Oerconflict in Familiekring: Driftenspel in Rudi Stephans Die ersten Menschen
Tekst: Jasmijn van Wijnen
De eerste twee mensen waren verliefd, de derde vermoordde de vierde. Uit jaloezie – omdat zijn broer meer aandacht van God kreeg dan hij – vermoordt Kaïn zijn broer Abel volgens het Oude Testament. In Rudi Stephans opera Die ersten Menschen wordt de motivatie voor de broedermoord in een heel ander dag-, of liever nachtlicht, geplaatst. Geïnspireerd door de monistische, expressionistische en psychoanalytische invloeden van de vroege jaren ’20, zijn het de erotische verlangens naar zijn eigen moeder die Kaïn uiteindelijk tot het vermoorden van zijn broer Abel drijven. Het was 1914 en Rudi Stephan was net 28 jaar oud toen hij zijn eerste opera voltooide. Het lot zou bepalen dat het tevens zijn laatste zou zijn.
Rudi Stephans (1887-1915) biografie wordt getekend door twee wereldoorlogen. Zoals veel jonge mannen meldde Stephan zich in 1915 vrijwillig aan voor militaire dienst. In september van datzelfde jaar ontving Stephan zijn marsorders. “Als er maar niets met mijn hoofd gebeurt; er zitten nog zoveel mooie dingen in,” zei hij bij het afscheid tegen zijn moeder, en vertrok naar het Galicische front. Twee weken later sneuvelde hij. Toen het nieuws van zijn overlijden zijn geboorteplaats Worms bereikte, stond einde dat jaar de wereldpremière van zijn eerste opera op de planning. Die opera, Die ersten Menschen, zou na zijn dood in Frankfurt in 1920 in wereldpremière gaan. De jaren na zijn overlijden werd zijn muziek weinig gespeeld. Een luchtaanval op zijn geboorteplaats Worms aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zorgde er bovendien voor dat veel materiaal over en van Stephan verloren raakte. Beide oorlogen zijn de oorzaak van het feit dat we weinig weten over de veelbelovende componist die in een langer leven misschien wel een erg belangrijke was geworden.
Otto Borngräber
In 1909 ontmoette Rudi Stephan de Duitse schrijver Otto Borngräber tijdens het 45ste festival van de ADMV (Allgemeiner Deutscher Musikverein) in Stuttgart. Rond diezelfde tijd zal hij voor het eerst Borngräbers toneelstuk Die ersten Menschen gezien hebben. Het stuk droeg de ondertitel ‘erotisch mysterie’ en vertelt het Bijbelse verhaal van de broedermoord van Kaïn op Abel (hier Kajin en Chabel) vanuit een heel ander oogpunt. Jaloezie is in Borngräbers versie nog steeds de aanleiding voor de moord van Kajin op zijn broer. Maar bij hem is Kajin niet jaloers op zijn broer omdat hij meer aandacht van God krijgt, maar omdat zijn broer meer liefde van zijn moeder krijgt. Goddelijke verlangens maken bij Borngräber zo plaats voor erotische, incestueuze driften.
Het werk fascineerde Stephan vanaf het eerste moment, wat hem deed besluiten Borngräber te vragen of hij zijn toneeltekst mocht gebruiken als libretto voor zijn eerste opera. Borngräber op zijn beurt, hoopte op een aanbod van Richard Strauss om zijn libretto te verklanken, en liet de onderhandelingen daarom extra lang duren. Maar waarom was Stephan zo bijzonder gegrepen door het werk van Borngräber? Zijn toneelstukken, voor zover ze überhaupt opgevoerd werden en niet door censuur werden tegengehouden, veroorzaakten bijna altijd een schandaal, omdat ze uiting gaven aan Borngräbers radicale levensbeschouwelijke opvattingen die indruisten tegen de conservatieve consensus in de maatschappij. Zijn hervertelling van het Bijbelse verhaal, gegoten in een driftenspel van incest, jaloezie en erotische verlangens, leidde tot een verbod op het werk in heel Beieren.
Karl Holl, een goede vriend van Stephan die voor een groot deel verantwoordelijk is geweest voor het voortleven van zijn werk, verklaarde dat Stephan zich kon vinden in de filosofische ideeën die aan het drama ten grondslag liggen. Hij gaf aan dat Stephan al een tijd flirtte met de ideeën van de bioloog en filosoof Ernst Haeckel. Zijn monistische natuurfilosofie, waarin er aan de werkelijkheid slechts één principe ten grondslag ligt en de natuur of materie zelf als bezield wordt opgevat, maakte opgang aan het begin van de 20ste eeuw en werd gezien als de basis voor een nieuw wereldbeeld. Een andere invloed was het werk van de muziekwetenschapper en componist Georg Capellen (1869-1934) uit Hannover, die de toen in zwang zijnde monistische theorieën vertaalde naar zijn harmonieleer. Dit alles maakte een diepe indruk op de jonge componist Rudi Stephan. Het populaire monisme en 'eenheid met de natuur' lag ten grondslag aan zijn vroege onvoltooide oratoriumschets Neuer Glaube (1908). Ook in Die ersten Menschen herkennen we die monistische inslag, die een uitdrukking was van Borngräbers persoonlijke fascinatie voor die filosofie en zijn engagement in de door Haeckel in 1906 opgerichte Deutsche Monistenbund. Vooral in de levenshouding van het personage van Kajin en het geloof van de ouders in een nieuwe mensheid, heeft Borngräber die opvatting belichaamd. Het moet zeker Stephans interesse hebben opgewekt.
Archetypische personages
Borngräbers drama gaat niet zozeer over vier individuen, maar eerder over de wezenlijke, menselijke driften die door de vier archetypen belichaamd worden en in de muziek door leidmotief-achtige thema’s worden aangeduid – in Adahm (Adam) de drift om te werken en te scheppen; in Chawa (Eva) de drift en het verlangen naar jeugdige liefde; in Chabel het verlangen naar vergeestelijking in zijn zoektocht naar iets ‘hogers’; en in Kajin het verlangen naar seksuele bevrediging, naar ‘das wilde, wilde Weib’. Verblind door erotische verlangens en de donkerte van de gevallen nacht, ziet Chawa in het tweede bedrijf haar zoon Chabel als de jongere versie van Adahm aan, waarop zij hem als haar verloren jeugdliefde benadert. Kajin, vervuld van een Oedipaal verlangen naar zijn moeder en verblind door erotische jaloezie, vermoordt na dit schouwspel zijn eigen broer Chabel. Na de broedermoord verdwijnt Kajin de wildernis in, en Chawa en Adahm blijven achter, verenigd en met hun blik op de toekomst zien zij een nieuwe tijd voor de mensheid tegemoet.
Expressionisme
Het geloof in de komst van een nieuwe tijd was niet alleen in de opvattingen van de Deutsche Monistenbund sterk aanwezig, maar tekenend voor de omwentelingen aan het begin van de vorige eeuw. Met name ook tijdens het zogenaamde “Expressionistische Jahrzehnt” in de Duitstalige literatuur van 1909 tot 1920 dook het thema van de nieuwe wereldordening op. In sommige opzichten, kan men het ‘mysterie’ dat Borngräber geschreven heeft, inderdaad exemplarisch zien voor een vroege uiting van dat literaire expressionisme. Dat stelt ook Juliane Brand, een van de weinige muziekwetenschappers die zich over het werk van Rudi Stephan heeft gebogen. Tekenen hiervoor zijn het beroep op Bijbelse figuren en gebeurtenissen, de extatische taal vol gebroken zinnen en gedachten, afgewisseld met een vrij alledaagse, spaarzame dictie van eenvoudige spreektaal. Nieuw waren ook het beperkte aantal rollen (vier personen), een enkel decor (een kaal ‘oerlandschap’) en de herleiding van het verhaal tot een vrij zuiver filosofisch idee. Ook het enigszins provocerende karakter van de tekst is daaraan niet vreemd. En hoewel Stephans muzikale taal zich kenmerkt door onder meer invloeden van de laat-Duitse Romantische wereld van Wagner, kan men Stephan in muzikaal opzicht zien als een voorloper van het Duitse expressionisme.
Psychoanalytisch driftenspel
Borngräbers nadruk op het ‘erotische’ karakter van zijn mysterie sluit aan bij de twintigste-eeuwse verhoogde interesse voor seksualiteit en erotiek als duistere, onbewuste, maar ook creatieve kracht. Schönberg schrijft in zijn Harmonielehre van 1911 over het driftbepaalde, onbewuste – erotische, zou men kunnen zeggen – scheppen van de kunstenaar. En uiteraard zijn ook Sigmund Freuds psychoanalytische theorieën duidelijk aanwezig in Borngräbers hervertelling. Freuds opvatting over de mens als speelbal van zijn of haar eigen onderbewuste driften en lusten, klinkt duidelijk door in Borngräbers interpretatie van het Bijbelse verhaal. Niet onaannemelijk, aangezien de psychoanalyse in de tijd dat hij het drama schreef hoogtij vierde en Freuds boek Die Traumdeutung uit 1900 als een van de basiswerken van de psychoanalytische leer tegen die tijd in verschillende talen werd uitgebracht. Hoewel de psychoanalyse binnen wetenschappelijke kringen de nodige wenkbrauwen deed ophalen, werd ze binnen de kunsten, en met name binnen de expressionistische kunsten, met open armen ontvangen. Het theater vormde voor Freud een grote inspiratiebron, Sophocles’ tragedie Oedipus Rex vormde de basis voor zijn theoretisering van het Oedipuscomplex. Het is ook dit Oedipuscomplex – het idee dat elke zoon instinctief erotische gevoelens ontwikkelt voor zijn moeder en zijn vader in dit licht als concurrent ziet – dat we terugzien in Kajins erotische aantrekkingskracht tot zijn eigen moeder.
Anatomie van de Europese familie
Tijdens de wereldpremière in Frankfurt in 1920 verschenen in de dromerige setting van het zo voorgeschreven oerlandschap de vier figuren in eenvoudige berenvacht kostuums. Als theatrale vertegenwoordigers van verschillende levensopvattingen, als marionetten bewogen door hun eigen onderbewuste drijfveren, ontstond binnen die setting het familiale conflict uit de behoefte en tevens primitieve onmacht van de oermens om samen te leven. Ook in Calixto Bieito’s regie wordt het drama gesitueerd in de familiale context, maar nu in hedendaagse setting. Wat gebeurt er met de archetypische figuren uit het droomachtige oerlandschap, die gedreven worden door onderbewuste driften, wanneer deze in een wereld van kleinburgerlijkheid en hedendaagse familieperikelen worden geplaatst? Wat gebeurt er wanneer het onderbewuste naar het niveau van het bewuste leven van alledag wordt vertaald? Calixto Bieito neemt met zijn regie van Die ersten Menschen de proef op de som door die vragen op tafel te gooien: in hoeverre huist het oerconflict van Adahm, Chawa, Kajin en Chabel nog steeds in ons? In hoeverre vormt het eerste gezin volgens de Bijbelse geschiedenis een anatomie van de Europese familie? In een setting die herinnert aan een familiediner à la Thomas Vinterbergs Festen, of Luis Buñuels Le charme discret de la bourgeoisie, komen naarmate de avond vordert de onderliggende spanningen boven tafel. En tussen de gangen door besmeurt langzaamaan het aardse primitivisme de witte tafellakens van de geciviliseerde burgerlijkheid.
De versie van Karl Holl
De originele opera van Rudi Stephan werd na de wereldpremière op 1 juli 1920 bij de Frankfurter Opera slechts gedurende één seizoen in zijn volledigheid opgevoerd onder muzikale leiding van Ludwig Rottenberg. Karl Holl was verantwoordelijk voor het voortleven van het werk van Stephan en zijn bewerking van de partituur rond 1922 zorgde voor een kleine opleving in de opvoeringsgeschiedenis van het werk. Hij kortte het werk met een derde in en ‘zuiverde’ het van zogenaamd beledigende passages. Wat dat met de authenticiteit van het werk heeft gedaan, valt te betwisten. Het is deze versie, die in november 1924 in Münster in première ging en in 1988 in Bielefeld voor het laatst geënsceneerd uitgevoerd werd, die bij DNO onder muzikale leiding van François-Xavier Roth uitgevoerd zal worden. Het Koninklijk Concertgebouworkest voerde al eerder symfonisch werk van Stephan uit, maar buigt zich nu voor het eerst over deze rijke operapartituur.
Live in het theater en via Arte Concert
Lange tijd zag het ernaar uit dat Die ersten Menschen alleen als online stream gepresenteerd zou kunnen worden. Op de valreep blijkt het echter toch mogelijk om deze productie óók voor een (beperkt) live publiek te spelen.
Te zien via Arte Concert: 25 juni
In het theater: 3, 6, 9, 16, 20, 23 juni
Bezoek deze pagina voor meer informatie en tickets.