John Adams: meer dan minimaal
Tekst: Franz Straatman
‘Waar zijn de hedendaagse politieke opera’s en waar de nieuwe libretti?’ De vraag, meer een hartenkreet, werd onlangs gesteld in Parijs tijdens een internationaal forum op de Europese Dag van de Opera. Met de opera’s die John Adams componeerde op zeer eigentijdse libretti ligt het antwoord klaar. Amerikaans muziektheater dat zich ontwikkelde uit de al even Amerikaanse stijl van ‘minimaal componeren’.
De naam John Adams is door en door Amerikaans. De componist heeft hem gemeen met de tweede president van de V.S. – van wie hij overigens geen nazaat is. Zijn muzikale antecedenten zijn eveneens typisch Amerikaans: zijn grootvader was eigenaar van een danszaal in New Hampshire, waar veel van de vermaarde bigbands optraden; zijn vader leidde een swingband en zijn moeder was zangeres.
Adams, die werd geboren in 1947, heeft zijn schatplichtigheid aan de Amerikaanse populaire muziek nooit onder stoelen of banken gestoken, maar ook de gevolgen van het feit dat hij op tienjarige leeftijd een platenspeler cadeau kreeg en enkele opnamen van Mozart, zouden niet uitblijven.
Zo introduceerde in 1988 het programmaboek voor Nixon in China de hier ten lande nog nauwelijks gespeelde componist. Behalve die ene opera – waar hij op slag wereldfaam mee verwierf – had Adams ook al een aardig oeuvre aan werken voor orkest (deels met koor) en voor pianosolo bij elkaar geschreven. Als zijn naam genoemd werd, dan altijd in combinatie met die van Terry Riley, Steve Reich en Philip Glass, beter bekend als de ‘minimal composers’.
Het minimalisme vormt de grondslag voor een brede beweging in het Amerikaanse componeren. Die beweging vindt haar oorsprong in de ideeën die jonge muziekmakers als La Monte Young en de drie hierboven genoemde mannen (allemaal geboren rond 1935) ontwikkelden in de jaren zestig, begin zeventig. In hun muziek stelden zij ritmische continuïteit voorop, evenals beperking van de melodische en harmonische mogelijkheden. Zij lieten hun composities groeien door middel van langzame, zich steeds herhalende muzikale patronen, waarin ritmische accenten en harmonische structuren bijna onmerkbaar verschuiven. Deze stijl kreeg de term ‘minimalisme’ opgeplakt. Another Look at Harmony noemde Philip Glass zo’n werkstuk in 1975. De intuïtie van de vrije geest, het simplisme van de volksmuziek, de meditatieve golfslag van oosterse religieuze muziek, maar ook de energie van de Amerikaanse popmuziek, zorgden voor die andere kijk op harmonie. Die week sterk af van de rationele, aan allerlei wetten gebonden muziek die de toenmalige West-Europese avant-garde produceerde.
ROCK & DRUGS
Deze nieuwe Amerikaanse stijl was nog een onbekend fenomeen voor de componerende teenager toen hij zich aanmeldde bij de Harvard Universiteit voor Muziekstudies. Want zijn doel was: componist te worden. "Het was een turbulente tijd toen ik mij als twintigjarige in 1967 inschreef voor het conservatorium. De studentenwereld roerde zich politiek en maatschappelijk. De rock en de jazz en de drugs drukten er een flink stempel op," zo memoreerde Adams in een interview eind jaren negentig.
"Ik vond die voor mij nieuwe, spontane rockmuziek met zijn wilde, onvoorspelbare en zinnelijke karaktertrekken heerlijk. Tegelijkertijd werd ik in de colleges geconfronteerd met de geheiligde muziek van Schönberg en Webern, en hun seriële navolgers: streng, pseudo-wetenschappelijk, rationalistisch. Hoe moest ik in mijn componeren die twee volkomen aan elkaar tegengestelde werelden samenbrengen? Toen ik later kennismaakte met de uitgangspunten van het minimalisme, voelde ik grond onder mijn voeten als beginnend componist en kon ik mijn persoonlijke muziektaal ontwikkelen. Maar toen was ik al dertig jaar."
Belangrijk in die ontwikkeling was zijn verhuizing naar San Francisco. Hij werd er leider van de afdeling voor nieuwe muziek aan het conservatorium en maakte er kennis met het werk van Steve Reich. Adams raakte geboeid door de regelmatige ritmische voortgang in combinatie met geraffineerde verschuivingen van de accenten, en zich herhalende harmonische patronen die uitmonden in klankgolven. Hij verwerkte die indrukken in twee pianowerken. Met name in het bijna 25 minuten durende Phrygian Gates uit 1977/78 demonstreert hij zijn krachtig bruisende creativiteit.
JOHN ADAMS EN HET ORKEST
Adams bleef echter niet hangen in de slagwerkachtige componeerstijl van zijn voorbeeld Reich, die vooral werkt met een eigen ensemble van klinkend slagwerk zoals xylofoons en metallofoons. Hij maakte in 1977 al een opzet voor een compositie met strijkers, die in 1983 haar voltooiing vond als Shaker Loops.
Het idee om de veel uitgebreider mogelijkheden van het symfonieorkest te benutten, kreeg volop de ruimte toen de Nederlandse chef-dirigent van het San Francisco Orchestra, Edo de Waart, hem uitnodigde adviseur te worden voor nieuwe muziek en hem tevens een opdracht bezorgde. Dat werd Harmonium voor groot orkest en koor. In dit omvangrijke werk (eerste deel bijna 11 minuten, tweede deel 22 minuten) gebruikte hij voor het eerst tekst, onder anderen van de zeventiende-eeuwse Engelse dichter John Donne, van wie ook poëzie verwerkt is in Doctor Atomic.
Het is juist de combinatie met teksten die aan de componeerstijl van Adams zin en betekenis geeft. Want hoe indrukwekkend de klankgolven ook zijn in het pianowerk Phrygian Gates, toch blijf je als luisteraar onbevredigd doordat een dramatisch-inhoudelijke structuur ontbreekt. Adams maakt hier voortdurend grootse, retorische gebaren, maar je krijgt niets in handen. In het kloeke orkestwerk Harmonielehre uit 1985 (ook besteld door het San Francisco Orkest en bij de wereldpremière gedirigeerd door Edo de Waart) wist hij evenwel zijn muzikale gedachten in een bindende constructie te ordenen.
JOHN ADAMS EN OPERA
Het was eigenlijk niet meer dan logisch dat Adams naar een opera zou overstappen gezien zijn gevoeligheid voor zanglijnen in zijn koorwerk, het vermogen om in grote eenheden te denken en de groeiende beeldende kracht in zijn muziek.
Adams slaagde er in om de uitgangspunten van het minimalisme zodanig te combineren met de kleurmogelijkheden van het orkest en met de invloeden van zowel de jazz als de popmuziek dat hij zijn eigen maximalisme ontwikkelde. Daarom sloeg Nixon in China (ook door Edo de Waart ten doop gehouden) aan bij een breed publiek.
Opvallend is het grote aandeel van het koor in zijn opera’s. Adams en zijn librettisten sluiten er mee aan bij de stijl van de romantische opera, vooral die van de Franse grand opéra, een indruk die versterkt wordt door de ruime toevoeging van dansers in de regie van Peter Sellars. Hij onderhoudt met de componist al ruim dertig jaar een stevige artistieke band.
In de opera's Nixon in China, The Death of Klinghoffer en Doctor Atomic wordt dramatisch hart gevormd door een echtpaar. Richard en Pat Nixon zijn van begin tot eind zelfs onafscheidelijk. Leon Klinghoffer en diens vrouw Marilyn komen weliswaar pas in het tweede bedrijf apart in beeld tijdens afzonderlijke scènes, maar hun aanwezigheid als Joodse passagiers staat als een boog over het drama. In het geval van Doctor Atomic belichamen Robert Oppenheimer en zijn vrouw Kitty tegengestelde gedachten en emoties. Hun rollen zijn muzikaal het meest uitgesproken; de mezzosopraanpartij voor Kitty kent zelfs coloraturen.
In Doctor Atomic heeft John Adams dan ook de verste stappen gezet. Qua muziektaal is hij in het grenzenloze terrein van het expressionisme beland. Hij mengt virtuoos elektronica met orkestklanken, bouwt spannende polyfone passages op, weeft kleuren van contrasterende instrumenten door de vocale partijen, en laat blijken dat hij de operacultuur van Puccini tot Sjostakovitsj in zich heeft opgezogen. De conclusie kan luiden dat John Adams in de afgelopen decennia tijd de Amerikaanse muziek een spraakmakend aanzien heeft gegeven. Niet voor niets mocht hij dan ook in 2019 de prestigieuze Erasmusprijs in Amsterdam in ontvangst nemen.
Dit artikel is een aangepaste versie van een oorspronkelijke bijdrage aan ons magazine Odeon uit 2007. Sinds het schrijven van dit artikel was ook John Adams' vierde grote opera, Girls of the Golden West, bij De Nationale Opera te zien.