Het is spannend om de ontwikkeling van deze artiesten te kunnen volgen.”
Stijn Schoonderwoerd: “En ik kijk uit naar het balletprogramma Stravinsky Sprookjes van choreograaf Alexei Ratmansky, om een persoonlijke reden. Ik heb heel goede herinneringen aan de tijd dat ik nog als zakelijk directeur van Het Nationale Ballet betrokken was bij de productie van Ratmansky’s Don Quichot en het is een plezier om zijn werk weer op ons podium te zien. Daarnaast verheug ik mij erop om te zien hoe in The Shell Trial een hyperactueel onderwerp als de klimaatcrisis in opera vertaald gaat worden. Die productie laat zien hoe we in dit theater op een krachtige manier maatschappelijke thema’s kunnen agenderen.”